Tsaar aan de Noordzee I
“Ik ben Tsaar!”, dacht Putain vervuld en hij balde zijn niet bepaald indrukwekkende spierballetjes voor de spiegel in het Kremlin. Hij had de air van de enige man voor het volk, maar diep van binnen was hij op zoek naar iets anders. Alleen hij wist dat maar zijn hele leven had ie dat meer dan uitstekend verborgen gehouden voor de buitenwereld. Nee, hij oogde sterk, vastberaden en geniepig, want dat betekende ontzag. Maar hij was en bleef; alleen. Snel concentreerde hij zich weer op zijn lichaam in spiegelbeeld en werd door zijn eigen uitstraling gewoon overdonderd.
“Da”, zei hij luid en in gedachten zag hij dat hij er meer dan geweldig mee door kon. Zag hij daar iets van een rimpeltje? Daar, en hij focuste zich op zijn onderbuik in ongeloof. Nee, onmogelijk! Niet hij, de nieuwe Tsaar! Hij werd plotseling uit zijn oppervlakkige focus gehaald door de ebonieten telefoon die aan de muur ouderwets hard rinkelde. Hij nam op en zei: “Da! Poetin!”
Een hysterische dame aan de andere kant van de lijn begon te gillen in een voor hem onbekende taal. Maar het wond hem op, dus zette hij er na de plotsklaps verbroken verbinding, direct zijn tolk op. Al zijn contactjes werden opgenomen waarvan velen nu van een uitzichtloos bestaan in Siberië genieten. Maar dit opgenomen gesprekje werd gewoon vertaald en na een kwartiertje kwam de tolk binnenlopen en overhandigde hem de zojuist opgeschreven vertaling.
“Ja, hallo! Spreek ik met Putain? Met mij spreek je, Sjanien. Is het nou eens afgelopen met dat grenzeloze gerommel van je? Als je nog één, ik herhaal één misstap maak; dan zal ik er persoonlijk voor zorgen dat je de rest van je miezerige leven niet hoger kan staan dan die Kozak in zwartwit van dat koor dat ik heus wel eens raar hurkend heb zien huppen hoor. Ik stuur de beste straaljagers op je af en die zullen gericht op je knieën schieten! Zo, en nou ophouwe hoor! Klik!”
Putain las het stukje maar vatte de clou niet en vroeg aan zijn tolk om opheldering. Met de Siberische koude in het achterhoofd interpreteerde de tolk deze boodschap naar beste kunnen.
“Het is een directe vertaling oh Tsaar, maar de nuance is als volgt. Ene Sjanien wenst zo spoedig mogelijk, met MIG-snelheid als het ware, dat U haar tot hurken dwingt opdat er uiteindelijk…. eh…”
“Ja, om wat te doen man, eindig je zin.”
“… geschoten kan worden?”
Putain veerde enthousiast op want zo vaak kreeg hij geen oneerbare voorstellen.
“Wie is ze? Wie!”
“Het nummer is afkomstig uit Nederland; Den Haag om exact te zijn. Vrijwel zeker van een mobiel die op naam staat van de Minister van Defensie aldaar, ene Sjanien.
katjoesja |
“Wat? Een vrouw als minister? Dan moet ze wel heel erg grote capaciteiten hebben zeg. Zo een vrouw is hier schier onvindbaar! Heel misschien loopt er eentje rond in de Oekraïne want op het schiereiland heb ik haar zelfs niet kunnen ontdekken. Potverdrie, Nederland zeg je? Daar loopt ze dus.”
hengelend naar aandacht |
Hij ging online en googlede naar “Sjanien”.
“Wat een vrouw! Oh mijn katoesja, ik heb je eindelijk gevonden. Mobiliseer de troepen, we zaten aan de verkeerde kant te zoeken. Ik ga douchen en als ik klaar ben verwacht ik dat we kunnen gaan.”
Putain dook enthousiast onder de douche en zong over zijn Katjoesja met tranen in zijn ogen. Eindelijk, eindelijk de tijden van weleer gloorden aan het einde van zijn douchecabine en verfrist droogde hij zich af met de harde verlopen douchemat van de vloer. Hij kneep in de rode talkfles en poederde zich van top tot teen en gaf een schalkse knipoog in de spiegel. Na zijn uniform te hebben aangetrokken rende hij naar buiten en gilde: “ben er klaar voor!”
Ondertussen had Sjanien een onderhoud met haar baas.
“Ja, ik heb hem de wacht aangezegd Mark.”
“Okay en wat denk je? Zou hij de boodschap hebben begrepen?”
“Ja duh….. wat denk je nou zelf, zou jij naar kapotte knieën uitkijken?”
“Sjesus, Sjanien! Hebbie dat ech gezegd?”
“Je weet Mark dat dit mij aan het hart gaat en ik ben niet voor niets minister van defensie.”
Ja, maar holie Moses Sjanien! ….. Okay, gedaan is gedaan, we gaan het zien meid.”
“Dat zullen we zeker Mark, nou tot de volgende?”
“Okay, later.”
Marcos legde licht bevend zijn mobiel neer en begon nu een tweetal scenario’s te zien. In de ene zag hij wolven, die hoewel nu nog mondjesmaat maar later zeker met meer, de grens oversteken. En in de andere zou Sjanien winnen met haar Haagsche bluf, maar spannend leek het hem sowieso. En spanning was iets dat de premier niet zo goed kon verdragen dus belde hij zijn vriend. Maar Sammie nam niet op, het was pauze en dan wist ie het wel. Die had de komende vijf minuten geen bereik van de jeuk. Marcos kon nauwelijks zijn zenuwen de baas en in zijn wanhoop trok hij zijn laatje open. Het laatje.
Onder de machthebbers van het land was ‘het laatje’ een waardevol begrip. Tot hoever de overlevering van ‘het laatje’ ging was onbekend maar menig, zo niet allemaal, premier had er gebruik van gemaakt. Bij zijn aanstelling was ook Marcos ingewijd, ‘als je het echt niet meer weet dan is er nog altijd het laatje.’
Marcos keek naar het geopende laatje en zag er tot zijn verbazing een pakje ‘Javaanse jongens’ in liggen. Ernaast lag een stapeltje oranje Rizla en een oud blikje met hopjes? Het vloeipapier en tabak herkende hij wel maar wat zou er in dat blikje zitten? Hij draaide het open en een zware geur kwam hem tegemoet.
“Yes! Natuurlijk!”
Snel begon ie een sjekkie te pielen met de oer-Hollandse kruiden. Dit was lang geleden zeg, maar inderdaad “just wat de dokter ordert” en na enkele halen voelde hij zich al tot bedaring komen. Na de derde joint wist hij zeker dat hij het hiernamaals kon contacteren en verheugd dat hij raad kon krijgen begon hij te roepen: “Loe! Loetje, waar ben je?”
“Hier de Jong, wie heeft mijn inzicht nodig?”
“Jah man, Markie hier bro, ik zit met een dillemaatje, een russisch roulette als het ware. Wat ik zou willen weten Loe, hoever gaan die Russen eigenlijk?”
Na een weer diepe haal en eerste zucht hoorde de premier een twijfelend; “….jemig, heb je even?”