Beslommering van weleer
Ooit was ze begeerlijke deerne. Hele zalen lichtten op wanneer zij binnen trad in niets aan twijfel overlatende kledij. Gewoon een diva ware het niet dat ze geen niet valse noot vast kon houden; naar kraken klonk het eerder in plaats van naar gezang hoewel velen konden beamen dat het wel degelijk naar was, dat dan weer wel. Maar desondanks was zij van zo’n schoonheid dat herenliefde een natuurlijk taboe leek. Maar ook innerlijk straalde ze voluit waardoor zij vele mensen met blijdschap heeft vervuld. Haar leven was één groot feest gewoon omdat ze anders was dan anderen en juist de diversiteit gaf haar en ook andermans leven kleur.
Nu, in de herfst van haar niet meer ontluikende uitstraling zit ze alleen aan haar eettafel aan het raam drie hoog voor. Murw geslagen door zorgen om haar zorg die nu niet meer nodig waren bij het gemis hieraan. Hoewel dacht ze optimistisch; nog maar vijf uur en dan komt Annie van de thuiszorg weer. Dan kan ze eindelijk naar het toilet hoewel de doordringende geur van het tapijt onder de tafel doet vermoeden dat deze gang slechts een schijngang zou worden, eentje voor het geweten. Haar troebele ogen kijken nu iedere dag naar buiten in de hoop iets van kleur te ontdekken, iets van vroeger dat haar weer kon laten stralen, gewoon iets …iets anders. Maar de ene na de andere dag rijgt zich nu geruisloos aaneen en onder haar blik loopt een grijze massa zogenaamd multicultureel en lekker anders te zijn terwijl ze in wezen stoïcijns en stilzwijgend zijn genivelleerd tot …ja, tot wat eigenlijk want zij herkent het leven niet meer.
Nog niet zo lang geleden is de slager van de overkant gestopt en bij gebrek aan ambachtelijke opvolging is ze nu noodgedwongen vegetariër geworden. Ja, even heeft ze het nog wel geprobeerd met die kiloknallers en ontplofte kippen maar de smaak die het ooit had voor haar is weg. De kosten voor deze ‘gezonde’ boodschappen konden niet meer tegen haar aow-tje op en nu stilt ze de honger met chips en cola waarmee ze haar suikerpillen ook mee weg kan spoelen. En daar zit ze nu te wachten op haar enig puntje van licht op de voor de rest grijze dag, te wachten op Annie, op menselijk contact.
Om de tijd te doden leest ze voor de vierde keer de krant. En toch verbaasd ze zich weer over die miljarden die in de zorg bezuinigd moeten worden en over die miljarden die haar zorginstelling en haar zorgverzekeraar op de bank hebben staan, niet op haar bank waarvoor het in feite bedoeld zou moeten zijn. Nee, mijn bank stinkt niet heel erg dus daar staat dat geld zeker niet op sprak ze luid in zichzelf en tegen de vergeelde foto’s aan de muur en tegen die stil en gelaten zwijgende grijze muizen buiten.
Moe van haar uitzichtloosheid begint ze te dommelen en glimlachend droomt ze van weleer toen iedereen nog iedereen was en tegelijkertijd anders. Toen er nog geen keurslijf bestond die dromen ontnam, toen vrijheid je nog vrij liet voelen, toen Europa nog slechts een duiding voor een continent was, toen er nog werd gesproken over opbouw in plaats van afbouw, toen je nog de boer op kon, toen je nog tegen iemand op kon kijken, toen je simpelweg een kamer nog kon laten oplichten door alleen maar binnen te komen.
Nu, in de herfst van haar niet meer ontluikende uitstraling zit ze alleen aan haar eettafel aan het raam drie hoog voor. Murw geslagen door zorgen om haar zorg die nu niet meer nodig waren bij het gemis hieraan. Hoewel dacht ze optimistisch; nog maar vijf uur en dan komt Annie van de thuiszorg weer. Dan kan ze eindelijk naar het toilet hoewel de doordringende geur van het tapijt onder de tafel doet vermoeden dat deze gang slechts een schijngang zou worden, eentje voor het geweten. Haar troebele ogen kijken nu iedere dag naar buiten in de hoop iets van kleur te ontdekken, iets van vroeger dat haar weer kon laten stralen, gewoon iets …iets anders. Maar de ene na de andere dag rijgt zich nu geruisloos aaneen en onder haar blik loopt een grijze massa zogenaamd multicultureel en lekker anders te zijn terwijl ze in wezen stoïcijns en stilzwijgend zijn genivelleerd tot …ja, tot wat eigenlijk want zij herkent het leven niet meer.
Nog niet zo lang geleden is de slager van de overkant gestopt en bij gebrek aan ambachtelijke opvolging is ze nu noodgedwongen vegetariër geworden. Ja, even heeft ze het nog wel geprobeerd met die kiloknallers en ontplofte kippen maar de smaak die het ooit had voor haar is weg. De kosten voor deze ‘gezonde’ boodschappen konden niet meer tegen haar aow-tje op en nu stilt ze de honger met chips en cola waarmee ze haar suikerpillen ook mee weg kan spoelen. En daar zit ze nu te wachten op haar enig puntje van licht op de voor de rest grijze dag, te wachten op Annie, op menselijk contact.
Om de tijd te doden leest ze voor de vierde keer de krant. En toch verbaasd ze zich weer over die miljarden die in de zorg bezuinigd moeten worden en over die miljarden die haar zorginstelling en haar zorgverzekeraar op de bank hebben staan, niet op haar bank waarvoor het in feite bedoeld zou moeten zijn. Nee, mijn bank stinkt niet heel erg dus daar staat dat geld zeker niet op sprak ze luid in zichzelf en tegen de vergeelde foto’s aan de muur en tegen die stil en gelaten zwijgende grijze muizen buiten.
Moe van haar uitzichtloosheid begint ze te dommelen en glimlachend droomt ze van weleer toen iedereen nog iedereen was en tegelijkertijd anders. Toen er nog geen keurslijf bestond die dromen ontnam, toen vrijheid je nog vrij liet voelen, toen Europa nog slechts een duiding voor een continent was, toen er nog werd gesproken over opbouw in plaats van afbouw, toen je nog de boer op kon, toen je nog tegen iemand op kon kijken, toen je simpelweg een kamer nog kon laten oplichten door alleen maar binnen te komen.