
De Boskabouters
Onder het stof van het heden, vond ik deze ochtend op zolder een vergeeld verrassend actueel sprookjesboek van de zekere gebroeders Grimmig met de titel:
Bij het eerste kopje koffie begon ik te lezen.
‘Tjak!…..Tjak!….Tjak!’, klonk het in het voor de rest ochtendstille bos waar de mist nog niet was opgetrokken. Fred van de RechtswinkelKabouter werd wakker van het geschud aan zijn boom en keek wat verstoord door zijn takraampje naar beneden. Helemaal onderaan; bij de wortels, zag hij een driftig hakkend kaboutertje staan.
“Hé, hou daar eens mee op!”, riep zijn Klaas VaakKabouter vanaf de schouder van Fred.
Het kleine houthakkertje keek omhoog en toen herkenden ze hem pas. Het was potverdikkie Jeroen, de Europees gestoelde Schuldhulpkabouter.
“Goedemorgen en tot ziens maar weer”, en Jeroen de SchuldhulpKabouter maakte zich met een snel en kort spurtje uit de voetjes.
Klaas trok Fred weer het bed in en een paar uur later trok de mist op uit het bos en werd de kleine kaboutergemeenschap langzaam wakker.
Al snel vormde zich een behoorlijke rij voor de rechtswinkelboom. En het was onder deze eeuwenoude beuk waar het gevaar van de kleine gemeenschap door het gerecht werd onderkend. Na al vele aanklachten aangenomen te hebben, zag Fred een in het zwart geld gehulde kabouter zijn kleine hekje naderen.
“Mijn naam is AdvocaatKabouter Edelachtbare en ik kom hier uit naam van de duivel.”
“De duivel? Verklaar U nader man.”
“Slip van mijn tong waarvoor excuses. Ik vertegenwoordig de Kabouterstaat en als landsadvocaat wens ik te ageren tegen alle aanklachten die jegens de Kabouteraat lopen en tevens om U te verwittigen dat er hier gebruik gemaakt gaat worden van ons goed zwijgrecht.”
Hierna hulde AdvocaatKabouter zich opzichtig verder in stilzwijgen dat de kleur van zijn eerdere mantel aan ieder zicht onttrok.
Fred besefte dat dit een hele kluif ging worden en nam notitie. Hij verschoof de zaak naar de week erop, opdat partijen zich afdoende konden voorbereiden op het komende proces, dat nu langzamerhand in de kleine media aan het doordringen was.
Veilig boven in zijn boomhutje, schonk hij een glaasje druïdewijn en nipte er vast aan, terwijl hij De KabouterCourant opensloeg. En daar stond Jeroen vrijwel levensgroot voor zijn rechtswinkelboom afgebeeld. Gelijk deze vroege ochtend heel erg druk bezig de wortels van hun rechtssysteem aan het vernietigen. Fred besefte dat hij hier uiterst jurisprudent te werk diende te gaan en verdiepte zich in de pocketuitgaven van het kabouterwetboek dat uit zeven kleine delen bestond. Tegen de tijd van het proces moest hij deze van binnen en buiten uit het hoofd kennen want niemand, nee niemand zou aan zijn wortels komen en er mee wegkomen.
Middenin het bos stond de hoogste boom van al en op de dikste tak was een ronde boomhut in mekaar getimmerd dat algemeen bekend stond als het KabouterTorentje.
Daar zat ondertussen Marcos de BosKabouter intensief tevreden uit te zien over zijn bos. Alles verliep namelijk naar wens en in de verte constateerde hij tot zijn tevredenheid een kunstmatig aangelegde tra schitterend verlicht door een regenboog dat onder zijn bewind steeds groter werd.
Sammie de PadvindKabouter kwam binnengeklommen en met zijn hoge stemmetje groette hij Marcos die in gelijke toonhoogte vriendelijk terug groette. Samen bewonderden ze even, zoals iedere ochtend, de gestaag toenemende kaalslag in de verte en tevreden begonnen ze hun dagelijkse debatje.
“Sammie, wat las ik vanochtend over een rechtszaak tegen Kabouterland?”
“Oh dat, hehehe, zolang we de kaken stijf op elkaar houden hebben ze helemaal geen zaak. Gewoon kwestie van volhouden dus.”
“Volhouden is altijd lastig Sam, kunnen we het ook niet gewoon negeren?”
“Dat zal ook werken, ja; gewoon negeren dus”, en Sammie maakte een aantekening voor de PerschefKabouter en stuurde Jeroen een geruststellend k-appje.
Jeroen hoorde zijn mobieltje fluiten en snelde veegde hij over het schermpje naar het geruststellende k-appje van Sammie. Sowieso had hij zich niet druk gemaakt om de rechtszaak tegen hem. Hij had de beste landsadvocaat ingeschakeld om in ieder geval de vieste boontjes voor hem te gaan doppen en dat voelde al lekker. En als er iets wel was dat Jeroen de SchuldhulpKabouter als de beste kon, dan was het wel zwijgen. Hij had deze diplomatieke kunst zo goed ontwikkeld dat hij het met gemak voor mekaar kreeg; een heel uur aan het woord te zijn zonder wat te zeggen, maar wel weten te boeien. Op die boeifactor was hijzelf nog het meest trots.
Gerustgesteld pakte hij wat paperassen bijeen en liet zich rijden naar de grote kale plek aan de rand van het bos. Daar, aan de stoffig verdroogde rand van het eens groene loofbos, trof hij zijn partner in grim aan. Het was Erik de WieberKabouter, die een klein boekje over allerhande insecten onder zijn armpje geklemd hield.
“Mooi toch?”, groette hij zijn Kabouterbaas beleefd.
Onder de indruk kon Jeroen niets anders doen dan sprakeloos over die immense kale vlakte staren. Aan de overkant zag hij nog net de laatste bomen die nu ineens als een vreemd gebied leken en hij voelde zichzelf veilig in zijn vertrouwde bos die zoveel geld aan het opleveren was dat ie er bijna nog beter van werd.
“Hoe gaan de zaken Erik?”
“De stammen worden nu per spoor direct naar het Europese bos in de verte vervoerd baas en de zaak gaat nu echt in sneltreinvaart hoor. De verwachting durf ik nu wel uit te spreken dat we tegen het einde van het jaar vijftig procent kaal hebben. En daar”, wees Erik naar het einde van de regenboog, “ligt de dagopbrengst van vandaag en morgen belooft vrijwel zeker verdubbeling.”
“Vijftig? Verdubbeling?”, vroeg Jeroen voor de zekerheid in kortzichtig ongeloof.
“Zo om en nabij tenminste. De informatie die we hebben gekregen over de dikste bomen klopt precies en zolang we die weten te vinden, zie ik eigenlijk niets dat ons kan tegenhouden.”
“Dat is een geweldig resultaat Erik, ga zo door … ga zooo doorrrr!”, en Jeroen vertrok na het potje met goud te hebben ingeladen weer in de Noorderzon, die langzaam de eeuwige duisternis aankondigde.
En zo verstreken de dagen richting het proces in steeds grotere potten goud. Maar op donderdag gebeurde er iets verontrustend dat leidde tot een spoeddebat in de Tweede Boomhut van Kabouterland waar de emoties hoog opliepen.
“Orde, orde, orde!”, timmerde de Tweede Boomhutvoorzitster zo hard dat haar rode puntmutsje scheef ging hangen en weldra zou vallen, ware het niet dat de Gee de WildeKabouter de interruptiemicrofoon indrukte om zijn kleine boodschap nog eens te herhalen en die was dermate beangstigend dat de stilte voor de storm aanbrak.
“Ik zeg het al jaren. De kabouters van dit kabouternet wilden het maar niet horen want ze wisten het beter. Door het kappen van onze grenzen hebben we ons blootgesteld aan de rest van het bos dat juist door de hierdoor opgetreden verzanding nog vreemder lijkt dan het ooit heeft gedaan. En nou zitten we met de gebakken peren die zo heet zijn geworden dat we niet meer kunnen gaan zitten want die blaren doen zo’n pijn. En es wie spiek worden er duizenden haringen in de grond geslagen en worden er honderden zo niet duizenden tenten opgezet in de tra door vreemde TuinKabouters op zoek naar potjes goud.
Ons hele logistieke systeem wordt zo geblokkeerd en de economie is stil komen te vallen! En dat”, nu priemde de WildeKabouter zijn wijsvinger naar de leden van het Kabouternet, “hebben jullie op jullie geweten en ik dien bij deze voor de duizendste keer een motie van wantrouwen in die, zoals ik jullie zojuist heb gemeld, al lang achterhaald is!”
“Voorzitter’, sprak Alex PechKabouter nu door zijn microfoontje, “ik zou wel eens willen vernemen hoe de WildeKabouter aan deze informatie gekomen is.”
Gee keek de algemeen bekende Eurofiel diep in de ogen en antwoordde direct.
“Door mijn doppen te gebruiken man, doe ff normaal joh. Iedereen kan toch gewoon ‘zien’ dat jullie er een zooitje van hebben gemaakt dus ik zeg minder TuinKabouters!”
De Boomhut barstte nu bijna uit zijn voegen en integer geveinsde verwijten vlogen over en weer.
“TuinKabouters zijn ook Kabouters!”, gilde Louis AsKabouter boven de meute uit vanaf zijn bankje, “en jij, jij bent helemaal geen Kabouter!” ……
Deze woorden sloegen een diep schisma in de Tweede Boomhut waar je nu een speld kon horen vallen, zelfs in kabouterformaat.
“Wat zei je daar?!”, vroeg Gee de WildeKabouter nu dreigend.
“Ik zei”, schraaptje Louis zijn keeltje, “dat jij helemaal geen Kabouter bent! Man, zelfs je puntmuts is wit!”
De harde woorden waren gezegd en de wond lag open voor al te zien en dat was geen mooi plaatje. Het meest kabouteronterende, naast TuinKabouter, was wel de ontkenning van het Kabouterzijn zelf en erger kon een verwijt in Kabouterland niet worden.
Marcos liep snel naar het kanseltje en nam het woord.
“Kom kom, Louis… natuurlijk is Gee ook een kabouter, hij ziet de zaken anders maar laten we wel Kabouter blijven zeg.”
“Hij mag dan wel een Kabouter zijn maar dan wel een hele rare! Hij is zelf gewoon een ordinaire TuinKabouter!”
Furieus rende de kleine WildeKabouter nu richting de afgescheiden zitplaatsen van het Kabouternet en net toen ie zich wilde afzetten om Louis aan te vliegen, werd hij getackeld door TeefKabouter in opdracht van Ivo de KabouterOpstelten.
Snel werd de heel hard gillende Gee door toegestroomde ambulante kabouters gekalmeerd en werd hij gedwongen plaats te nemen, dat Gee onder luid protest deed maar niet voordat hij zijn motie in had gediend.
De stemming gaf zoals gewoonlijk geen hervorming en de leden vergaderden tot diep in de nacht door hoe die tenten van al die Tuinkabouters verwijderd konden worden, want dat het crisis was, werd als een understatement gezien.
Diep in de nacht kwamen ze met een compromis. De tenten moesten weliswaar weg, maar de TuinKabouters zelf mochten blijven en de begroting werd met veel moeite aangepast dat veel van de Kabouters in het bos zou vergen. Maar het aantrekken van de broekriempjes was het enige kabouterlijke dat ze konden doen, want Kabouterland zou nooit TuinKabouters terug sturen. Dan maar wat meer bos kappen werd besloten en Jeroen rekende zich al rijk en het hele juridische proces was ver op de achtergrond verdrongen.
Op vrijdag echter was het Fred van de RechtswinkelKabouter die de zevende pocket dichtsloeg stil genietend op zijn favoriete zwam. Hij was eruit. Ze zaten gewoon keihard fout met hun zwijgplicht want die ontsteeg in deze het Algemeen Kabouterbelang. De jurisprudentie had hij op orde en uit pure Kabouterliefde belde hij naar de Boskabouter om de stand van zaken te laten doorschemeren.
“Met Marcos, wie is dit en waarom?”
“Grote Boskabouter, U spreekt met Fred van de RechtswinkelKabouter en bel U om U de mogelijkheid te geven af te zien van de komende procesgang en dus Uw bron prijs te geven.”
“Wie denk je wel dat je ben man!”
“Fred, van de RechtswinkelKabouter! En ik doe een beroep op Uw Kabouterliefde. Geef de bron prijs zodat iedere Kabouter zijn gelijk deel van de pot kan krijgen…. na al die jaren van rechtsongelijkheid een schijntje!”
“Ga je kaboutermoeder lastig vallen joh!”
Fred bleef beschaafd en vervolgde: “jullie hebben zelf gezocht want in Kabouterland is het nog altijd zo geregeld dat Kabouterwet, Kabouterwet is en die mag nimmer door de Tweede Boomhut worden voorgeschreven en zeker niet uit eigen belang.”
“Wij doen dit helemaal niet uit eigenbelang man! Hoe anders kennen we al dat zwarte spaargeld wit krijgen gek.”
“Precies ja! Dat is precies wat jullie aan het doen zijn dus. Ordinair witwassen en dat dat de reden was van het opkopen van hele banken interesseert mij niets. Maar wat mij wel erg aan het hart gaat, is dat U de bijl hanteert aan de wortel van onze rechtskabouterstaat. Als de KabouterOverheid zelf gaat uitmaken hoe regeltjes in Kabouterland moeten worden toegepast en dat niet aan de Kabouterrechter overlaten, dan slaan jullie de plank geheel mis en neem ik de juridische handschoen in volle overtuiging op.”
“Jij vuil…..Dwaas! Dat was ik helemaal niet man, Jeroen houdt van poten zagen en wortels hakken, ik ben de grote Boskabouter ja…. en ik ben gekozen door alle kabouters van ons land ….en ja ik leid ja… want iemand mot het doen en dan moet je de regels wat verbuigen maar nooit, nooit zal ik toestaan dat een Kabouter in een jurk mij de les komt lezen, jij stomme idiote… TuinKabouter!”, uit pure nijd smeet Marcos zijn KabouterMobiel de boom uit en begon heel hard te stampvoeten.
“Fred drukte op zijn kleine recorder op de KabouterPauzeknop en lachte inwendig zich een juridisch deukje want de grote Boskabouter had zich versproken en hij kon nu al genieten van het weekend want meer boskruid had hij simpelweg niet nodig.
Geschrokken sluit ik na het eerste hoofdstuk het boek en verwonder mij over de heersende trant destijds van het kinderlijk vermaeck.