Dik voor mekaar
De jeugd op Zuid in de Tarwewijk duurde in gedachten langer dan werkelijk. De weekenden zijn gegrift in tegenstelling. Zo was de zondag nog echt zondag. Er was werkelijk geen reet te beleven en je kon trouwens ook niks uitvreten want die zondagse schoenen mochten geen krasje oplopen. Stilte tekende alom deze voor de jeugd enorm saaie dag tenminste in mijn beleving kon deze Herendag gestolen worden. Zondag begon met klassieke muziek uit de huiskamer waarna de ingezette opera nimmer een operette scheen te worden. Belcanto, de ene nog melodramatischer dan de ander, Il Pagliacci was een verademing tussen het zware werk van Mozart en Brahms door. Het gebrek aan zang kon en kan mij nog steeds niet echt bekoren.
De zondag duurde lang……..
De zaterdag daarentegen duurde ook een eeuwigheid maar in vergelijking met zijn tegenstelling waren de activiteiten schier ontelbaar die ontplooid werden door een ongekend gevoel van vrijheid en ongeremdheid die je zo puur kan ervaren in je kinderjaren. Toch was er altijd min of meer sprake van een zeker stramien en door die gemeenschappelijke structuur lijken die zaterdagen nog als gisteren.
Na het ontbijt naar buiten de klusgeluiden ontvluchtend alsook die helpende hand waar je zomaar tot veroordeeld kon worden. Dat was gelijk boetedoening, schroefjes en plugjes aangeven terwijl de rest buiten op straat speelde. Tenenkrommend! Maar gelukkig zijn deze dagen van kastijding zwaar in de minderheid zodat de rest van die oneindig durende zaterdagen de minderheid heeft verdrongen. Met de haartjes nauwelijks droog de straat op en met het zakgeld op zak richting de fopshop aan de Pretorialaan. Wat je daar niet kon aanschaffen zeg. Bengaals vuur met die mystieke rode gloed en stinkbommen als gele transparante vloeistof in die mooie glazen carpules behoorden toch wel tot de standaarduitrusting samen met de toverlucifers, groene kop op gevouwen papieren stokkie. Gek genoeg kochten we bijna nooit snoep maar altijd functionele rotzooi zeg maar. Op weg naar huis in een supermarkt of lokale sigarenboer kraakten we dan een bom in het gangpad of voor de toonder….zo, kolere, wat stinkt het hier zeg, riepen we dan in plat Rotterdams in koor onderwijl de menigte miskeurend aankijkend. Vonden we toen hilarisch. Daarna liepen we naar buiten onze lachstuipen nauwelijks controlerend al waar we keihard in de lach schoten. De reacties van de mensen op de geur van rotte eieren passeerden in kleur de revue terwijl we naar huis liepen. Afhankelijk van het aantal aangedane aangelegenheden (cafés werden gemeden want daar kon je echt op je lazer krijgen) hadden we nog tijd voor meer rottigheid, belletje trekken was standaard en telde eigenlijk niet als echte activiteit mee, dat deed je instinctief… om het derde portiek of zo.
Bij de bakker haalden we een mooie gebaksdoos en zo waren we al rap druk in de weer met takjes e.d. om de doos met een veelheid aan hondenstront, dat volop op de trottoirs lag, te vullen. Bij een redelijk gewicht aan uitwerpselen belden we ergens aan, liefst twee of drie hoog. De trap was dan je airbag als het ware. Ja? werd er dan van boven geroepen…we hebben gebak voor u van de bakker om de hoek mevrouw…oh wat een verrassing, van wie jongen? Geen idee mevrouw maar ruiken kan ie niet want het stinkt als de tering, goede morgen…Meestal was de hoek om rennen voldoende om je weer veilig te voelen voor het volgende avontuur, want de zaterdag duurde en duurde.
Maar om half twee moesten we naar binnen, luisteren naar de radio naar de Dik voor Mekaar Show! Bep en Toos met Ome Joop, we zaten aan de transistor gekluisterd dan wel aan de huiskamerradio van Aristona. Het ‘nah, ontzettend’ van meneer de Groot was al voldoende om ons te doen huilen van het lachen, welk een rijkdom achteraf. Na de show was het tijd voor onze eigen show. De taperecorder met microfoon werd tevoorschijn gehaald en een 60 of 90 min bandje werd erin gedaan en de toetsen rec en play moest je dan gelijktijdig indrukken, de eerste keer ook nog met de pauseknop erbij als je nog even moest nadenken over de take. Zo kwam het hele leven in allerlei facetten voorbij, we beschreven allerlei gebeurtenissen in verschillende rollen met passende stemmen maar het meest memorabele was ooit het verslag van Ali tegen Frazier. In gedachten was deze opname bij opname al legendarisch. Hoe zwaar Joe het had op zijn wankelende onderdanen was werkelijk pijnlijk om te horen maar toch kwam ie na ieder knockdown weer terug, episch gevecht gewoon….waar oh waar zijn die opnames toch gebleven… Vaak werden de bandjes gewist en hergebruikt maar deze was een juweel en als zodanig gekoesterd maar met de tijd in de vergetelheid verdwenen of nog ergens in een doos op zolder?
Bij mooi weer maakten we waterbommen; plastic zakken gevuld met water. Slechts enkelen konden we met de benenwagen vervoeren en als we echt spanning wilden dan liepen we met het wapentuig naar de uitgang van de Maastunnel voor fietsers en voetgangers. Dan was het wachten totdat de twee opeenvolgende roltrappen leeg waren opdat we de slachtoffers beneden veilig konden bombarderen. Het meest effectief was de bom op de muur tegenover je te gooien, op de onderste rand dat het plafond boven de trappen vormde, timing was essentieel maar het effect was dan wel maximaal, vaak meerdere slachtoffers met een enkele bom. De tweede kon dan direct gericht worden op degene die het hardste aan het vloeken was en dat ie ons wel even zou pakken. Dan moet je wel sneller dan zo zijn gilden we brutaal en liepen rustig maar hautain het portaal uit wetende dat we tijd zat hadden om te ontkomen.
Andere activiteiten waren pijltjes blazen, het beste papier was glossy papier dat dan in gebundelde repen tussen de broekriem werd gestopt gelijk munitie. Erwten hebben we ook een tijdje gedaan maar dat werd toch wel als echt gevaarlijk beschouwd en dus was je dan extra voorzichtig dat de lol drukte. Vandaar dat pijlen schieten in de keuken van de Chinees om de hoek de gouden standaard was. Pijlen in de bami, in de nasi, maar die in de saus waren met meest spectaculair, je zag dan impact en dat was echt gaaf. Die ene keer dat mijn vriend moest vluchten voor het Chinese gevaar was ik er niet bij, zag ‘m wel vanuit het raam als een hazewindhond rennen, zijn papieren bundeltjes als confetti verliezende en daartussen door rende een bloedlinke Chinees met een pijl in z’n oor.
Voetballen was een moetje en fietswedstrijden om de kerk waren een regelmatige onderbreking in de rottigheid waar we zoals ik het mij herinner eigenlijk continu mee bezig waren. Tijdens een zware etappe om de kerk had ik er flink de vaart in en de overwinning leek mij makkelijk haalbaar, moest alleen het tempo vast zien te houden. Na de bocht knalde ik vol tegen een voetganger op, ik vloog door de lucht en landde op de stenen op m’n buik. In mijn ooghoek zag ik een kapot horloge tollen op de stoep, oh nee, dat is een dure was mijn eerste gedachte. Dan schoot je in de verdedigingsmodus en deed je alsof je zwaar gewond was, wel een beetje tokkiegedrag; bij enige tegenslag direct het slachtoffer uit gaan hangen…maar dat deed je gewoon. De man zelf nauwelijks bekomen van de schrik schrok daarop weer bij het horen van het vreselijke gekerm. Gaat het jongen?….oehoe (tranen persen) ik weet het niet (haperend)….Waar woon je? Met een uiterste krachtinspanning wees ik naar de overkant en zo werd ik opgetild en naar huis gedragen de portiektrap op en al… Op vraag van mams of meneer schade had werd geantwoord; als het maar goed gaat met die jongen, dat is het belangrijkst. Acteren was op straat een eerste levensbehoefte.
Op wat saaie dagen pakten we de telefoongids en gingen mensen bellen. In het begin waren de gesprekken met meneer of mevrouw Naaktgeboren van laag niveau maar gaandeweg werden we inventiever. Jantje of Keesje in een rolstoel werd een act met voorspelbaar resultaat. De mensen hadden erg veel medelijden met dat zielige ventje dat zo alleen in huis zat zonder ouders en niet wist waar die het zoeken moest. Waar woon je, vroegen ze dan al snel en zo gaf je een adres op in de buurt. Dan gingen we aan de overkant staan kijken hoe hele hordes bezorgde mensen aanbelden en boos werden want er was potdomme wel gewoon een volwassene thuis! En waarom laat je dat kind aan z’n lot over?…hele scènes volkstoneel zo gratis life voor ons opgevoerd.
Maar ook aan de zaterdag kwam een einde en na zonsondergang moesten we onze fietsjes nog in de schuur gaan zetten. De schuurtjes waren gelegen tussen twee lang gerekte huizenblokken in. Om ze te bereiken moest je het blok omlopen om de poort door te kunnen gaan om via een smal pad met aan weerszijden schuurtjes en schuurtjes halverwege het blok bij ons schuurtje aan te komen. Op de terugweg kwamen we altijd langs een tuin met een grindpad. Steevast pakten we een handvol grind die we dan op het dak van het schuurtje gooiden. Gevloek achter de balkondeuren door het gekletter en wij rennen naar huis. Bij meneer de Bruin nog even een sanitaire stop in de brievenbus en we waren klaar voor bed. Tot op een zaterdagavond het anders liep dan we hadden gepland. Fiets in schuurtje en handje grind, ketter de kletter….Godver…..klonk het angstig dichtbij, en nou heb ik jullie. De man was dusdanig gefrustreerd geraakt van het grind op zijn golfplaten dakje dat voor hem de maat vol was, terecht by the way. We schrokken dat we erbij waren maar konden toch op miraculeuze wijze aan een vaste greep ontsnappen. Na het poortje door te hebben gerend wilden we vaart minderen maar dat kon niet, hij zat ons op de hielen. Rechtsaf richting veilige haven maar de man bleef ons op de hielen zitten, naar huis gaan was geen optie dus dan maar door lopen richting de speeltuin, langs school en verder, niet naar huis, hij mag niet weten waar we wonen…. Bij ieder hoek van de straat pakten we even rust maar zagen dan in het donker dat witte overhemd van die echt heel erg boze man op ons afkomen. Tjongejonge zeg, dit hadden we nog niet eerder meegemaakt, verder en verder moesten we rennen maar die vent wist niet van opgeven. De Maasbrug over, dan maar richting Coolsingel of zo, we wisten ook niet meer hoever en waarheen we moesten rennen. Maar zo’n beetje op of over de Maas konden we dan eindelijk naar adem happen. Het was best wel laat en het was al goed donker, hoe laat geen idee maar direct naar huis durfden we niet want stel je voor dat we die knakker weer zouden tegen komen.
De zaterdag daarentegen duurde ook een eeuwigheid maar in vergelijking met zijn tegenstelling waren de activiteiten schier ontelbaar die ontplooid werden door een ongekend gevoel van vrijheid en ongeremdheid die je zo puur kan ervaren in je kinderjaren. Toch was er altijd min of meer sprake van een zeker stramien en door die gemeenschappelijke structuur lijken die zaterdagen nog als gisteren.
Na het ontbijt naar buiten de klusgeluiden ontvluchtend alsook die helpende hand waar je zomaar tot veroordeeld kon worden. Dat was gelijk boetedoening, schroefjes en plugjes aangeven terwijl de rest buiten op straat speelde. Tenenkrommend! Maar gelukkig zijn deze dagen van kastijding zwaar in de minderheid zodat de rest van die oneindig durende zaterdagen de minderheid heeft verdrongen. Met de haartjes nauwelijks droog de straat op en met het zakgeld op zak richting de fopshop aan de Pretorialaan. Wat je daar niet kon aanschaffen zeg. Bengaals vuur met die mystieke rode gloed en stinkbommen als gele transparante vloeistof in die mooie glazen carpules behoorden toch wel tot de standaarduitrusting samen met de toverlucifers, groene kop op gevouwen papieren stokkie. Gek genoeg kochten we bijna nooit snoep maar altijd functionele rotzooi zeg maar. Op weg naar huis in een supermarkt of lokale sigarenboer kraakten we dan een bom in het gangpad of voor de toonder….zo, kolere, wat stinkt het hier zeg, riepen we dan in plat Rotterdams in koor onderwijl de menigte miskeurend aankijkend. Vonden we toen hilarisch. Daarna liepen we naar buiten onze lachstuipen nauwelijks controlerend al waar we keihard in de lach schoten. De reacties van de mensen op de geur van rotte eieren passeerden in kleur de revue terwijl we naar huis liepen. Afhankelijk van het aantal aangedane aangelegenheden (cafés werden gemeden want daar kon je echt op je lazer krijgen) hadden we nog tijd voor meer rottigheid, belletje trekken was standaard en telde eigenlijk niet als echte activiteit mee, dat deed je instinctief… om het derde portiek of zo.
Bij de bakker haalden we een mooie gebaksdoos en zo waren we al rap druk in de weer met takjes e.d. om de doos met een veelheid aan hondenstront, dat volop op de trottoirs lag, te vullen. Bij een redelijk gewicht aan uitwerpselen belden we ergens aan, liefst twee of drie hoog. De trap was dan je airbag als het ware. Ja? werd er dan van boven geroepen…we hebben gebak voor u van de bakker om de hoek mevrouw…oh wat een verrassing, van wie jongen? Geen idee mevrouw maar ruiken kan ie niet want het stinkt als de tering, goede morgen…Meestal was de hoek om rennen voldoende om je weer veilig te voelen voor het volgende avontuur, want de zaterdag duurde en duurde.
Maar om half twee moesten we naar binnen, luisteren naar de radio naar de Dik voor Mekaar Show! Bep en Toos met Ome Joop, we zaten aan de transistor gekluisterd dan wel aan de huiskamerradio van Aristona. Het ‘nah, ontzettend’ van meneer de Groot was al voldoende om ons te doen huilen van het lachen, welk een rijkdom achteraf. Na de show was het tijd voor onze eigen show. De taperecorder met microfoon werd tevoorschijn gehaald en een 60 of 90 min bandje werd erin gedaan en de toetsen rec en play moest je dan gelijktijdig indrukken, de eerste keer ook nog met de pauseknop erbij als je nog even moest nadenken over de take. Zo kwam het hele leven in allerlei facetten voorbij, we beschreven allerlei gebeurtenissen in verschillende rollen met passende stemmen maar het meest memorabele was ooit het verslag van Ali tegen Frazier. In gedachten was deze opname bij opname al legendarisch. Hoe zwaar Joe het had op zijn wankelende onderdanen was werkelijk pijnlijk om te horen maar toch kwam ie na ieder knockdown weer terug, episch gevecht gewoon….waar oh waar zijn die opnames toch gebleven… Vaak werden de bandjes gewist en hergebruikt maar deze was een juweel en als zodanig gekoesterd maar met de tijd in de vergetelheid verdwenen of nog ergens in een doos op zolder?
Bij mooi weer maakten we waterbommen; plastic zakken gevuld met water. Slechts enkelen konden we met de benenwagen vervoeren en als we echt spanning wilden dan liepen we met het wapentuig naar de uitgang van de Maastunnel voor fietsers en voetgangers. Dan was het wachten totdat de twee opeenvolgende roltrappen leeg waren opdat we de slachtoffers beneden veilig konden bombarderen. Het meest effectief was de bom op de muur tegenover je te gooien, op de onderste rand dat het plafond boven de trappen vormde, timing was essentieel maar het effect was dan wel maximaal, vaak meerdere slachtoffers met een enkele bom. De tweede kon dan direct gericht worden op degene die het hardste aan het vloeken was en dat ie ons wel even zou pakken. Dan moet je wel sneller dan zo zijn gilden we brutaal en liepen rustig maar hautain het portaal uit wetende dat we tijd zat hadden om te ontkomen.
Andere activiteiten waren pijltjes blazen, het beste papier was glossy papier dat dan in gebundelde repen tussen de broekriem werd gestopt gelijk munitie. Erwten hebben we ook een tijdje gedaan maar dat werd toch wel als echt gevaarlijk beschouwd en dus was je dan extra voorzichtig dat de lol drukte. Vandaar dat pijlen schieten in de keuken van de Chinees om de hoek de gouden standaard was. Pijlen in de bami, in de nasi, maar die in de saus waren met meest spectaculair, je zag dan impact en dat was echt gaaf. Die ene keer dat mijn vriend moest vluchten voor het Chinese gevaar was ik er niet bij, zag ‘m wel vanuit het raam als een hazewindhond rennen, zijn papieren bundeltjes als confetti verliezende en daartussen door rende een bloedlinke Chinees met een pijl in z’n oor.
Voetballen was een moetje en fietswedstrijden om de kerk waren een regelmatige onderbreking in de rottigheid waar we zoals ik het mij herinner eigenlijk continu mee bezig waren. Tijdens een zware etappe om de kerk had ik er flink de vaart in en de overwinning leek mij makkelijk haalbaar, moest alleen het tempo vast zien te houden. Na de bocht knalde ik vol tegen een voetganger op, ik vloog door de lucht en landde op de stenen op m’n buik. In mijn ooghoek zag ik een kapot horloge tollen op de stoep, oh nee, dat is een dure was mijn eerste gedachte. Dan schoot je in de verdedigingsmodus en deed je alsof je zwaar gewond was, wel een beetje tokkiegedrag; bij enige tegenslag direct het slachtoffer uit gaan hangen…maar dat deed je gewoon. De man zelf nauwelijks bekomen van de schrik schrok daarop weer bij het horen van het vreselijke gekerm. Gaat het jongen?….oehoe (tranen persen) ik weet het niet (haperend)….Waar woon je? Met een uiterste krachtinspanning wees ik naar de overkant en zo werd ik opgetild en naar huis gedragen de portiektrap op en al… Op vraag van mams of meneer schade had werd geantwoord; als het maar goed gaat met die jongen, dat is het belangrijkst. Acteren was op straat een eerste levensbehoefte.
Op wat saaie dagen pakten we de telefoongids en gingen mensen bellen. In het begin waren de gesprekken met meneer of mevrouw Naaktgeboren van laag niveau maar gaandeweg werden we inventiever. Jantje of Keesje in een rolstoel werd een act met voorspelbaar resultaat. De mensen hadden erg veel medelijden met dat zielige ventje dat zo alleen in huis zat zonder ouders en niet wist waar die het zoeken moest. Waar woon je, vroegen ze dan al snel en zo gaf je een adres op in de buurt. Dan gingen we aan de overkant staan kijken hoe hele hordes bezorgde mensen aanbelden en boos werden want er was potdomme wel gewoon een volwassene thuis! En waarom laat je dat kind aan z’n lot over?…hele scènes volkstoneel zo gratis life voor ons opgevoerd.
Maar ook aan de zaterdag kwam een einde en na zonsondergang moesten we onze fietsjes nog in de schuur gaan zetten. De schuurtjes waren gelegen tussen twee lang gerekte huizenblokken in. Om ze te bereiken moest je het blok omlopen om de poort door te kunnen gaan om via een smal pad met aan weerszijden schuurtjes en schuurtjes halverwege het blok bij ons schuurtje aan te komen. Op de terugweg kwamen we altijd langs een tuin met een grindpad. Steevast pakten we een handvol grind die we dan op het dak van het schuurtje gooiden. Gevloek achter de balkondeuren door het gekletter en wij rennen naar huis. Bij meneer de Bruin nog even een sanitaire stop in de brievenbus en we waren klaar voor bed. Tot op een zaterdagavond het anders liep dan we hadden gepland. Fiets in schuurtje en handje grind, ketter de kletter….Godver…..klonk het angstig dichtbij, en nou heb ik jullie. De man was dusdanig gefrustreerd geraakt van het grind op zijn golfplaten dakje dat voor hem de maat vol was, terecht by the way. We schrokken dat we erbij waren maar konden toch op miraculeuze wijze aan een vaste greep ontsnappen. Na het poortje door te hebben gerend wilden we vaart minderen maar dat kon niet, hij zat ons op de hielen. Rechtsaf richting veilige haven maar de man bleef ons op de hielen zitten, naar huis gaan was geen optie dus dan maar door lopen richting de speeltuin, langs school en verder, niet naar huis, hij mag niet weten waar we wonen…. Bij ieder hoek van de straat pakten we even rust maar zagen dan in het donker dat witte overhemd van die echt heel erg boze man op ons afkomen. Tjongejonge zeg, dit hadden we nog niet eerder meegemaakt, verder en verder moesten we rennen maar die vent wist niet van opgeven. De Maasbrug over, dan maar richting Coolsingel of zo, we wisten ook niet meer hoever en waarheen we moesten rennen. Maar zo’n beetje op of over de Maas konden we dan eindelijk naar adem happen. Het was best wel laat en het was al goed donker, hoe laat geen idee maar direct naar huis durfden we niet want stel je voor dat we die knakker weer zouden tegen komen.
Uiteindelijk via een omweg zijn we thuis gekomen, de marathon van Rotterdan avant la lettre als het ware. Het meest rare wat me nog bijstaat is dat m’n ouwe lui dit kennelijk gemist hebben of zo want de straf die ik in gedachten had en waar ik me al op had ingesteld heb ik nooit gekregen. Ze hebben me nooit gemist.