Het lot van Ach en Wee
Badend in het zweet probeerde Marcos zich verwoed los te rukken uit die nare droom. Maar hoe hij ook probeerde, hij kwam steeds vaster te zitten. Hij gilde: “Mama! Hellup!”
Maar niet zijn moeder antwoordde, noch was die stem troostend en veilig. Krakend scherp daarentegen klonk het alles doordringend: “dit is wat er van gekomen is Mark. Dit is wat te wachten staat.”
Hij werd bruut weggerukt uit zijn veilige Torentje en keek in afgrijzen naar het beeld, dat voor zijn ogen ontwikkelde. Hij keek naar Sammie, die huilend achteraan stond. En naar Ozzie, die op lachende derde plek stond. Voor Ozzie stond Kuzu hooghartig zwijgzaam, alsof ie aan het denken was. Maar pontificaal vooraan stond Syllie trots klaar. Klaar om zich in te laten zweren als nieuw Kamerlid.
“Waar sta ik?”, gilde Marcos nu boos toen hij de wind anders voelde gaan waaien.
“In Schevingen.”
“Schevenige? Waarom daar? Waarom niet hier? Ik hoor hier thuis!”, en met een luide plons vervaagde de Kamer nog meer en voelde hij het kille zilte nat. Proestend kwam hij boven en keek om zich heen. Hij lag in de haven? In z’n goeie goed helemaal kletsklieder en ook nat. Verbaasd, maar bevrijd van die benauwende omklemming in de Kamer, klauterde hij op de kant en begon optimistisch landinwaarts te lopen. Wel mopperend, dat zo niet met hem kon worden om gegaan en boos, vooral heel erg boos. Hij was potdomme wel de premier van dit land!
“Nee”, zei nu een hele lieve stem in zijn hoofd, “dat ben je niet meer.”
“En wie ben jij nu weer?”
“Ik ben Geweten Mark. Letterlijk in die tijd.”
“Hoe bedoel je?”
“Zoals ik het zeg. Koop een krant en je zult zelf zien. En noem mij maar Wee”
“Waarom zou ik …. Hallo?! Is daar iemand!? Wee? Waar ben je? Wee?”, liep Marcos foeterend verder. De stemmen in zijn hoofd reageerden niet meer en op de hoek kocht hij een krant in de kiosk.
“Wat?! Maar dat kennie waar zijn?! 16 maart 2017! WTF heb ik nie allemaal gemist?”
“Eigenlijk best wel veel”, hoorde hij weer die krakende stem.
“Zeg me eerst wie je bent en dan, hoe je het lef hebt om zo in mijn hoofd te komen!”, in klassieke bokshouding liep hij boos verder.
“Ik ben het Noodlot, Lotje voor jou. En Lotje komt uiteindelijk in ieders hoofd, of je nou wil of niet.”
“Oh! En waarom zit Lotje nou in ‘mijn’ hoofd?”
“Om je te laten zien, dat je mij over jezelf hebt afgeroepen.”
“Hoezo zelluf?”
“Dat kan ik niet zo 1,2,3 beantwoorden, maar misschien dat je een associatie kan begrijpen.”
“Daar ben ik de beste in! Hit mie!”
“Weet je nog dat je alle gevangenissen heb gesloten?”
“Ja natuurlijk! Eén van mijn meest briljante beslissingen. Want wie had die dure dingen nog nodig? Mijn beleid had de criminaliteit opgelost ja!”
“En toch werd er geschoten in woonwijken, rolden hoofden over openbare trottoirs al dan niet nageschopt en moet ik je eraan herinneren; hoe mensen elkander sinds je aantreden zijn gaan bejegenen?”
“Dat waren tokkies hoor!”
“Dus, je was geen premier van de …. ’tokkies’ zei je? ”
“Natuurlijk wel joh. Maar ik moest toch wat, of nie dan?”
“Handhaven.”
“Wat?”
“Dat moest je doen. Niets meer en niets minder.”
“Jij heb makkelijk lullen Lotje. Hoe had ik dat dan motten doen als de pliesie onbemand is?”
“Iets minder boetes voor paar km te hard misschien? Of iets minder papierwerk, gereorganiseer en wat meer daadkracht?”
“En wie gaat dat dan betaluh? Mag ik je wel helpen herinneren, dat ik de begroting op orde heb gekregen. Niemand anders, ik! En beetje Sammie, maar voornamelijk ikke! Ikke ikkke ik!”
“Niet alles valt op te lossen met geld.”
“Nou! In mijn boekje wel!”, en weer boos sloeg hij nu een venijnige uppercut in de lucht, in de hoop Lotje voorgoed het zwijgen op te leggen.
Hij kwam bij de vijver aan, toen hij door Wee werd gekalmeerd. Slaan was inderdaad niet het antwoord, want was hij zelf geen voorstander van een stevig debat?
“Je heb gelijk Wee. Sorrie Lotje”, maar Lotje zat in hoek van de ring in zijn hoofd treurig te wezen.
“Je hebt haar gevoelens gekwetst Mark. En alleen zij kan deze toekomst voor je veranderen.”
“Dus het is waar?”
En het volgende ogenblik zat hij weer klem in de hoogste ring van de Kamer. Net op tijd om de beëdiging van Syllie te aanschouwen. Onbewust mompelde hij voor zich uit: “ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de Staten-Generaal te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof), dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet. Ik zweer (beloof) dat ik de plichten die mijn ambt oplegt getrouw zal vervullen.”
Ongemerkt was hij toch wel benieuwd of Syllie dat allemaal kon onthouden en hij zag haar twee vingers opsteken. Dat viel ‘m mee, ze ging tenminste de eed afleggen en niet de belofte. Maar alles werd rood toen hij zag hoe.
Ze legde haar linkerhand op de Koran en zei: “dat zweer ik”, en dat werd Marcos te veel. Hij rukte zich los van de regulering of de Wee of zijn Lotje. Wat het ook was, hij gooide het van zich af en stormde heel hard gillend van de bovenste ring af naar beneden.
“Hallootjes zeg! Dit kenne jullie nie maken hoor!”, hij rende de lange rij langs en riep dat Sammie hem moest komen helpen. Maar niemand kwam, dus zou hij het zelf wel doen. Met een laatste sprong zette hij zich af, om met zijn volle gewicht Syllie omver te gooien. Maar die vreselijke klap deed hem zelfs in zijn droom het bewustzijn verliezen.
“Mark! Wakker worden man. Gaat het met je?”, stond een bezorgde Sam over hem heen gebogen. Langzaam opende Marcos z’n ogen en keek in een nu verlaten Kamer met uitzondering van zijn maat.
“Wat is gebeurd Sam?”, wreef hij voorzichtig over zijn neus, die heel erg pijn deed.
“De beëdiging man. Is net afgelopen en ik mag weer mee doen.”
“En ikke dan?”
“Jij niet man.”
“Maar? Hoe dan Sam? Ik stond er veel beter voor dan jij man.”
“Ik weet man, maar da’s voor later. Eerst het hier en het nu. Want wat ben ik trots op je.”
“Trots?”, zei Marcos gevloerd gevleid.
“Ja man. Niemand eerder heeft alle regels zo van zich af kunnen gooien, zoals jij net deed.”
“Nie-mand? Is dat ook een stem?”
“Nee man! Niemand mag echt stemmen toch? Hehe, nee joh, het moet je overtuiging geweest zijn. Kennie anders.”
“Over-tuiging?”
“Ja!”, zei een meer dan zelfverzekerde stem in zijn hoofd. “En noem mij maar Tuig!”
“Tuig?”
“Ja.”
“Nee. Ik boedoel waarom ‘Tuig’?”
“Omdat ik in jouw hoofd zit.”
“Sammieeeeeee!”, gilde Marcos nu buiten zinnen en na enkele stevige tikken op de wang, kon hij het Tuig gelukkig weer even negeren.
“Maar, wie heeft me neergeslagen Sam?”
“Ozzie, hij stond als derde in de rij. Wist je dat?”
Marcos verliet zijn gestrekte houding en ging op zijn billen zitten. “Ja, dat had ik gezien man. Maar hoe …. Wat …. Sjesus Sam! Dit kennie waar wezen!”
“You better believe it man. En tussen jou en mij, je moet gewoon andere partij oprichten man. Doen ze nou aan lopende band. Dan zitten we over vier jaar weer gewoon iedere avond bij Bang. Maar eh, ik mot nou gaan hoor. Heb klus weet je”, en Sam verdween uit zijn loopbaan. Hij zag zijn maat naar het licht lopen en hoe verder Sammie zich van hem verwijderde, des te donkerder werd het om hem heen. Zo donker, dat het kil werd en stil. Onmetelijk stil. En oh zo donker.
“Lotje! Alsjeblief meid, ik wil geen Remy zijn”, begon Marcos nu zachtjes te snikken.
“Rustig Mark, ga maar slapen. Slaap maar lekker door jongen”, hoorde hij nu een mannenstem voor de verandering.
“Wie?”, snikte Marcos, “wie .. ben … jij … nou …weer?”
“Ik ben de Nacht, maar zeg maar Ach tegen me.”
“Markje! Eten! Joehoe Mark jongen, e-e-ten!”, hoorde hij ver in de verte en heel langzaam, te langzaam, wist hij z’n ogen te openen en begon nu weer te huilen. Van pure blijdschap deze keer want hij zag dat het licht in zijn zolderkamertje was geworden.
“Auw!”, kneep hij zichzelf hard in de bilpartij en begon onbedaarlijk te lachen.
“Hahaha, het was slechts een droom! Ik ko-om moeder! Ik kom zo hoor!”
Snel schoot hij de douche in en zonder af te drogen z’n pak. Het voelde vreemd bekend en herinnerde hem, hoe ie zo hard tussen wal en schip was gevallen in die vreselijke droom. Maar dat was het, het was slechts een nare droom!
Na het ontbijt racete hij naar zijn Torentje en kon niet wachten Sam te zien. Dit moest hij kwijt. Deze opluchting was potdomme misschien wel een Chinesie waard.
“Sam!”, brulde hij toen hij zijn kamertje instormde. “Sam?”, maar geen Sam. Hij zag wel dat de krant van vandaag gelezen op het art deco stoeltje lag, dus hij was hier geweest. Misschien op toilet? Maar ook daar keek hij tegen een lege pot aan. Hij rende de trap af terug het plein over en begon in de wandelgangen te roepen om zijn maat.
“Ssssst!”, hoorde hij bij de brug van verbintenis. Sam stond onder de brug en wenkte hem gebarend dat ie stil moest zijn.
“Wat doe jij nou onder de brug man?”, fluisterde de premier verbaasd en niet wachtend op een antwoord: “je weet nooit wat mij is overkomen man.”
Sam legde zijn vinger op de lippen van Marcos en wees naar boven. En toen begreep hij het. Sam was aan het gluren!
“Oh hahaha, je bent aan het gluren niet?”, zei de premier zachtjes zich in zijn handen wrijvend.
“Nee man”, corrigeerde Sam zijn vriend, “ik ben aan het luisteren naar die persconferentie.”
“Persconferentie?”
“Ja man, van Syllie, je weet toch wel?”
“Sjesus Sam!”, en Marcos rukte zijn vriend vanonder de brug vandaan de gang in. Hij duwde hem in een achterkamer en sloot de deur.
“Dat Sam! Precies dat is mij overkomen man! Oh, de Wee! Die Wee! Wat doet dit pijn! Hier? In het hart van onze democratie!”
“Ach, stel je nie an man. ’t Is ook die van hun hoor”, hoorde hij Lotje uit haar hoek komen. En toen wist hij zeker dat ie gillend gek aan het worden was.
Het ging toen heel snel. Zijn hele loopbaan ontrafelde in omgekeerd chronologische volgorde voor zijn ogen.
Aan het einde van zijn begin zag hij zijn moeder, net na de bevalling, over de rand van zijn wiegje komen. En dat was het laatste plaatje dat ie zich nog kon herinneren.