historische klimaatsverandering
Brommend vloog Suzuki door het luchtruim, dat hem de vrijheid bood. Het was al november en het fruit werd steeds schaarser en nou had ie me toch een honger en koud, hij had het heel erg koud. Het opvangcentrum in Wageningen had hem voedsel en onderdak gegeven, maar hij wilde vrijheid. Dus had hij ervoor gekozen tussen de spijlen van het hek door stiekem weg te vliegen.
“Zzzzzt Zzzzzt Zzzzzt”
“Wel potver!”, sloeg de premier in de lucht en klapte met een harde klap zijn handen tegen elkaar. Sammie keek geschrokken over zijn krant naar zijn vriend vanuit zijn art deco stoeltje bij het raam en informeerde of alles wel goed ging.
“Gek! Gek word ik van die vliegies!”, keek de premier gefrustreerd door dat fruitvliegje, dat ie maar niet te pakken kon krijgen.
“Bijna winter man, dan hebbie er geen last meer van.”
“Nou, dat weet ik zo net nog nie hoor. ’t Is nou al november Sam. En nog vliegen die dingen overal waar je ze niet wil hebben. Dat was vroeger toch nooit?”
“Nee”, zei Sam nu weer vanachter zijn krant, “maar we doen er echt alles aan man.”
“Alles is niet genoeg!”, sloeg de premier boos, net naast dat fruitvliegje; dat onbezorgd weer boven zijn macht begon te cirkelen. “Verdomme! Weer mis! Het is net alsof ze me steeds een vleugelslag voor zijn.”
Beneden tussen de bladeren van de herfst zag Suzuki een soort van genoot kruipen op een stuk klokhuis. Hij dook er zonder na te denken op af. Het fruitvliegje op het klokhuis was niets vermoedend met zijn laatste avondmaal bezig en had geen schijn van kans. Hard landde Suzuki op zijn rug, dat spontaan brak. De uitgehongerde Suzuki stortte zich op het oh zo heerlijke klokhuis en begon zich rond te vreten, zich niet bekommerend om het stervende fruitvliegje achter hem.
Niet alleen in het Torentje doch nu ook erbuiten begon het te zoemen.
“Wat krijgen we nah?”, keek de premier verbaasd naar het gekrioel op de kleine ruitjes uitkijkend op de Hofvijfer.
“Sam! Wat is dat nou weer?”, wees Marcos naar het gekrioel op de ruitjes.
“Dat zijn lieveheersbeestjes Mark. Die verzamelen zich voor de aankomende winter.”
“Ach, wat lief!”
De premier liet dat irritante fruitvliegje voor wat het was en liep naar het raam. Hij bestudeerde het gekrioel even aandachtig en deinsde snel geschrokken achteruit. “Maar dat zijn helegaar geen lieveheersbeestjes Sam! Bel Klaas, want ik ben dit vliegend tuig meer dan beu!”
Even later kwam de staatssecretaris met koffertje naar binnen en ging naast Sammie aan het raam zitten.
“Klaas, ik heb je laten halen. Want kijk nou zelluf”, wees de premier naar het plafond.
“Dat is een Drosophila suzukii“, sprak Klaas bedachtzaam en liet de premier een plaatje uit zijn koffertje zien.
“Een soezoeki-wat?”
“Een fruitvliegje man. Klaas bedoelt dat het een fruitvliegje is.”
“Maar het is al november?”
“Dat klopt premier. Sinds een jaar of vijf zien we die steeds vaker vrijwel het hele jaar door. Zo vaak dat ons eigen fruitvliegje aan het uitsterven is.”
“Wat zeg je me daar?! Onze fruitvlieg is aan het uitsterven? Maar hoe dan?”
“Tja, dat is een kwestie van aanbod.”
“Je bedoelt marktwerking? Nee, dat ken en wil ik nie geloven! Waar komen die soezoekies vandaan dan?”
“Die komen uit België en daarvoor weer uit Aziatische contreien.”
“Maar waarom laten wij die hier los rondvliegen?”
Sammie zuchtte nu en zei; “dat is die marktwerking van je toch?”
Volgevreten startte Suzuki zijn brommertje en steeg weer op en liet het allerlaatste fruitvliegje van en op Hollandse bodem voor wat het was. Eenmaal weer airborn rook hij een niet te missen walm van zoete broodjes en zette koers richting Den Haag. Achter hem vloog een zwerm nazaten, die op dat ene stukje klokhuis waren geproduceerd en die hadden allemaal honger.
“Wacht effe hoor. En die dingen dan?”, wees de premier naar het gekrioel tegen het raam.
“Dat zijn lieveheersbeestjes”, zei Klaas.
“Dat zijn helemaal geen lieveheersbeestjes! Lieveheersbeestjes zijn lieeeeefffff! Deze zien er helemaal niet lieeeeeffff uit!”
“En toch zijn het lieveheersbeestjes, deze variant betreft de veelkleurig Aziatische premier.”
“Ah! Dus geen Hollandse?”
“Eh … nee. Deze is zo’n beetje 12 jaren geleden ons luchtruim ingevlogen. Hier, hier heeft U de details”, en Klaas overhandigde de premier een tweede A4-tje.
“Wat?! Dit veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje is een agressieve predator? Zo agressief, dat hij onze lieveheersbeestjes ook gewoon opvreet? Klaas! Waar zijn onze lieveheersbeestjes nu?”
“Nu? Eh … dat weet ik nie.”
De lucht kwam uit een groene kliko op het pleintje onder hen. De zwerm stortte zich op dat groene ding, dat aan de zijkant van het Torentje stond geparkeerd. Een gejuich steeg op bij het proeven van zoveel verschillende smaken. Dat, en de enorme hoeveelheid deed de landing in niets minder dan een ordinaire orgie uitbarsten. Ieder fruitvliegje deed het met de ander en soms wel meerdere malen, waar niet meer werd gekeken naar gat noch leeftijd. Steeds meer fruitvliegjes kwamen uit het verrotte groen gekropen en die deden precies hetzelfde, want een ander voorbeeld hadden ze simpelweg niet. Tot het zo erg werd; dat er hier en daar tegelijk geneukt en gevreten werd en dat was zelfs voor Suzuki nieuw.
“Je weet het niet! Sam! Klaas weet het niet! En wie moet het dan wel weten?”
Klaas slikte even en zei: “het schijnt dat ons lieveheersbeestje ook … uitgestorven is …”
“Nee!”, viel de premier achterover in zijn stoel. “Ons lieve lieve lieveheersbeestje … is dood?”
Klaas knikte en durfde de premier niet aan te kijken en ook Sam legde nu zijn krant neer.
“Is het zo erg Klaas?”, informeerde Sam.
“In ieder geval op papier Sam. In de praktijk? … Ik weet het niet meer. We hebben er echt alles gedaan. In Wageningen hebben we een enorme opvang laten bouwen voor heel veel. En toch is het niet gelukt, sorrie”, bekende Klaas terwijl hij naar de vloer bleef kijken.
“Nou! Dat is wel duidelijk zo. Klaas weet het niet meer! Je had 1 ding te doen Klaas. En wat doe je? Je bouwt een hek om ze heen. Hoe dom kan je zijn?”
Daar kon Klaas slecht tegen en zei in zijn verdediging: “we hebben alle middelen aangewend hoor. Ondanks stevig lokaal protest hebben we toch een ongekend grote opvang gerealiseerd, waarvan er geen tweede is in Europa!”
“Nee!”, lachte de premier schamper, “omdat ie leeg staat!”
“Maar daar kan ik toch niets aan doen? Degelijke barakken met nog degelijker Heras-hekwerk daar weer omheen.”
“Precies dat Klaas, zo dom, zo onvoorstelbaar dom!”
“Dit is niet eerlijk!”. ging Klaas nu rechtop zitten en keek de premier aan. “Wat had ik dan moeten doen?”
“Vliegengaas Klaas! Gewoon vliegengaas voor nog geen Euro de meter! Niks geen duur hek man!”
“Sjesus”, zakte Klaas nu overrompeld door dit inzicht terug. En ook Sam was onder de indruk van die simpele oplossing, die nu compleet achterhaald bleek door de tijd.
De fruitvliegjes hadden binnen no time de kliko leeg gevreten en kregen door hun ongebreidelde voortplanting weer snel honger. Zo zeer, dat ze zich aan kannibalisme gingen wagen. En vele fruitvliegjes werden bovendien genadeloos de kliko uitgeduwd. Aangemoedigd door de veelkleurige lieveheersbeestjes tegen het raam boven de kliko, die hun buik al eerder meer dan vol hadden van die Hollandse beestjes. Gedecimeerd doch zeker niet uitgeroeid, vlogen de sterkste exemplaren op hun Suzuki de kliko uit, want ze hadden een heel land onder zich met ontelbare groene kliko’s.
“Zzzzzt Zzzzzt Zzzzzt”
“Pets!”, met een enorme klap sloeg de premier het fruitvliegje op zijn neus kapot. Maar het gezoem hield maar niet op. Wild begon Marcos met zijn armen te maaien en sloeg het ene na het andere irritante vliegje op zijn gezicht dood. En nog hield het gezoem niet op, het leek zelfs toe te nemen. Angstig gilde hij om z’n moeder, die vrijwel direct zijn kamer binnen kwam en tot haar schrik haar zoon onder de fruitvliegjes zag liggen worstelen.
“Mammaaaaaa! Is het een nachtmerrie? Droom ik? Mammaaaaa!”
“Oh m’n jongen toch!”, en met de mattenklopper van de gang begon de moeder van Marcos de ontelbare fruitvliegjes kapot te slaan. Zo hard dat Marcos er wakker van schrok.
“Heu?”, keek hij om zich heen. Hij lag in z’n eigen bedje op zolder met al zijn schilderijtjes aan de muur, waar hij zo graag in weg kon vallen zo voor het slapen. Nergens was nog een fruitvliegje te bekennen. Had ie het dan toch?
“Oh gelukkig!”, keek Marcos nu met open ogen wakker zijn wereld in, “het was maar een droom.”
Beneden ging hij met natte haartjes voor de radio zitten, die hij op NPO1 zette; zijn favoriete zender.
“Goedemorgen liefje”, groette zijn Moeder en zette de ketel op het fornuis. “Lekker geslapen?”
“Zo!”, sprak Marcos achter zijn gekleurde hagelslag en verhaalde over zijn doorstane nachtmerrie. “En moeder? Wat ik nog steeds niet kan begrijpen, is waarom al die vliegen mij juist moesten hebben.”
Troostend aaide ze hem over zijn bol en zei: “dromen zijn niet echt Markje, maar wat wel echt is, ben jij.” Ze gaf haar oogappel een kus op de wang zonder stil te staan bij rottend fruit als voedingsbodem.
“Je droomt te veel in je schilderijtjes weg jongen. Maar kijk, ik zie al een beetje blauw door de wolken.”
En inderdaad keek Marcos deze zaterdag door het keukenraam naar boven en toen hij een eerste slokje van zijn thee dronk, was ie die hele enge droom alweer bijna vergeten.
Op de radio hadden ze het over de wesp en gebiologeerd luisterde Marcos naar de specialist uit Wageningen. Onbewust bewust drong het tot hem door, dat de inheemse Duitse wesp nu ook al in Nieuw Zeeland was doorgedrongen. “Mama, in Nieuw Zeeland wordt ‘onze’ wesp gezien als een invasionele exoot, die de lokale fauna ernstig bedreigt?”
Want wat blijkt, hoorden ze over de radio; daar gaat de wesp het hele jaar door met nesten bouwen en trekt zich niets meer aan van de seizoenen. En ook in Nederland is er een gedragsverandering onder de wespen merkbaar. Want in november werkt de wespenbestrijder overuren, die door zijn beschermende helm sprak: “en ze zijn bovendien een stuk agressiever dan voorheen …”
Marcos trok zijn jas aan en zat vol in gedachten over deze toenemende agressie onder de wespenvolkeren op zijn zadel te trappen, toen ie een belletje van Sammie kreeg. Of ie als de sodemieter naar het Torentje kon komen, want het was hommeles! Staande op zijn trappers vloog hij het poortje onderdoor en daar zag hij Gee voor zijn Torendeurtje staan met een wanhopige Sammie erachter. Sammie kon niks doen, want Gee zwaaide vervaarlijk met zijn hamer een nagel dwars door de eeuwenoude deur van hun Torentje. Hij gooide zijn fiets in de stalling en rende naar zijn Torentje, waar hij Gee trots zag staan die zei: “dit is het tweede pamflet na Luther en de premier las: ‘Eigen land eerst’.
“Zeg! Ben jij nou helemaal Gee!”, sprak Marcos afkeurend over dat pamflet aan zijn deur.
“Helemaal niet! Ik klaag jullie allemaal aan!”
“Volgens mij is er hier maar eentje aangeklaagd”, schamperde Sammie. Maar de premier had nog wel iets van zijn uitvoerig lange studie Geschiedenis opgestoken, dat ie dit debat met Gee wel aandurfde.
Steeds meer Kamerleden druppelden het plein op en zelfs zij die niet tot de Kamer behoorden, eisten een rol op.
“Geen kwaad woord over Luther King!”, tierde Syl, die zich als een haantje alweer naar voren had gewerkt.
Gee keek verbaasd naar Syl, want juist van haar had hij deze steun niet verwacht. Maar Marcos zei, dat Maarten Luther in het niets met die predikant van doen heeft, waarna Syl zich druk ging bemoeien met iedereen goed op te stellen. Even later stonden alle Kamerleden en die ene van niet, in een strak Pruisisch cordon sanitaire en ze keken gespannen naar het spontane debat tussen de premier en Gee.
“Dus als ik je goed begrijp Gee, wil jij Nederland voor de Nederlanders?”
“Ja, voor wie anders?”
“En gedraag jij je nu gelijk Maarten met zijn 95 stellingen?”
“Iemand mot het doen.”
“Dan vrees ik, dat ook ik niet meer met jou zal kunnen samenwerken.”
De premier had duidelijk gesproken en zijn woorden waren goed aangekomen, toen een zucht van verlichting uit het cordon sanitaire opsteeg. Gee keek Marcos verbaasd aan en wees naar zijn pamflet en zei: “en what about al die Nederlanders, die dit pamflet steunen? Ik ben trots op mijn Joods-Christelijke vorming! En ik ben echt niet de enige!”
“Die zal ik haarfijn uitleggen, dat in 1543 Maarten zijn Over de Joden en hun leugens (Von den Juden und Ihren Lügen) uitgaf. Dat dit niets meer dan een welhaast antisemitische verhandeling was. Het bevat zeven maatregelen, die volgens die door jou bewierookte Luther tegen de Joden genomen moesten worden, te weten … ”
De premier krabbelde op het pamflet de zeven standpunten van Luther; waaruit, onterecht doch desalniettemin, heel veel van onze recentste ellendige geschiedenis door kan worden verklaard.
- Synagogen en Joodse scholen moeten in brand gestoken worden.
- Huizen van Joden moeten afgebroken en verwoest worden. In plaats daarvan moet hun een simpel dak of een stal worden toegewezen.
- Joodse gebedsboeken moeten afgenomen worden.
- Rabbijnen en andere Joodse geletterden moet, op straffe van de dood, verboden worden ooit nog iemand het Joodse geloof te leren.
- Sieraden en geld van de Joden moet afgenomen worden.
- Joden mogen zich niet meer op straat vertonen.
- Joden moeten opgepakt worden en in werkkampen gestopt worden om hen hun brood te laten verdienen.
De menigte keek ademloos toe en hoorde de premier monotoon zijn zeven punten opnoemen en niemand, zelfs Syl niet, had die link zo duidelijk weten te leggen.
“Dus, beste Gee, je kan mij wraken totdat je een ons weegt. Maar dit is de geschiedenis en ik hoef jou toch niet helpen te herinneren dat Maarten van Duitschen bloed was?”
De premier had louter met woorden dit debat gewonnen en iedereen keek vol bewondering naar hem op, toen hij na enkele tellen van stille bewondering zei: “geintje! Niks van waar joh! Hahahahaha! Ik lul maar wat!”
Want Marcos kon gewoonweg niet geloven; dat hij in tegenstelling tot Erik uit dat insectenboek zijn toets wel met goed gevolg had afgelegd. Dat zou namelijk inhouden, dat ie alle kinderlijke fantasieën ontgroeid was, dat deze rigoureus waren uitgeroeid door zwartkijkers en dat was niet hoe hij zijn marktwerking in gedachten had. Dat was namelijk alleen nadelig bedoeld voor anderen, maar nooit voor hem natuurlijk.
Nog meer verward dan ze al waren, gingen de Kamerleden uiteen en liepen Marcos en Sammie de trap op naar boven.
“Ik ben niet snel onder de indruk. Maar wat jij zonet hebt geflikt, was niets minder dan geniaal man! Gee wist niets meer te zeggen.”
“Geschiedenis Sam. Zo af en toe komt die best wel van pas. Gee begon en ik hoefde het alleen maar af te maken.”
“Ja, maar hoe zeg!”
“Met woorden Sam, met de juiste woorden win je zelfs wereldoorlogen, dus dan stelt zo’n debat weinig voor. Zolang de juiste woorden maar hard genoeg steken, heb ik trouwens vannacht geleerd van een ware Nederlander, … die trouwens potdomme ook is uitgestorven!”, gilde hij opeens weer wanhopig als eyeopener in zijn stoutste dromen.
“Waar heb je het over man?”
“Ik heb het over … hé, wat vliegt daar nou?”
“Oh dat? Is maar een fruitvliegje man.”
“Een fruitvliegje?”, vroeg de premier angstig verbaasd, “maar we zitten al in november?”