De heksualiteit van Kitty Kootie.
“We weten allemaal dat de heks zich met terroristen omringd!”
En terwijl Gee zich in zijn handen wreef, ontplofte de Kamer. En nee dat kwam niet, omdat ze uitgerekend nu wel een gordel om had gedaan in vak Kaag. Neen, de Kamer ontplofte in explosieve hypocrisie met als meest directe bewijs; dat juist de club, die bij uitstek met bewezen terrorisme gevormd werd, de Kamer moreel gekwetst stampvoetend verliet. In een alles afleidend einde als doel, zoals we helaas al zo lang gewend zijn. Dan helpt het niet, als de premier niet alleen de regie kwijt is; maar deze ook nog eens zelf op slot heeft gedaan.
Die ochtend werd Marcos, zoals al een heel Coronajaar, wakker van zijn eigen gesabbel aan een fopspeen. Het was instinctief begonnen uit een aangeboren besef van zelfbescherming. En nu kon hij niet meer zonder. De machteloosheid die hij alles overheersend voelde, toen hij de regie kwijt was geraakt, had hem normaal gesproken ongetwijfeld politiek en definitief vleugellam gemaakt. Maar in zijn nieuwe normaal was het dankzij zijn fopspeen; dat hij in een staat van overleving kon komen. Zonder zijn fopspeen was het ongetwijfeld over en uit geweest met zijn lange, lange carrière als eerste man van het land. Sabbelend en zuigend had hij zich zo terug kunnen trekken, toen de heks hem in haar macht kreeg.
Dat ze een heks was, stond voor Marcos wel vast. Nimmer had hij zo een destructie gevoeld als in haar gezelschap. Het was de donkere zijde van de mensheid, zo was hij overtuigd.
Dat er zo getwijfeld is gaan worden aan zijn integriteit, werd door hem dan ook aan die duistere macht toegeschreven. Ze had hem vervloekt, dat kon niet anders.
Brandstapels mogen niet meer. Dus was het volstrekt logisch; dat zijn openbare verhoor bijna in full view voor de hele natie in een hysterische gilbui eindigde met zijn memorabele; “IK LIEG NOOIT!”
En niet in een meer dan terecht mea culpa. In plaats daarvan zoog hij zich dan maar te pletter en wist er nog uit te knijpen; dat ie vanaf nu zijn stinkende best zou gaan doen.
Dagen werden weken en weken werden maanden. Al die tijd lag hij in zijn Torentje verwoed te zuigen aan zijn fopspeen. Of beter gezegd fopspenen. Hij versleet ze bij het leven.
Het was dankzij de fopspeen, dat hij zijn werk nog kon blijven doen. En achteraf had iedereen deze ontwikkeling kunnen en moeten zien aankomen. Foppen en spenen was zo namelijk onderhand al jaren de norm van zijn beleid. Met de meest briljante futiliteiten wist hij zo het systemisch uitmelken dan wel uitzuigen van het volk te vergoelijken. Pure leugens werden andere waarheden, wetten werden zonder schaamrood overtreden en actieve herinneringen werden leidend in het tot bijna kunst verworden wegduiken.
Door nog harder te gaan foppen en spenen wist hij te overleven.
De prijs hiervoor was zijn ongeloofwaardigheid en niet alleen meer als mens. Ieder ander had allang de fopspeen aan Maarten gegeven, maar niet Marcos. Als geen ander wist en weet hij hoe tijd in zijn voordeel werken kan. Want als zelfs de meest verschrikkelijke stormen overwaaien, dan kon het nu toch ook niet anders gaan?
En nou lag hij onder het mahoniehouten bureau te sabbelen en keek geconcentreerd tevreden naar het plafond. Zo begon hij zich beetje bij beetje weer ‘de’ premier te voelen. De kracht van de vloek van de heks, met haar ‘hier scheiden onze wegen’, leek de laatste tijd onverwacht af te nemen. Hoewel Marcos dat uiteraard wel verwacht had.
“Maar hoe sjiet U het dan wel gebeuren?”, sprak de vrouw met de Hamer lijzig langzaam aan Die Sigfried, zo niet gearticuleerd en nog minder oprecht geïnteresseerd.
Die Sigfried had toch zo’n bloedhekel aan dat volkse gedoe. En nou was ze er ook nog afhankelijk van. Dus maakte ze er maar het beste van met; “als ik dankzij zwarte dienaars in het straatarme Nichèr champagne drinken kan en dan met allemaal witte mannen diplomatiek kan gaan lopen doen; dan denk ik … neen, dan weet ik zeker dat ik dit ook wel zal moeten kunnen.”
Lijzige Hamer keek naar de punten voor haar en vroeg of ze de verzwakte positie van Marcos onoverkomelijk vond.
Die Sigfried antwoordde haar niet. Hé? Zat ze nou naar het plafond te staren?
“Mevrouw Sigfried? Ik heb U een vraag gesjteld?”
“Oh ja, excuus. Ik keek even naar het plafond.”
“Dus Marcos is nog steeds een optie”, vinkte Lijzige Hamer haar lijstje af. “Kunnen we er dan vanuit gaan, dat Marcos dan ook weer premier mag spelen?”
Die Sigfried wendde haar blik van het plafond af en keek Lijzige Hamer intens en strak in de ogen aan. Zo strak dat haar ogen in rode knikkers veranderden en die aardappel uit haar keel leek te zijn verdwenen, toen ze gilde zowaar; “انظر إلى عيني”
“Whaot? Whaot zegt U nu?”
“Andher elly aini”, sprak Die Sigfried nu fonetisch. En uit haar rode knikkers vloog nu een felrode laserstraal, dat met wonderlijk gemak tot in de kleinste kleine hersenen van Lijzige Hamer door wist te dringen; “انظر إلى عيني!”
Was het een vloek?
Misschien, maar hoe dan ook veranderde Lijzige Hamer in de meest lijzige Hamer ooit. Zo enorm lijzig, dat er zelfs geen woorden voor bestaan om die lijzigheid uit te drukken. Vreselijk lijzig noteerde de Lijzige Hamer; ‘het – mag – wel – wat – vrolijker.’
Vervolgens rolden de rode knikkers in een ogenblik weg. Met de teruggekeerde aardappel begon Die Sigfried een beetje kinderlijk te giechelen.
“Ik begrijp nu precies wat U bedoelt”, sprak Lijzige Hamer met hervonden lijzigheid en ginnegappend namen ze afscheid.
Uit enthousiasme begon Marcos steeds harder te sabbelen.
Onwetend van deze laatst vermeende vloek van de heks, las hij hoe Die Sigfried in een nogal met belangen verstrengelde positie was komen te zitten. Voor het eerst lachte hij weer eens uitbundig, toen hij las dat het wachtwoord tussen de media en de politiek ‘de familie’ was. Hoe kon je het er nog dikker opleggen? Als er al geen twijfel was, dan was die daardoor wel ontstaan. Hij lachte weer zo ouwerwets hard, dat zijn speentje op het vloeiblad van het mahoniehouten bureau viel. Hij keek ernaar, pakte de natte tut op en hield hem triomfantelijk in de lucht en kierde; “ik heb de regie weer in handen!”
Buiten het zicht van alles en iedereen om sprong hij op het mahoniehoutenbureau en maakte een spontaan en zelf geregisseerd dansje. En het bleef nog lang erg onrustig in het Torentje.
De volgende dag zette hij zijn Batavus monter in de stalling. Hij zag alles weer helemaal zitten en routineus klikte hij op z’n hurken het kettingslot dicht en wilde weer opstaan. Maar in al zijn routine had hij per ongeluk ook zijn speen op slot gezet? Daar kon hij wel de humor van inzien. Terwijl hij hierom lachte, haalde hij het sleuteltje weer uit z’n kontzak.
“Wat doe jij nou man?”, was het Joego, die net voorbij kwam op weg naar weer een fotoshoot.
Marcos schrok van die onverwachte vraag en liet zijn sleuteltje pardoes vallen. Het rinkelde nog even tergend, om met een zacht plonsje in het rioolputje te verdwijnen.
“NEEEEEEE!!!”
“Wat is er an de hand Mark?”
“M’n speen Joego! Ik heb m’n speen op slot gedaan! En nou is het sleuteltje in het putje gevallen. Verdorie! Net nou ik de regie weer in handen had!?”
“Okay, … ook een fijne dag ja”, begreep Joego de penibele situatie in het fietsenhok niet, zoals hij doorgaans iedere situatie beoordeelt.
Joego haastte zich het poortje door en Marcos liet zich plat op z’n buik vallen om in het putje te loeren. Hij had zowat iedere invalshoek bekeken en wist al, wat hij eigenlijk al langer wist; het sleuteltje was kwijt.
“Goedenmorgen Marck, nog een beetje vermoeid?”, was het nu Die Sigfried die smalend voorbij kwam.
“Wat kijk jij vrolijk?”
“Zo voel ik me ook, fijne vrolijke werkdag.”
“Oh ja eh, jij ook ja”, klopte de premier zijn broek af, nadat hij weer was opgestaan.
“Hé Sieg, gaan we dalijk nog wat schrijven? Of wat tekenen samen?”
“Vandaag zal moeilijk gaan Marck. Ik moet helaas op reis.”
“Alweer?”
“Voor het land Marck. Nou werk ze jongen.”
“Jaja”, mompelde Marcos van buiten verward maar inwendig kokend. Hoe dan vloog dat mens de hele wereld wel over en hij niet? Wie was hier nou de belangrijkste man? En had ze nou rooie lenzen in die matchten bij dat mantelpakje van zoveelste design? Deed ze nou uit de hoogte tegen hem? Etc. Zo zonder zijn regie liep hij vol innerlijke twijfel naar het Torentje en liep de trap op. Het eerste dat ie deed, was een slotenmaker bellen; die tut moest van het slot af en wel onmiddellijk!
“Met SlotsForUs.”
“Slotenmaker? Ja met mij.”
“Met wie?”
“Marrek, ik bel vanuit m’n Torentje?”
“Oh excellentie ja, hoe kan ik U van dienst zijn?”
“Ik zit met een kettingslot van m’n fiets en ben het sleuteltje verloren.”
“Okay, geen enkel probleem. Morgenmiddag zo tegen uurtje of drie?”
“Nee, ik wil dat je nu komt!”
“Het spijt mij. Maar uitgerekend vandaag is het een heel speciale dag. En dan werk ik niet.”
“Dus je bent gewoon vrij? Dan kan je toch komen man? Ik betaal je er goed voor.”
“Ja, ik ben inderdaad vrij. Precies daarom kan ik vandaag niet komen. Daar is deze dag te speciaal voor.”
“Wat nou speciale dag? Er staat niks op de kalender hoor. Je moet komen! Nu!”
“Het spijt mij. Morgen kan maar vandaag is het onmogelijk.”
“Zeg luister jij eens even jij …”
tuut tuut tuut
“Wel verdomme! Geeft die slotenmaker mij nou de groetjes van Ruud?! Heeft ie nou zomaar opgehangen? Is ie nou helemaal!”, en hij belde het nummer weer.
“Met mij weer! Legde jij nou neer in m’n oor?”
“Het spijt mij maar ja, het is een hele bijzondere dag vandaag.”
“Hoezo?”
“Ik ga nu ophangen hoor, ik moet gedenken. Als ik morgen komen moet, dan hoor ik het wel. Fijne dag.”
WTF?! De premier keek voor de zekerheid nog eens op de kalender, maar daar stond echt niks speciaals op. Nijdig liep ie weer de trap af naar zijn fiets en begon verwoed en net zo tevergeefs aan die ketting te rukken.
“Ga nou los! Gaat nou helemaal los joh!”
“Heb je een probleem Marck?”, was het weer Die Sigried, die weer langs kwam doch nu om weer weg te gaan.
“M’n ketting Sieg, die moet los maar ben het sleuteltje kwijt.”
“Dan bel je toch eeveen een slootenmaecker?”
Even rolde Marcos met z’n ogen, want die articulatie van Sieg hinderde hem zoals altijd best wel veel.
“Hebbik gedaan. Maar die vent zegt dat ie niet kan komen; iets met een hele bijzondere dag voor ‘m.”
“Maar het is vandaag ook een heel byzondere dag Marck.”
“Heu? Hoezo dat dan?”
“Nou weet je dat niet? Het is vandaag Kitty Kootie.”
“Kitty wie?”
“Kitty Kootie Marck”, kon ze een valse glimlach niet onderdrukken.
“Kitty Kootie? Nooit van gehoord!”
Of het aan de uitspraak van Die Sigfried lag, of aan zijn historische gebrek wijst helaas geen enkele kroniek uit.
Hoe dan ook moest zij nou gaan uitleggen aan hem, wat er nu zo speciaal was aan deze dag. Daar genoot ze uiteraard enorm van en nam derhalve uitgebreid de tijd om Marcos uit te leggen; wat deze dag zo speciaal maakte. Marcos besefte het na haar les volledig en helemaal, toen Die Sigfried haar regeringsbolide instapte en giechelend het Binnenhof uit reed. Zo hard moest ze giechelen; dat ze vrolijk vergat haar gordel om te doen.
“ZO HEB IK GEEN LEVEN MEER!”, gilde hij wanhopig, want zijn tut bleef muurvast zitten. Hij voelde weer, voor het eerst echt nu; hoe het voelde om geen regie meer te hebben over je eigen leven.
“God! Ik weet dat ik meer met U moet overleggen. Maar hier sta ik nu voor U. Zonder speen bennik verloren en het land gedoemd, dus alsjeblief Heer; ik wil mijn tut terug! Help mij om mijn speen van het slot te halen, ik smeek U!”
Het was niet dat hij een antwoord kreeg, maar wel uit een totale reddeloosheid; dat hij op zijn knieën viel en in een enorm intensief gebed zichzelf probeerde te verliezen. De snijdende pijn zijn fopspeen zo gevangen te zien en dus zichzelf was te veel voor hem om te accepteren, Dus hij bad en bad en bad. Niet voor bruine bonen met of zonder rijst maar voor zijn speen, zijn allessie. Hij raakte in een onverbeterlijke trance, toen hij psalmen begon te zingen. Zo groot was zijn hunkering naar de regie.
Nu zal ieder normaal denkend mens denken; wat een gelul. Er staat een fiets op slot, op het Binnenhof. Dus die kan toch wel even van het slot afgehaald worden? Neen. Dat kon niet.
Enerzijds was het een speciale dag, dus iedere politicus stond wel ergens in den lande op de foto te herdenken voor de beeldvorming. En anderzijds blijven politici per slot van rekening toch ambtenaren. Dus zoveel lopen er nooit daar en zeker niet zo vroeg. Toch was er wel eentje, die op die dag besloten had om naar het werk te gaan en dat was GeeJee.
“Het doet mij veel deugd, dat je nog steeds zo Godsvruchtig bent Marrek.”
Daarmee onderbrak GeeJee psalm tig en zoveel en de premier keek verbaasd op.
“Seegertjes? Man, je mot me helluppen hoor. Ik ben ten einde raad man, kijk nou toch eens naar m’n speen.”
Nu kreeg ook GeeJee het belang van de fopspeen van de premier door en zei; “je hebt dit niet van mij, maar met een beetje haarspeld klik je dat slot zo open.”
“Een haarspeld? Hoe kommik nou aan een haarspeld man?”
“Oh, je kan er wel eentje van mij lenen”, en GeeJee klikte zijn aktetas open.
“Heu? Wat doe jij nou met een haarspeld in je tas?”
“Wat denk je zelf Mark? Die kan ik toch niet meer zelf gebruiken?”, wees hij op zijn kale knikker.
“Ja maar, zelfs als had je een coupe Gee GeeJee, dan nog loop je niet met een haarspeld in je haar. Tenzij … Sjesus! GeeJee?”
“Met een rooie kop overhandigde GeeJee zijn haarspeld en zei; “je mag ‘m lenen maar alleen als je dit wel onder ons houdt.”
“… Ja, maar natuurlijk man. Et tu GeeJee? De wonderen zijn de wereld nog nie uit zeg”, nam hij de haarspeld aan en sprak verbaasd; “ruikt ie nou naar Chanel?”
“Onder ons Mark! Ik meen het!”
“Natuurlijk, we zijn toch allemaal gelijk in Zijn ogen?”
Na enig morrelen viel de tut bevrijd op de grond en Marcos gilde verrukt uitgelaten en buiten zijn gebruikelijke zinnen; “friedom!”
Hiermee werd de rol van GeeJee maar weer eens voor Marcos helder. Maar meer dan dat; hij had eindelijk de regie weer in handen. Edoch niet voor lang want vrijwel meteen stopte hij zijn fopspeen in zijn mond en begon eraan te zuigen alsof zijn leven ervan afhing. Dat was natuurlijk ook zo, waarmee wederom aangetoond werd dat je tegenwoordig zelf de regie nemen kan. Zolang je maar hard genoeg zuigt.
“GeeJee! Dank je kerel! Kom, gaan we borrel doen in het Torentje!”
“Ik drink niet Mark, tenminste geen alcohol.”
“Ah zo, juist ja. Okay, dan gaan we Chinesie doen! Bij Bang! Gezellie!”
“Glutenallergie.”
“Verdomme man, maar hoe kan ik je dan bedanken man?”
“Beschuit met muisjes. Het is toch een soort van nieuw begin.”
Beschuit met muisjes it is!”
En even later zaten ze bij Les Indes en keken ze naar die gekke kleuren op hun bordje.
“Zeg ober? WTF is dat?”
“Beschuit met muisjes meneer, zoals U besteld hebt.”
“Waar zijn de muisjes dan? Deze zien er niet uit.”
“Dit zijn Stadgenootjes premier, dit zijn genderneutrale muisjes.”
…
“Oh die! Hahahaha! Jaja, alles weer helemaal onder controle!”, bulderde de premier en legde zijn tut op tafel, “smakelijk GeeJee!”
En je zag GeeJee de neiging onderdrukken om stiekem even die tut te pakken …