Pasfoto voor het afscheid
“Godverdomme!”, gilde de premier in pure razernij. GeeJee moest snel bukken, toen het met kalfsleder afgezette vloeiblad van het mahoniehouten bureau over hem heen vloog en in vogelvlucht de kroonluchter van het plafond rukte. Het Torentje leek op een slagveld. GeeJee was die ochtend net in overleg getreden met de premier over de hardnekkige seksindustrie, toen de mare van Unilever tot hen kwam. Alles had de woedende premier al van zijn bureau gesmeten en nu stond hij verwoed aan het eeuwenoud ingebouwde Oost-Indische inktpotje te rukken.
“Rustig nou Mark.”
“Rustig?! RUSTAGH?! Potdomme!”, en met een ruk kraakte het inktpotje uit zijn koperen voegwerk en spatte even later tegen de lambrisering uiteen. Marcos had het gehele bureaublad gesloopt want hij was ziedend! De inkt was nog niet opgedroogd, of hij viel hard achterover in zijn stoel en begon onbedaarlijk schokkend een heel ander potje te janken.
“Ze blijven in Londen! GeeJee! Godverdomme man!”
GeeJee durfde nu pas weer boven het bureau uit te komen en verzocht de premier met klem de naam van de Heer niet meer in die context te gebruiken.
“Okay okay. Maar dit is verschrikkelijk! Een drama!”
“Het biedt ook kansen Mark.”
“Wat?! Wat zeg je? Ik ben van nature redelijk optimistisch ingesteld, maar WTF! Hoe ken ik nou hier kansen in zien?”
“We zouden nu wel 2 miljard over kunnen houden en dus nog even over de verschrikkingen in die seksindustrie …”
“GeeJee! Hoe in hemelsnaam ken je nou denken aan seks?!”
“Niet voor mezelf Mark. Maar voor al die vrouwen die uitgebuit worden. En kinderen! Kinderen ook Mark, onze kinderen?”
“Rot op GeeJee. Laat me met rust!”, en de premier begon nu vervaarlijk aan een poging zijn stoel te demonteren. Snel stond GeeJee op en groette de premier en liep het Torenkamertje uit. Op de trap hoorde hij het gerinkel van glas en eenmaal beneden vloog een zitting over het pleintje. Slalommend, als een infanterist die dekking zoekt tegen sluipschutters, rende GeeJee naar de overkant en zocht dekking achter een pilaar van de zuilengalerij.
“Wat is er aan de hand?”, informeerde Alexandertje naast hem achter een andere pilaar. Tijd om zich daarover te verwonderen kreeg GeeJee niet want het zoveelste projectiel vloog al door de lucht.
“Unilever. Ze blijven in Londen.”
“Sjesus!”
GeeJee zuchtte diep en zei: “Ik heb graag dat je de naam van mijn Heer niet zo …”
Een armleuning knalde als een op drift geraakte boemerang tussen de zuilen door hem op een haar na missende.
“En nou mot ik m’n paspoort ook nog gaan verlengen!”, bulderde het over het plein.
“Wat heeft z’n paspoort hiermee van doen GeeJee?”
“Hij was al uit z’n hum, omdat ie nog een pasfoto moest gaan maken. Hij moest al z’n paspoort gaan verlengen en toen kwam Unilever als de druppel.”
De razernij aan de overkant leek te bedaren en een nerveus getik kaatste door de zuilengalerij.
“Wat is dat getik toch?”, vroeg GeeJee.
Zenuwachtig wees Alexandertje naar zijn binnenzak en bekende: “dat ben ik.”
https://www.youtube.com/watch?v=5VAs4z-_2E4
Niet lang voor de eruptie van Marcos liep Alexandertje te ijsberen in zijn kamertje zijn speech repeterend.
“Ik stond vanochtend op voorzitter en ik dacht …. Nee. Je bereidt je op zo’n dag toch gek genoeg voor en je denkt nog het zal toch niet?”
Met zijn bekend gevoel voor drama, hief hij zijn wijsvingertje op en wees denkbeeldig naar het spreekgestoelte en vervolgde.
“Het zal toch niet dat ‘hij’ daarzo die bovengrens gaat overschrijden. En ja hoor …. Ja, dat is het!”
Tevreden over zijn volgend aankomend moment van faam liep hij zijn kamertje uit en sloeg linksaf naar de grote Kamer.
Gee was aan het oreren en Alexandertje ging op het puntje van zijn stoel zitten, klaar om de aanval te pareren.
“Hij mag dan wel in Meppel …”, en het werd zwart voor zijn ogen. Hij had zich terdege voorbereid. Maar deze stoot was nog verder onder de gordel, dan hij had durven bevroeden. Langzaam stond hij op en in de verte hoorde hij Gee losgaan en het was of hij even zichzelf niet was. Maar hij moest hier stelling tegen nemen en dapper zocht hij naar houvast aan de interruptiemicrofoon en kneep deze hard in.
“Voorzitter”, en hij begon zijn geschoktheid te vertolken, zoals alleen Alexandertje dat kon. Vol van zichzelf en uiterst tevreden wendde hij zich na afsteken van zijn zorgvuldig gerepeteerde repliek af van de spreker en baalde ervan; dat hij de microfoon niet kon laten vallen. Dat zou echt gaaf staan op youtube.
‘Zo, kom daar maar eens overheen’, dacht hij tevreden. Maar toen begon het geknetter van Gee achter zich al. En hij moest nog gaan zitten? Na de tirade van Gee zat Alexandertje als verdoofd zich af te vragen, of ie het nog wel had. Want had hij hier nu gewonnen of verloren? De onzekerheid greep in zijn hoofd om zich heen en hij begon ongewild te trillen.
‘Wat is dit?’, en hij greep snel naar zijn borststreek om zijn telraampje stevig tegen zich aan te klemmen. Na het debat stond hij op en had alle moeite effe normaal te blijven doen. Met een glimlachje hier en een bemoedigend knikje daar verliet hij de Kamer. In de hal kreeg hij bijna geen asem meer. Iets draaide zijn luchtpijp dicht en licht piepend liep hij snel verder. Hij moest naar zijn kamertje, want niemand mocht kereltje zo zien.
Bij de zuilengalerij werd het beven zo hevig, dat hij zich vastklampte aan een zuil en even tot tien moest tellen. Iedere keer als hij bijna bij tien was, nam de trilling weer zo in hevigheid toe; dat alle rode balletjes, die hij net had verschoven, weer met een chaotisch hard getik door mekaar heen schoven en moest hij weer op nul beginnen. Na een zoveelste poging hoorde hij een ruit breken en even later zag hij GeeJee dekking komen zoeken achter de pilaar naast hem.
Toen de scherven leken te zijn gevallen, stapte GeeJee uit de schaduw van de zuil en begon; “nu ik je toch hier tref. Kan ik op je steun rekenen bij de aanpak van het misbruik van vrouwen in onze seksindustrie?”
“Begin jij nou ook al?! Sommige zaken zijn privé GeeJee!”, gilde Alexandertje hysterisch en zette het op een rennen, alsof zijn leven ervan af hing. Met een klap gooide hij de deur achter zich dicht en viel er met een bonkend hart tegenaan. Blij dat ie het had gered, maar uiterst bezorgd over deze wel heel erg overdreven lichamelijke reactie.
“Is dit stress?”; vroeg hij zich af. “Ben ik dan niet meer geschikt?”
Behoorlijk aangedaan en in de war, ging hij achter zijn pc zitten en nam een kloek besluit. Hij klikte en de vacature straalde hem tegemoet als oplossing voor zijn probleem. Het klonk goed en zo gedistingeerd ook.
“Commissaris? Ja! Commissaris!”, sprak hij zichzelf herpakkend. En was dit dan niet de grootste overwinning op zijn eeuwige vijand? “Ja! Natuurlijk! Ik keer hem gewoon, als commissaris, de ander wang toe!”
Hij zakte in zijn stoel en swipte over zijn mobiel naar de advertentie; “oh ja hoor, dat is het!”
De premier had een humeur om op te schieten, toen hij zijn jas aantrok en de trap afliep. Hij vond het maar belachelijk; dat hij zijn paspoort moest verlengen. Maar zonder paspoort kon hij niet het land uit en zijn agenda stond vol met tripjes naar het buitenland.
Hij sprong op zijn fiets en trapte het poortje door. Hij had geen idee waar hij heen fietste, want de woede zat nog behoorlijk hoog. In de verte zag hij de gele gevel en parkeerde zijn Batavus even later daar op de stoep bij de Nebo. Hij liep de zaak binnen en vroeg om een pasfoto.
“Is het voor een identiteitsbewijs?”
“Nee man, voor m’n paspoort.”
“Maar dat is toch wat ik vroeg?”
“Ik heb nou effe geen zin in discussie hoor. Ken je nou een pasfoto van me maken of nie?”
“Maar natuurlijk. Volgt U mij even?”
Marcos liep achter de vakfotograaf aan en nam plaats op het krukje achterin de zaak.
“Dan moet U zo Uw hoofd en … Ja, U mag best wel een beetje lachen hoor. Iets minder zuur misschien?”
“Neem die foto!”
“Nee niet zo”, weigerde de fotograaf, die kennelijk veel eer in zijn zaak had. “U moet op z’n minst neutraal kijken meneer. Een lichte twinkeling mag, maar dit kan echt niet. Denk even aan iets leuks.”
“Kennik nie”, pruilde de premier.
De fotograaf had mensenkennis genoeg om te zien, dat ie deze klant niet zo naar zijn vogeltje kon laten kijken. Hij moest de man op z’n gemak stellen en deed net of ie met instellingen doende was, toen hij terloops vroeg; “heeft U wat op Uw lever?”
“Begin jij nou ook al!”
Alexandertje stond voor het lege Torenkamertje en trilde niet meer zo erg. Zijn besluit had hij genomen, hij kapte ermee. Maar voordat hij het officieel maakte, wilde hij wel zeker zijn van een baantje. Hij baalde dan ook, dat de premier niet op z’n plek zat. Veel langer kon hij niet meer wachten om dit wereldnieuws bekend te maken. Hij verheugde zich op de ongetwijfeld grote schokgolf en zag al een buitengewoon fraaie documentaire van zijn politieke loopbaan op Nieuwsuur voorbij komen. De hele wereld zou hij in vertwijfeling, maar vooral bewondering, achterlaten en nou was de premier er niet. Hij stak zijn handen in zijn zakken en liep stevig balend de oude trap af. Op het plein keek hij even om zich heen en begon een ommetje te maken, in de hoop dat de premier weer snel op z’n plek zou zitten. Ter hoogte van de Ridderzaal was een kleine vredige demonstratie gaande. Hij keek er tevreden naar. Dit was de democratie die hij al die jaren zo had beschermd. In welk ander land kon je in het hart van de democratie zo met spandoeken lopen? Nee, hij zou dit allemaal niet gaan missen als hij eenmaal commissaris was. Stiekem dacht hij al, hoe vaak hij zijn reiskosten vanuit zijn penthouse per week zou gaan declareren. Of zou ie het per maand doen? Per kwartaal zou ook kunnen, want hij deed het uiteraard uit puur idealisme. Utrecht was de perfecte volgende stap voor hem. Na Leiden en Den Haag zou hij dan in de volgende eeuwenoude stad zijn ding kunnen doen.
“Meneer Alexandertje?”, werd hij aangeklampt door een vrijwilligster met button van Terres des Hommes. “Zou ik U eens wat mogen vragen?”
“Maar natuurlijk, ik heb heel veel respect voor Terres des Hommes.”
“Fijn, dank U wel. Mijn vraag is een korte; waarom denkt U dat Terres des Hommes toch zoveel werk in Nederland heeft?”
Een journalist voegde zich erbij en voordat hij het in de gaten had, keek hij tegen wel zeven omroepmicrofoons aan.
“Ik eh …”, twijfelde Alexandertje, want hier had hij zich niet op voor kunnen bereiden en dat was waar hij juist goed in was.
“Hoe bedoelt U?”, poogde hij wat tijd te rekken met een wedervraag.
“Precies zoals ik het zojuist vroeg; hoe komt het dat Terres des Hommes zoveel werk in Nederland heeft? Ik vraag dit in perspectief van onze vele werkzaamheden in ontwikkelingslanden, die alom bekend zijn. Maar waarom toch is het onbekend, dat wij in Nederland hier nu ook zoveel werk hebben?”
Hij werd compleet overvallen en weigerde te antwoorden. De journalisten werden ongeduldig en drongen hem met hun microfoons steeds verder in de hoek.
“Komop kereltje? Wat is je antwoord?”, gilde er eentje vanuit de achterhoede.
“Terres des Hommes”, begon hij, want hij kon niet weg, “betekent aarde van mensen.”
“Oh? En waarom heet het dan geen Terres des Femmes?”, begon nu ook een felle activiste zich ermee te bemoeien.
“Goed vraag, maar volgens mij moet de mens hier centraal staan. En de aarde!”, liet hij er zelfverzekerd achteraan volgen. “De aarde is van ons allemaal! En die moeten wij voor volgende generaties …”
“Dat vroeg ik niet.”
“Ja, geef nou eens eindelijk antwoord kereltje!”
“IK!”, begon hij met zijn wijsvingertje de vraagsteller aan te wijzen, “ben een man van de aarde! Als geen ander weet ik dat …”
“Vervuilde aarde zal je bedoelen! Vervuilde aarde uit Leiden!”
Die ene simpele vraag sloeg nu plotseling om in paniek in zijn hoofd. Hoe wist die vent dat? Maar snel begon hij zijn reactie te formuleren. Hij had per slot van rekening de mega bouwfraude onder zijn directe leiding overleeft en dat penthouse was dan amateurswerk gebleken.
“Die vervuilde aarde was er alleen maar op papier!”, versprak hij zichzelf. En meteen doken ze in een spervuur van vragen op hem die hij heel ver weg hoorde stellen. Zover weg dat hij ze niet begreep. Hoe had hij dit toch zover laten komen? Waar was toch de premier nu hij hem nodig had? En daar begon het trillen weer.
“Wat is toch dat hinderlijke getik?”, hoorde hij nu weer luid en duidelijk.
Snel sloeg hij zijn armen stevig tegen zichzelf aan en wilde het liefst zo hard zichzelf omarmen; dat ie in een foetale vluchthouding dit onverwachte spervuur kon ontwijken. Hij sloeg dicht en begon met zijn ellebogen de persvrijheid aan te vallen.
“Laat me erdoor!”, begon hij spugend te gillen. “Laat me erdoor!”
De pers schrok van zijn reactie en week onbewust uiteen. Hoewel met speeksel overdraagbare aandoeningen hier zeker een rol leken te spelen. Hij stortte zich in het gaatje van geboden verlossing en begon heel hard te rennen.
“Wat heb je te verbergen kereltje?”, werd hem nog nageroepen.
Maar een antwoord bleef uit toen hij achter de deur van het Torentje verdween. Hij rende de trap op en viel klam van het zweet nog heviger trillend dan voorheen neer in het art deco stoeltje bij het raam.
“Waar blijf je nou man? Ik heb je nodig!”
Het liep al tegen de avond en de fotograaf had de premier zo goed en zo kwaad mogelijk op zijn gemak weten te stellen. Uren had hij op de premier ingepraat, maar niets leek te helpen. Ze hadden samen rondjes door de zaak gelopen, want misschien zou fysieke uitputting helpen. Maar niets van dat al. De premier kon simpelweg zijn woede niet verbergen voor de pasfoto. Uiteindelijk was de fotograaf naar de voordeur gelopen, had het bordje ‘gesloten’ omgedraaid en de deur op slot gedaan.
“Ik ben een vakfotograaf en wij gaan niet eerder naar huis eer we een goede foto van U hebben gemaakt.”
“Ik ken het niet helpen man! Ik ben woedend!”
“Ja, dat had ik al gezien. Maar u heeft toch een goede pasfoto nodig?”
“Schiet ‘m dan!”, keek de premier venijnig in de camera.
“Het spijt mij meneer. Maar er zijn nu eenmaal zeer stringente voorwaarden verplicht voor een pasfoto en ik moet daar wel aan voldoen.”
“Hoe bedoel je?”
“Zoals ik het zeg. De overheid heeft een scherp omlijnd kader opgesteld waar binnen iedere pasfoto moet vallen, moet passen beter gezegd.”
“Ik ben de overheid!”
“Al was u de Koning meneer, dan nog moet die foto in dat verplichte kader passen.”
“Zo dan?”, deed Marcos een uiterste inspanning om zo neutraal mogelijk te kijken.
“Dit zou ‘m best eens kunnen worden!”, sprak de fotograaf enthousiast en haastte zich de ontspanner in te drukken en hij hoopte maar dat ie nog op tijd was.
‘FLITS’ verblindde de flits de premier.
Bij de kassa sneed hij de premier in vieren en schoof de beeltenissen in een mapje, die hij hem even liet zien.
“Ik denk dat dit net voldoet meneer. Vindt U ook niet?”
Dodelijk vermoeid van deze absurd lange zware dag stommelde Marcos de trap op en gooide zijn jas in de hoek, dat in zo’n ronde kamer alleen hij kan.
“Eindelijk, daar ben je.”
Marcos knipte het licht aan, maar die kroonluchter had hij vanochtend kapot gesmeten. In het kabinet achter hem vond hij op de tast een kaars, die hij aanstak en op het bureau zette.
“Alexander?”, zag hij zijn coalitiegenoot in het schijnsel in zak en as zitten.
“Verdomme Alexandertje, ik heb het al moeilijk genoeg zo. Ga naar huis man en laat me met rust. En trouwens ik heb die stoel nodig, de mijne ligt nog buiten.”
“Marcos ik weet dat je een zware dag moet hebben gehad. Maar heb je heel even voor mij?”
“Wat heeft die vrolijke Frans hiermee te maken? Oh, je wil naar Brussel? Geen sprake van! Brussel is voor mij! Sjesus Alexander, dat weet je toch?”
“Dat weet ik”, sprak Alexandertje zacht. “Maar ik zat zelf te denken aan Utrecht.”
“Utregh? Want mot je daar nou doen?”
“Nou, commissaris van de Koning?”
“Is dat al?”
“Ja.”
“Dat hoef je toch niet te vragen man, geen enkel probleem.”
“Meen je dat?”
“Natuurlijk. Zodra onze termijn klaar is, ga jij naar Utregh. Ik hoop dat dat het was?”
“Eigenlijk Mark, zou ik per direct willen opstappen.”
“Heu? Nu? Meteen bedoel je?”
“Ja.”
“Nou, daar overval je me wel mee. Kijk, ik ken je niet tegenhouden. Maar waarom nu?”
“Eerlijk?”
“Ja, duh!”
“Ik ben klaar. Vandaag is het me duidelijk geworden, dat ik niets meer voor het land kan betekenen. Okay, het referendum was nog best wel even een uitdaging. Maar zeg nou zelluf, wat heb ik nou nog? Ik heb me volledig ingezet voor de verkoop van ons land en meer kan ik zelfs in mijn hoedanigheid van veilingmeester niet meer verzinnen. Dus, mag ik gaan?”
“Verdomme Alexandertje, niet zomaar!”
“Maar ik heb je toch net?”
De premier luisterde niet en trok een fles open en schonk twee bellen voor hen in.
“Hier! Laten we er dan tenminste wel op drinken.”
Kereltje werd enorm emotioneel en begon te huilen.
“Mark, heb je enig idee hoe lang ik dit al heb gewild? Hoe vaak wilde ik niet met jou en Sammie het op een ongedwongen zuipen zetten. Gewoon jongens onder mekaar, maar op één of andere manier zagen jullie me nooit voor vol aan. Maar nu? Nu mag ik met jou ein-de-lijk het glas heffen. EINDELIJK! NA AL DIE JAREN! Klinken met jou in dit kamertje, oh Mark; DANK JE WEL!!!”
“Geen dank man, hier; proost!”
“Proost man!”
Ze genoten van enkele glazen en een tweede fles werd opengerukt.
“Hahahahaha! Zo! Had ik dit effe nodig? Ik dach het wel!”
“Anders ik wel Mark. Zeg, ik heb wat voor je meegebracht.”
“Een kadootje?”
“Ja, uit dank voor je samen- en medewerking.” En uit zijn binnenzak pakte Alexandertje zijn meest dierbare kleinood en overhandigde het in een volgende tranenopwelling aan de premier.
“Je telraampje? Maar Alexandertje … ik heb hier geen woorden voor.”
“Zijn ook niet nodig Mark. Hij is voor jou want ik ben uitgeteld. Ik hoop dat het jou nog veel meer goede cijfers gaat brengen dan het mij al die jaren heeft gegeven. Alsjeblief.”
“Nou. Dank je wel man. Ik ben geloof ik zowaar een beetje ontroerd.”
“Nou, zullen we dan, om het echt goed af te sluiten, samen nog even een Chinesie gaan doen?”
“Je bedoelt uitgebreid rijsttafelen bij Bang?”
“Jaaaah!”, sprong Alexandertje opgewonden blij en enthousiast ondanks die lege flessen snel op.
“Dat dacht ik niet Alexander. Nee, geen haar op m’n hoofd. Je bent Sammie niet! En nou opdonderen!”