Coalitie Interruptus III, het einde. PEGI 18+
Oh jee, hij voelde zich dieper en dieper omhoog gaan en juist dat kon ie niet bevatten want z’n verstand zei dat ie viel. Na een geestelijke worsteling die best lang duurde zag hij een lichtpuntje dat steeds feller begon te branden. Uiteindelijk voelde hij zich licht in het hoofd worden en alsof er iets van hem afviel bevond hij zich plotsklaps voor een smeedijzeren poort die piepend en krakend moeilijk, door een mager scharminkel in versleten mantel die veel te groot was, werd open gedaan.
“Hé, hallo; ik ben Mark, wie ben jij en wat doe ik hier.. trouwens, waar ben ik überhaupt?”, stootte hij er vertwijfeld uit.
“Ik ben Petrus Mark, Hein voor intimi.”
“…. je bedoelt…..”
“U!”, sprak het iele figuur met verrassend lage stem. “Hier spreken we elkander nog gewoon aan met U! Premier of niet!”
“Pardon, U, bedoelt dat ik…. dood ben?”
“Heb je wel ooit geleefd?”
Daar had Marcos nu niet direct 1,2,3 een pasklaar antwoord op en hij verviel in zijn routineus aangeleerde taaltje.
“Leven is iets wat zonder zorgen kan en die heb ik nooit gekend man. Tja, daar zouden we nog wel uren over kunnen bomen maar ik heb haast hoor, heb een klusje zie je”
“Volgens mij ‘hebbie‘ alle tijd hoor.”
“Dat ziet U wellicht anders dan ik, ik ben namelijk de eerste man van de lage landen ziet U. Ik draag de leiding over wel meer dan zeven provinciën dus toe, stuur me weer terug…. alsje…als het U belieft?”
“Daar ga ik niet over Marcos, dat is aan Hem, nou; kom maar binnen want als je nog langer buiten blijft staan wordt je zo’n ontevreden klant die uit frustratie maar blijft kloppen en dat wil je toch ook niet?”
“Dat ligt er maar net an hoor, als ze open doen ben ik de beroerdste niet, hahaha.”
“Dat is ‘m nou, ze zullen noooooooooit meer voor je open doen…, grapjas.”
De woorden vielen rauw op z’n dak en de realisatie van zijn eindigheid was te veel maar hij werd met harde hand binnen geduwd met de woorden: “je hebt nu een eeuwigheid om je bestaan te accepteren zoals je voor zovele anderen ook al hebt gedaan. Voort, de berg op.”
Marcos volgde, een beetje buiten zichzelf en dus meer dan alleen, het kronkelende lange pad richting een grote berg waar de lucht blauwer dan blauw oogde in het grootlicht van een enorm kruis. Maar optimistisch zoals altijd, dacht de premier opeens toch goed bezig te zijn geweest.
‘Volgens mij loop ik nou in de hemel potdomme, in het paradijs!’, en sprak met hervonden optimisme: “verdorie, het bestaat!”
“Dat is nog niet besloten Marcos”, klonk Petrus nu weer luid naast hem en hij keek om zich heen maar zag slechts een verroeste oude zeis langs de kant van het pad liggen.
“Hoe bedoel je…… bedoelt U?”
“Zoals ik het zeg, iedereen komt hierlangs, iedereen. Het is aan Hem of je verblijfsvergunning krijgt.”
“Hoezo? Ben ik een twijfelgeval?”, vroeg Marcos zich hardop af.
“Iedere asielzoeker is een twijfelgeval en jij bent geen uitzondering.”
“Hoezo? Hallootjes zeg; ik ben de premier!”, maar de rest van het pad werd er niet meer gereageerd op zijn gemopper. En toen hij aan de klim begon voelde hij zich oh zo klein en blijvend alleen. Instinctief begon hij met het achterstevoren abseilen dat alleen surrealistisch kan. Met behulp van klimgerei die hij aan de voet had gevonden, begon hij aan de zware tocht naar boven. Na een duizelingwekkende klim, kwam hij in een ijlere luchtlaag en zag hij irritant kleine sjerpa’s die hem verdere punten van houvast gemeen ontnamen. Iedere keer wanneer hij houvast vond op een richel kwam er zo’n sjerpa aan die hard op z’n vingers begon te trappen. De laatste extreme inspanning leverde hem een val op die maar duurde en duurde. De ijlheid nam snel af en gelijktijdig met zijn bewustwording nam de warmte toe. Het blauw veranderde razendsnel in een gelig rood en hij kwam keihard neer. Even later kwam hij weer bij door een hard gelach dat ook gelag bleek.
“Kijk ‘m daar nou liggen, ja; kijk maar eens goed om je heen. Welkom in mijn Unie!”
“Alexander?”, keek de premier verbaasd angstig op. “Et tu?”, terwijl hij die kleine hoorntjes op het voorhoofd van de zesenzestigste democraat probeerde te plaatsen.
“Jaja, ik heb vele namen. Adolf, Pot, Atilla en wat al niet meer zeg. Maar ik geef toe dat die Grote wel wat had. Maar laat ik me voorstellen, Lucifer”, en een sissende bokkenpoot werd uitgestoken ter kennismaking. Dat ging trouwens ook moeilijk anders want zijn handen had ie meer dan vol aan begeerlijk vrouwelijk schoon en abnormaal grote glazen bier.
“Auw! Dat doet pijn man!”
Hahaha, ja, eeuwigdurende pijn. Ga er maar vast aan wennen. Sammie, keten hem en stuur hem de mijne in! Voor eeuwig!”
“Sammie, hellup me man”, maar Sammie keek niet op of om en gelijk een kale zombie met twee kleine schedeluitstulpingen ging hij stoïcijns met schakels in de weer. Marcos voelde de zware ketenen om zijn enkels branden en begon spontaan te bidden en sloot devoot zijn ogen en handen.
“Zo, dus je gelooft wel?”, klonk een zware stem die in een meer dan helder blauw klonk.
Marcos keek naar zijn verschroeide enkels die nog behoorlijk na schroeiden, maar tijd voor zijn wonden had ie niet want verbaasd keek hij omhoog. Daar, op een enorme stoel zat niemand anders dan God.
“Oh Heer, vergeef mij mijn zonden maar onthoudt mij niet mijn dagelijks brood. Ik zal U voor eeuwig dienen, maar als het U belieft laat mij hier blijven.”
En onwennig sloeg de premier zaliger iets van een raar kruisje en zag direct een opening voor drie op een rij. Boter kaas en eieren! Het zou hem aan niets ontbreken als ie maar kon doordringen tot de Heer en dat probeerde hij met drukke gebaren te verzoeken. ‘Kijk dan, drie op een rij man.’
“Zo”, negeerde de Schepper het kinderlijk onvolwassen spelletje, “en ‘wie’ wil hier dan blijven?”
“Marcos Ruttos oh Heer, Uw dienaar en afgezant voor de lage landen natuurlijk.”
“Papieren?”
Marcos tastte in zijn zakken maar hij haalde er slechts verfrommelde en verkleefde snoepwikkels uit en zag nu pas dat ie in zijn pyjama naar boven was gegaan.
“Eh… die liggen nog beneden, mag ik ze even halen?”, informeerde Marcos politiek hoopvol.
“Dat geloof ik dan weer niet dus op naar Ter Stapel met je!”, en hardhandig werd Marcos door veiligheidsengelen in de bus gestopt, die pas bij een enorm omheinde ruimte met schier oneindige barakken stopte. Hij meldde zich bij de receptie waar hij zijn personalia en maatschappelijke loopbaan op een formulier moest zetten. Trots leverde hij zijn papieren cv-tje in, doch zag deze teleurstellend op een abnormaal hoge stapel met andere papieren eindigen. Daarachter zag hij, tot zijn afschuw, nog meer stapels formulieren uit een meters dikke laag stof steken en dus al eeuwen niet aangeroerd.
“Welkom in Ter Stapel!”, en na deze boodschap werd hem een slaapplaats in een morsige barak toegewezen, die voor hem de komende jaren thuis zou moeten worden. Dit vooruitzicht maakte Marcos recalcitrant en uit de grond van zijn hart uitte hij de bekende kreet die Hem deed verdoemen.
Vrijwel direct na zijn krachtterm, voelde hij zich zwetend staan in een donkere gang met pikhouweel. De zweep voelde onverwacht hard maar de intentie werd hem direct duidelijk en verder zwetend begon hij met pikken, de pijn op zijn rug verbijtend.
“Het is een nachtmerrie, ik word zo wakker”, sprak hij zichzelf moed in. Maar de nacht duurde en duurde totdat hij uiteindelijk finaal murw zijn gruis sloeg en uit pure vermoeidheid op zijn knieën ineen zakte.
“Oh Heer, als het U belieft, hellup! Ik geloof in U!”
Maar deze keer geen plotselinge wending in zijn lot. Dat is; buiten de opzwepende striemen op zijn lichaam, die hem maanden tot verdere arbeid, om.
De nacht eindigde niet en zou nimmer eindigen werd hem na uiteindelijk duidelijk. En voor eeuwig duurde zo wel heel erg lang dus werd Marcos heel erg boos. Wat had ie per slot van rekening nog te verliezen? Hij haalde hard uit naar de richting van de zweep en dat voelde gewoon goed; zo niet heel erg lekker. Hij bleef met zijn pikhouweel wild om zich heen maaien alsof zijn leven ervan afhing. Af en toe sloeg z’n pikhouweel vast in deze of gene, maar met werkelijk alles wat ie in zich had trok hij deze net weer op tijd los eer de zweep hem verder kon schaden en dat fijne gevoel werd steeds intenser. Blind bleef hij uithalen en uithalen en uithalen in een steeds intenser wordende extase.
“Ene….Tweeë ….Drietjes!”, en Goedele knipte met haar duim en wijsvinger de premier uit zijn trance. Marcos keek recht in het gezicht van Goedele. Zijn hooglijk verbaasd en tevens bezorgd kijkende therapeute, zat in sm-outfit voor hem en voelde direct zijn pijn. Goedele had een behoorlijk succespercentage met haar hypno-sessies, maar deze was verkeerd afgelopen. In ieder geval was ze te laat met haar aftellen begonnen, ‘maar allee dat zal de beste wel eens kunnen overkomen.’ Ze had er wel eens over gelezen in de literatuur maar kon nimmer bevroeden dat uitgerekend zij te maken kreeg met zo een casus. “Auw!”, voelde Marcos nu de snerpende pijn, “…verdomme …. wat heb je met me gedaan?”, vroeg hij met een van pijn vertrokken smoelwerk.
“Awel eh… U… ge hebt Uzelf afgetrokken.”
“Maar waarom doet het dan zo’n vreselijk veel pijn?”
“Wat ik U zeg zenne, ge hebt Uwenzelf eraf getrokken. Dit is voor mij ook een nieuwtje hoor dus ge hoeft nie als enige zo verbaasd te kijken hoor. Maar komaan, we moeten toch verder dus ik heb goe nieuws en een beetje minder goe.”
“Potverdomme wat is dan het minder goeie, auw!”, hij herinnerde zichzelf eraan niet meer te bewegen want de pijn, oh de pijn…..
“Het minder goeie is dat er feitelijk helemaal niks mis met U is, ge zijt zoals ge zijt en in de kern moet ge daar blij mee zijn.”
“Vergeef me dat ik je niet om de hals vlieg want ik zou je nek omdraaien!… En toe; verras me, wat kan dan in hemelsnaam het goede zijn?”
“Het goeie is, dat ge een natuurlijke pipiverlenging hebt gekregen. Dankzij mijn fameuze hypnosessie wel te verstaan zenne”, en een beetje gegeneerd maar desondanks bijzonder trots keek Goedele teder omlaag, naar haar zweepje.
“….? Ben je nou helemaal!”
“Kalmeer U zenne, bedenk Uwen nieuwe mogelijkheden, denk na!”
“Ik ben nu niet bepaald helder”, sputterde de premier kinderlijk boos tegen en hij voelde zich steeds meer licht in het hoofd worden. Aan de ledigheid had hij zich al jaren geleden geadapteerd, maar het steeds groter wordende drukverschil begon hem nu wel danig parten te spelen en zijn ogen trokken beangstigend en heel raar steeds verder naar binnen.
“Ik…. ik word blind! Hellup, ik zie niks meer!”
Goedele begreep instinctief dat dit ‘de’ doorbraak was waar ze op gewacht had. Professioneel nam ze de premier bij de hand en vroeg kalm doch doordringend: “waar beleeft ge het meeste plezier aan, en nu hebt ge geen tijd voor liegen zenne, de waarheid nu!”
Geconfronteerd met eeuwige duisternis bekende de premier snel: “heel eerlijk gezegd is mei feinest moment als ik … eh ja, … als ik met m’n vinger… nee, ik kan dit niet!”, en Marcos begon schokkend te snikken.
“Als ge Uwen vinger stiekem in Uwen poepert stopt, dat is toch wat ge me wilt bekennen?”, maakte Goedele zijn intiemste gedachte af.
“Ja, ja dat is het allerfijnste”, bekende Marcos nog stevig nasnikkend, “maar nou kan ik die bedspiegel wel weggooien want die tijden zijn voorbij, oh de ellende; je hebt m’n gevoel weggerukt. Blijft slechts de schrale troost van af en toe aan mijn vinger ruiken na de daad… maar wacht”, sprak de premier voor even weer optimistisch hoopvol, “dat zou genoeg kunnen zijn… maar… nee! Zo kan ik niet leven! Hellup me, oh God hellup me!”
“Luister goe naar wat ik nu ga zeggen zenne, focus U op mijnen stem. Zoals ik U al zei; er is feitelijk niets mis met U.”
Ondanks de steeds verder gaande staat van ledigheid klampte Marcos zich krampachtig vast aan haar stem en luisterde aandachtig verder.
“Het enige dat U mankeerde was, ja hoe zeg ik dit het beste in Uw jargon. Uwen pipi was onder modaal. Nee, Uwen pipi behoorde tot de absolute minima, verstaat ge? Uwen hele leven hebt ge moeten compenseren met Uwen vinger en dat!”, ze haalde even adem om de spanning vast te houden. “Dat, is nu nooit meer nodig, ge kunt nu gewoon Uwzelf naaien om het Hollands plat te zeggen, ge kunt er nu wel bij! Oh eindelijk kunt U erbij!”, sprak Goedele nu vurig en wierp haar handen in de lucht om haar woorden nog meer overredingskracht te geven.
Aanstekelijk enthousiast geworden door deze uiteindelijk toch nog hoopvolle uitkomst, frommelde Marcos wat beneden en inderdaad, wat een sensatie! Zijn ogen popten direct weer juist in hun kassen en blij als een kind sprong ie eruit. ‘Niks geen kassiewijlen, nee!’ Hij keek nu weer monter en nog meer optimistisch dan ie ooit had gedaan, zijn wijde kamer in.
![]() |
klein deel van het slaapkamerbehang van de premier |
“Lekker geslapen jongen?”, vroeg mama Rutte angstig terwijl ze hem zijn thee op bed kwam brengen. Vandaag was de eerste dag dat ze niet direct wakker was geworden van de nachtelijke geluiden van haar zoon en de ketel ging pas op het vuur toen ze hem niet meer hoorde, ze vreesde het ergste toen ze hem wekte.
“Als een roosje ma, als een verdomde stokroos!”
Hij nam zonder te morsen zijn kopje thee aan en zei: “ik hou van je mam!”
Zachtjes en snel trok mama Rutte de slaapkamerdeur toe en pinkte uit het zicht een traantje weg. Ze voelde het aan. Haar kleine jongen was eindelijk volwassen en zou weldra uitvliegen.
En zo zat Marcos even later deze vrijdag voor het weekend gedecideerd voor zich uit te kijken in de Kamer en hij straalde waarlijk uit dat niets en niemand hem meer uit zijn nieuwe evenwicht kon brengen. Neen, deze jongen, man zelfs, was tot in zijn tenen voorbereid op het wekelijkse vragenuurtje. Hij zat hoger dan gewoonlijk en keek met overvol vertrouwen naar Alexander die naar de microfoon liep.
‘Ik lust je rauw’, verheugde Marcos zich van binnen op het aanstaande debat. ‘De peilingen zullen je weldra vernietigen’, dacht hij zelfverzekerd.
Alexander nam het woord en keek uitdagend in de richting van de premier die hautain lacherig deze blik beantwoordde. Maar reeds na de eerste zin klapte er iets met een dof en vochtig klinkend dreuntje van onder de premier weg en hij zakte scherp gehoekt ineen. Hij voelde zich abrupt vacuüm trekken en zich in de nietigheid verdwijnen. Net voordat zijn licht echt uitging dacht hij nog vertwijfeld; ‘maar hoe dan? Hoe weet die vent dat toch?’