De moord van Tattoo Lonnie, Hoofdstuk VII: black-out
Kievit had ze rond middernacht buiten laten staan, onder het mom dat ie al lang aan het slapen was. Zelfs de Raaf had hem niet kunnen overtuigen open te doen. Dus zat er niets anders op, dan te wachten tot de volgende ochtend.
Rond zeven uur zaten Rinus en Hollestelle vervroegd en gedoucht aan een bekertje koffie op het bureau. Ze hadden kort doch uitstekend geslapen en waren beiden met adrenaline opgestaan. Vandaag zou wel eens de dag kunnen zijn, dat ze Lonnie en Molly eindelijk te pakken konden krijgen. Dat zorgde voor een speciaal soort ingehouden alertheid. Ze hadden met de Raaf afgesproken om rond half acht voor het rolluik van Kievit te gaan staan, dat hen voldoende tijd gaf voor een paar heerlijke bekertjes koffie uit de automaat. Toen Rinus een tweede ronde verzorgde, ging de telefoon.
“Hè telefoon?”, zei Hollestelle, verbaasd over het tijdstip en nam de hoorn op.
“Politiebureau Serooskerke, met Hollestelle spreekt U, hoofdcommissaris ter plaatse.”
“Goedemorgen commissaris. Met Jan de Jongh van casting bureau de Hoofdrol. Ik ben bij dat ik U aan de lijn krijg. U raadt nooit wie hier vanochtend vroeg voor de deur lag.”
“Nee! Molly?”
“Ja! Ze zag er nog meer toegetakeld uit dan anders. Haar hele hoofd ook … Alleen het gebied rondom haar mond en kin is nog gaaf, de rest zit onder het inkt. Ze zei dat ze als Calimero er helemaal klaar voor was en had vrijwel de gehele nacht hier voor de deur gelegen. Ze wilde de eerste zijn van de filmcrew, zei ze.”
“De filmcrew?”
“Ja. Ze was heel goed aanspreekbaar. Maar niets dat ik zei, kon haar doen overtuigen dat onze hoofdrol al vergeven was.”
“Heeft U dat dan ook zo aan haar gezegd?”
“Ja, uiteindelijk moest ik wel. En toen zei ze dat Calimero wel voor hetere vuren had gestaan en hoe laat we zouden starten. Het bovenste deel van haar hoofd commissaris …. dat, dat is een één op één kopie van Calimero. Die van die tekenfilmpjes uit de jaren, wat zal het geweest zijn, zeventig?”
“Ik herinner me dat irritante ding nog goed. Ze liep met een eierschaal op haar hoofd, zegt U?”
“Ja, heel kundig getatoeëerd in een heel fel soort van wit. Het leek van een afstandje tenminste net echt.”
“En is ze nu nog steeds bij U?”
“Helaas niet. Ik heb haar naar binnen gevraagd en speelde haar spelletje mee. Ik zei, dat we binnen op de crew zouden wachten en was daar van plan U onmiddellijk in te lichten. Maar dat liep heel anders.”
Hollestelle zette de Jongh nu op speaker, daar Rinus al een tijdje met vragende blik stond te kijken. Voorzichtig had ie uiteindelijk het bekertje koffie tegen de arm van zijn Chef geduwd, die helemaal in het gesprek zat.
“Sorrie Rinus, het is de Jongh van het casting bureau. Maar luister mee, hij ging net vertellen wat er is gebeurd. Ga verder meneer de Jongh.”
“Ik heb haar laten plaatsnemen in de wachtkamer die, zoals U weet, uitkijkt op de straat. Zelf hield ik haar vanuit mijn kantoor in de gaten, terwijl ik naar Uw telefoonnummer zocht. Net toen ik Uw nummer wilde intoetsen, sprong Molly op en begon heel hard tegen het raam te bonzen naar wat mij in eerste instantie een willekeurige voorbijganger leek. Deze keek dan ook naar Molly met een blik van ‘laat me met rust’. Maar toen ze hard begon te gillen, veranderde zijn houding zichtbaar. Molly gilde naar mij, dat ze de rol niet meer wilde en rende de deur uit? Ik ben haar nog achterna gerend, maar ik heb haar niet meer kunnen achterhalen. Op straat heb ik ze samen met die voorbijganger in een taxi zien stappen en toen ben ik naar binnen gerend om U te bellen.”
“Wat gek?”, zei Rinus een slokje koffie nemende, “waarom zou ze die rol laten voor een willekeurige voorbijganger?”
“Volgens mij kende ze hem en hij, toen ze zijn naam begon te gillen, haar ook.”
“Wat gilde ze dan?”
“Ik heb het niet goed kunnen horen door het glas. Maar volgens mij gilde ze Armand.”
“Armand?”
“Ja, tenminste daar klonk het naar.”
“Hoe zag die Armand eruit de Jongh?”
“Gemiddeld. Mediterraan type, sluik zwart haar en oh ja, hij had een doorzichtig t-shirtje aan. Waardoor ik duidelijk zijn tatoeage kon zien, ik herkende daar de vlag van Albanië in.”
“Artan!”, brieste Hollestelle nu bijna vuur en ook Rinus gilde heel hard; “Artan!”
“Ja!”, zei de Jongh, in verdere herkenning, “dat is het, Artan.”
“Als je verder nog iets van haar verneemt, bel ons direct wil je? Dag of nacht.”
“Dat zal ik zeker doen. Een prettige dag verder.”
“Ja, jij ook en dank je”, waarna Hollestelle de verbinding verbrak.
“Artan Rinus. Dit verzin je toch niet?”
“Nee Chef, heeft ie die explosie toch overleefd? Maar hoe dan?”
“Hoor ik jullie daar over die criminele Albanees praten?”, kwam de Raaf het bureau binnen. “Ik heb wel 10 minuten bij Kievit staan wachten en nou hoor ik dat jullie over Artan aan het babbelen zijn?”
“Pardon de Raaf”, zei Rinus en drukte op de koffieautomaat en gaf hem een vers bekertje koffie. “Goedenmorgen trouwens”, en de Raaf werd op de hoogte gesteld van de laatste ontwikkelingen.
“Maar hoe heeft die vent zo’n gigantsche explosie weten te overleven?”, vroeg Hollestelle zich af.
“Luchtdruk”, zei de Raaf vanachter zijn bekertje. “Soms is een explosie zo krachtig, dat ie alles in zijn nabijheid heel ver wegblaast vooraleer tot een daadwerkelijk destructieve knal te komen. Zo staan er in Hiroshima nog steeds bomen overend, die op de plaats van impact stonden. En toen die trekker ontplofte, was het toch zeker qua paddenstoel een vergelijkbare explosie.”
“Dus jij denkt dat Artan het er levend vanaf heeft kunnen brengen?”
“Dat lijkt mij heel goed mogelijk”, sprak de Raaf en Rinus zei; “allemachtig Chef.”
“Ik zie wel een kleine positieve kant aan deze ontwikkeling. Molly heeft in ieder geval meer tijd gekregen. Zolang ze met die Artan is en niet met Lonnie, is ze in ieder geval even relatief veilig.
“Dat is waar Chef”, zei Rinus en toen ging alweer de telefoon. Verbaasd over zoveel bellers, was het deze keer Rinus die opnam en het meteen op speaker zette.
“Spreek ik met de politie?”
“Daar spreekt U mee, Rinus hier, Adjudant van de hoofdcommissaris zelf van Serooskerke en omgeving. Wat kan ik voor U doen meneer.”
“Ja eh, je spreekt met Leo Rinus.”
Rinus keek naar de Raaf en de Raaf keek naar Rinus. Hollestelle keek naar hen beiden en vroeg; “wie is Leo?”
“Leo is uitsmijter bij Club Barberella Chef. Ik heb daar gisteren iets van een kleine aanvaring mee gehad.”
“Een kleine zeg je? Het doet nog pijn, maar gelukkig alleen als ik adem. Maar daar bel ik niet voor. Ik bel om een moord te melden.”
“Een moord?”
“Ja, ze hebben haar vamochtend gevonden, op de wc.”
“Wie hebben ze gevonden?”
“Lola, onze lieve Lola.”
“Nee toch!”, begon de Raaf emotioneel te trillen, “ze heette dus toch Lola!”
“Of Marie, of Linda of Anita. Maar voor ons heette ze Lola. En nou is ze dood met op haar borsten een enorme roos getatoeëerd.”
“Blijf waar je bent Leo en laat niemand het plaats delict vervuilen. We komen er subiet aan!”
“De Raaf, ik weet dat je even van je stuk bent, maar zou jij the Raven …?”
“Ja, natuurlijk. Hij staat toevallig hier voor het bureau. Wilde hem vandaag even door de wasstraat halen.”
“Dat zal even moeten wachten dan. Laten we gaan”, sprak Hollestelle en even later reden ze de Zeedijk op richting de rotonde.
“Ei louvve joe”, sprak Artan zachtjes en Molly vroeg weer helemaal verliefd; “you like my egg?”
“I louvve your egg”, zei Artan en kuste haar passioneel. De taxi had hen gebracht naar een gekraakte woning, waar Artan nu al een tijdje woonde. De explosie had hem verdoofd tegen de torenspits aan gegooid en toen hij bijkwam; zag hij iedereen in paniek naar de enorme krater verderop rennen. Eigenlijk meteen begreep hij dat dit zijn kans was om voorgoed uit dat leven te verdwijnen. Iedereen dacht dat hij dood was en dat gaf hem veel rust. Natuurlijk deed het hem heel veel pijn Molly achter te laten. Maar de volledige anonimiteit lonkte slechts heel even in een mensenleven en soms helemaal nooit. Dus die kans moest hij meteen nemen. Wel is hij al die jaren aan Molly blijven denken. En toen hoorde hij haar stem. Ze zag er niet uit. Maar deze liefde ging niet om uiterlijk. Deze ging verder, zo hield hij zichzelf voor en hij begon haar nog harder te zoenen. Want wat had hij haar lichaam gemist. En Artan hield sowieso wel van een mooie tattoo, zelfs als die van top tot teen uitstrekte en hij dacht hitsig; “only more for Artan”, maar toen gebeurde er toch niks?
Wie net zo hitsig was, was Lonnie. Zeer opgewonden was hij geworden van die moord van een tattoo op Lola. In de bus terug naar huis begon hij al stiekem te friemelen. Toen hij uitstapte kleefde het danig daar, dus de jeuk was na de eerste halte weer als sneeuw voor de zon verdwenen. Op het tuinpad dacht hij al aan een nieuw ontwerp en hij verheugde zich heel erg om deze gestalte te gaan geven. Voor nu dacht hij even niet meer aan Molly. De ongekende rush, die hij had mogen voelen, had zijn gedachte aan haar verdrongen. Zoveel canvassen dus zoveel te doen, stak hij haastig de sleutel in het slot.
“Morgen de Raaf”, zei Leo in de deuropening.
“Morgen Leo”, knikte Rinus en zei; “dit is hoofdcommissaris Hollestelle.”
Voor de hoofdcommissaris had Leo wel zichtbaar respect en hij ging de heren voor.
“Daar”, wees hij naar de openstaande wc-deur, “daar ligt … zit ze. Als U het niet erg vindt, wacht ik hier wel.”
Hollestelle haalde zijn schouders op en even later moest hij toch even naar adem happen. Want daar zat Lola niet en toch wel op haar gemak. Wel, omdat het nogal riekte en Hollestelle maande Rinus om onmiddellijk door te spoelen.
“Ik zet hier even een raam open”, zei de Raaf, die het niet op kon brengen om een blik op Lola te werpen. Toen de stortbak weer gevuld was, was het beter te doen. Hollestelle pakte de Raaf bij zijn schouder en draaide hem naar hem toe.
“Ik heb begrepen de Raaf; dat Lola veel voor je heeft betekend. Mijn welgemeende condoleances en heel veel sterkte kerel. Maar jij weet als geen ander, hoe belangrijk de eerste uren zijn op een plaats delict en ik heb je nu echt nodig de Raaf.”
“Ja de Raaf”, sprak Rinus ernstig, “ook gecondoleerd namens mij. Maar Chef heeft gelijk.”
“Natuurlijk weet ik dat Kamiel gelijk heeft”, en dapper stapte de Raaf het toilet binnen.
“Och meisje toch”, hoorden ze hem zeggen. “Wat heeft ie met je gedaan?”
Want zoveel hadden ze bij de eerste blik al door. Dit kon niemand anders dan Lonnie gedaan hebben. Ze konden het nog niet hard maken. Maar al die opties, die ze normaal open hielden, zagen er nu wel heel gesloten uit.
Na een paar minuten kwam de Raaf zichtbaar ontdaan uit het toilet en zei; “ze kunnen haar nu wel weghalen. Ik weet genoeg, kijk hier,” en in zijn ontvouwde zakdoek telden ze twee knopspelden, eentje met oog en een veiligheidsspeld.
“Hier heeft ie haar de fatale prik mee gegeven”, wees de Raaf op de veiligheidsspeld. “Ik heb het uit haar linker boezemkamer gehaald, ze had geen schijn van kans hier op het toilet.”
“Goed werk de Raaf, zeer goed, knap van je “, zei Rinus, die zijn zakdoek overnam. Met de zakdoek in zijn vestzak liep Rinus naar buiten en zei tegen de reeds gebelde ondernemer; dat ze Lola nu van het toilet konden gaan halen. Gelijk Rinus voelde ook Hollestelle zich in dergelijke etablissementen in het geheel niet thuis en ook de Raaf had er wel genoeg van gekregen, dus reden ze stilzwijgend weer terug naar Serooskerke. Op het erf van de Raaf gaf Hollestelle opdracht aan Rinus om de spelden naar het NFI op te sturen. Dan zouden ze in de keuken van de Raaf op hem wachten, vooraleer ze bij Kievit zouden gaan aankloppen.
“Oh Artan”, kreunde Molly, toen hij voor de zoveelste keer op haar dook.
“Talk to me like you did”, hijgde hij. Want die eerste keer na zo’n lange tijd had hij best even veel moeite gehad. Of het door die enorme explosie was gekomen? Hij was gewoon compleet vergeten hoe haar te nemen. Van alles en nog wat had Molly al geprobeerd om zijn geheugen te triggeren. Want ze wilde hem zo graag, dat het bijna pijn deed. Wulps had ze met zeer kort rokje de vloer zitten boenen tot bloedens aan toe. En zelfs had ze een aan niets onttrokken vogelnestje hangend aan de plafonniere voor hem gemaakt. Maar zelfs kijkend naar dat vogelnestje, dat een echt ongecensureerd vogelnestje was, gaf hij geen sjoege.
Toen zei ze; “kom hier dan!”, en had hem tot een vluggertje gedwongen op het gescheurde linoleum op de vloer. En dat lukte pas echt, toen ze met haar Calimero-stemmetje vieze dingen in zijn oor begon te fluisteren. Haar harde hand, doch vooral haar stemmetje, deed het lang vergeten gevoel in hem weer ontwaken en spontaan deed hij helemaal op eigen kracht er snel nog een tweede vluggertje achteraan. Toen nam hij eens echt goed de tijd en Molly kreunde van genot. Zo genoot ze van Artan, dat ze Lonnie en zelfs Toedeledokie compleet vergat en ze kierde; “jij bent groot en ik ben klein en dat is zo heerlijk! Zo heerlijk, zo …”
Het was zo heerlijk voor Molly, dat ze even out ging van puur genot.
Rinus kwam het keukentje van de Raaf binnen en knikte dat hij de spelden op de post had gedaan.
“Dan gaan we nu naar Kievit”, stond Hollestelle op. Even later stonden ze op het rolluik van de fietsenzaak te bonzen.
“Ik ben er niet!”
“Ik word hier toch zo …”, begon Hollestelle rood aan te lopen.
“Rustig Chef, denk aan Uw bloeddruk. Kievit! Doe onmiddellijk open in naam der wet”, gilde Rinus vervolgens.
“Die ken ik niet. Ga weg!”
“Buurman toe nou”, poogde ook de Raaf. Maar het rolluik ging niet omhoog.
“We komen voor de trek en Trees Kievit! Doe open! Want anders ram ik dat hele verdomde luik van de pui!”, liet Hollestelle zich gaan. Hij kon niet anders. Kievit had de sleutel tot het verblijf van Lonnie. En nu Molly voor even uit de picture was, wilde hij geen seconde meer verliezen. Wat als ook Lonnie er vandoor zou gaan? Nee, dat wilde hij niet op zijn geweten hebben en hij trok zijn dienstpistool.
“Chef nee!”, schrok Rinus.
“Allemachtig Kievit! Ik zou maar opendoen, de commissaris staat hier met getrokken pistool!”
Het rolluik ratelde tergend langzaam omhoog en stokte ter hoogte van die vieze voeten van Kievit.
“U gaat me toch niet schieten commissaris?”, hoorden ze Kievit angstig vragen.
“Als je nou niet gauw openmaakt, schiet ik alles aan gort!”, raakte de commissaris nu wel even buiten zinnen. Maar kalmeerde snel, toen de stofjas van Rinus weer vol in beeld kwam.
“Eindelijk Kievit, dat werd wel tijd”, stak de commissaris zijn dienstpistool weer onder zijn oksel en liep langs hem heen naar de werkbank.
Daar hing in verdubbelde lengte het binnenwerk van de vibrator. Dikke koperdraden verbonden de vele elektromotortjes met elkaar en ook lagen er vier royaal gerolde Javaanse Jongens op de werkbank. Het rubberen omhulsel echter hing nog steeds aan het lijntje erboven en Kievit zei, dat ie ‘m nog wel even moest testen.
“Testen? En hoe lang gaat dat duren dan?”
“Als alles goed gaat, niet langer dan een paar minuten, Ik wilde net het jasje weer om gaan doen”, en de mannen stonden geïnteresseerd om Kievit heen, die uitleg gaf wat hij gedaan had.
“Ik heb de dunne getwijnde koperdraadjes vervangen door massief koperdraad. Daardoor is de vibrator met vrijwel twee keer de originele lengte in lengte toegenomen. Hier, aan het uiteinde, heb ik een driepolige krachtstroomstekker gesoldeerd en die heb ik met een schakelaar in de gang met het lichtnet in de meterkast verbonden. Nu is het nog onzeker, of de stroom toereikend zal zijn. En of er geen sluiting ontstaat uiteraard.”
“Dus jij gaat mij vertellen”, keek de Raaf in ongeloof naar de draden, “dat jij 400 Volt door een apparaat gaat jagen, dat voor nog geen 6 volt is gemaakt?”
“Inderdaad, deze uitvoering is trouwens die van 4,5 Volt. Kijk maar, drie batterijtjes heb ik hier uitgehaald”, en hij wees naar het uiteinde van de vibrator; waar een driepolig dikke hoogspanningskabel uit tevoorschijn kwam met een diameter waar menig vibrator jaloers op zou zijn.
“Maar eerst moet ik nog het jasje er weer overheen trekken”, en hij pakte het rubberen omhulsel van de lijn en begon voorzichtig deze weer terug om de vibrator te rollen. Op driekwart echter, moest Kievit heel hard gaan trekken en het rubber spande aan en rekte zover uit, dat de mannen zich af begonnen te vragen; of dat wel goed ging.
“Zoals gezegd”, hijgde Kievit nu, “lukt dit alleen met een gebruikt exemplaar. Zeg Rinus, kan jij nou de tang even op zijn plaats houden?”
Rinus nam de tang over en het rubber sloot bijna naadloos weer aan, daar waar Kievit gisteren de incisie had gelegd.
“Maar je bent er nog niet”, merkte de Raaf daarom dus ook op. “Volgens mij sluit het nog niet helemaal aan.”
“Dat klopt de Raaf en daarom ga ik nu hechten”, zei Kievit en pakte een compleet steriele hechtset uit de metalen kast naast de werkbank. Secuur begon hij hechtingen te zetten Eerst vier solitaire en daarna een volledig doorlopende, die hij zelfs nog een tweede keer tegen de eerste hechtrichting in liet lopen. Daarna begon hij voorzichtig aan beide uiteinden te trekken en heel langzaam maar zeker zagen ze voor hun ogen de naad sluiten tot een naadloos geheel, waarna Kievit er een platte knoop in legde.
“Nu heel voorzichtig Rinus, mag je de waterpomptang openen. Ook al deed Rinus het zo voorzichtig mogelijk, toch schrokken ze van het geluid dat het rubber maakte; toen het van de grip van de tang verlost werd.
“Gelukkig”, zuchtte Kievit merkbaar opgelucht, “de hechtingen houden het. Maar we zijn er nog niet. Mag ik jullie allen verzoeken in de gang plaats te gaan nemen? We willen geen gewonden hier.”
“Dit gaat niet goed hoor”, zei de Raaf. En ook Rinus en Hollestelle hadden ernstige twijfels. Helemaal toen ze in de gang op de grond voor de meterkast een oude dynamietdetonator zagen staan.
“Zeg Kievit? Weet je het wel zeker?”, vroeg Hollestelle.
“Nee, daarom moet ik ‘m eerst testen natuurlijk. Nu toe; gaan jullie eens aan de kant”, en de mannen dromden verder de gang in. Kievit ging op zijn knieën zitten en spuugde even in beide handpalmen en greep toen de houten hendel stevig vast.
“Wie telt er af?”
“Ik tel wel Kievit”, zei Rinus.
“Ik zeg dan wel in Godsnaam”, lachte de Raaf zenuwachtig.
“Okay, ik ben klaar.”
“Chef?”, vroeg Rinus om toestemming, waarop Hollestelle hem een bevestigend knikje gaf.
“Drie. Twee. Eén!”
“In Godsnaam”, fluisterde de Raaf, op het moment dat Kievit met zijn volle gewicht de hendel naar beneden duwde.
Een onheilspellende gezoem kwam vanuit de meterkast en steeds harder begon die zoem zich door die driepolige draad voort te bewegen. Het zoemen werd zo luid, dat de mannen hun oren moesten gaan dichthouden met hun handen, dat even hielp.
Kievit gilde hard; “de vibrator is nu spanning aan het opbouwen!”
Snel voelden ze de zoem zelfs fysiek en de dikke hoogspanningskabel begon te gloeien. Het gezoem werd onavolgbaar gevolgd door een abrupte en absolute stilte?
Hollestelle haalde zijn handen van zijn oren en vroeg wat er was gebeurd. Kievit antwoordde hem niet, maar rende de werkplaats weer in. En daar stond hij sip te kijken naar een behoorlijk rokende vibrator.
“Niet genoeg spanning”, zei Kievit en begon de vibrator nader te inspecteren.
“Gelukkig lijkt alles nog in tact.”
Buiten op het Kerkplein merkte Rinus enige opgewonden dorpsbewoners op en hij liep naar buiten.
“Wat nu Kievit?”
“Ik hang er gewoon nog een paar accu’s aan, zo gepiept”, en de mannen hielpen Kievit met het in serie zetten van een stel loodzware batterijen.
“Chef”, sprak Rinus bij terugkomst, “niemand heeft stroom. Het hele dorp ligt plat.”
“Potverdulleme, helemaal niks meer?”
“Rinus heeft gelijk”, sprak de Raaf en wees op zijn mobiel; “geen ontvangst, geen streepje, niks.”
“Oh jee”, zei Kievit, toen hij bezig was met het aansluiten van de accu’s. Dan is de kans levensgroot dat het hele eiland plat ligt.”
“Het hele eiland?”
“Een volledige blackout? Ik kan me geeneens meer heugen, wanneer we dat voor het laatst nog hebben meegemaakt.”
“Maar natuurlijk, jullie denken toch niet dat een trek en Trees zomaar even kan gaan werken? Het heeft echt veel spanning nodig hoor.”
“En nu?”
“Nu wachten we, totdat de energiebeheerder het door krijgt en ze het eiland weer aansluiten.”
“En dan knal jij ons weer van het net?”
“Nee, ik heb nu toch die accu’s eraan staan?”, zei Kievit, best wel een beetje nijdig over zo’n domme opmerking.
“Hoe lang denk je, eer ze ons weer aangesloten hebben?”
“Dat gaat over meerdere stations, die ieder afzonderlijk worden aangesloten; om een mogelijke sluiting te lokaliseren. Als dat goed gaat, worden ze weer één voor één met elkaar verbonden. Totdat uiteindelijk de stroomkring weer hersteld is. Ik denk een uur of drie tot vier.”
“Oh, en wat moeten wij dan in de tussentijd doen?”
“Ik stel voor”, zei Kievit lopend naar de keuken, waar hij een zakje uit een kastje pakte. “Ik stel voor, dat we nu gewoon even met z’n allen een dropje gaan eten.”
En Kievit zette de zak geopend op de keukentafel neer.