Dromen over het vierde rijk waren ooit bedrog.
Jeroen zat met jampotbril op de eerste rij in de klas en wist alle wiskundige stellingen die hem door mevrouw Okonski werden voorgelegd in een oogopslag op te lossen. De rest van de klas had een jaar of wat achterstand maar Jeroen liep vele lichtjaren voor. En toch boterde het niet zo tussen Jeroen en mevrouw Okonski. Hij begreep haar Poolse tongval niet en dat gaf wrijving. Jei bent naar fentje; zo beet ze hem vaak toe als ie haar met weer een differentiaalvergelijking de baas was. Maar Jeroen deed dat en alles eigenlijk instinctief, zonder erbij na te denken, hij snapte alles al. Tenminste alles met getallen, taal was een drama hoewel niet voor Jeroen.
Zo zat hij net zo op z’n gemak bij de heer Konraad, de leraar Engels. Op de vraag of ie het werkwoord to be kon vervoegen antwoordde hij zonder na te denken: 35. De rest van de klas brak dan in een misgunnende lachbui uit en zelfs de heer Konraad kon een spottende blik niet onderdrukken. 35, wat een oen dacht ie terwijl ie de rest van de klas verzocht Macbeth open te slaan. Ga jij maar naar de directrice Jeroen en ga daar je werkwoorden maar vervoegen. Hij zat vaker in het kamertje van mevrouw Mees dan dat ie in de klas verbleef.
De volgende dag stond ie keurig met gekamde haren en altijd strak in het pak op de hoek van de straat te wachten op het busje. Maar hoelang ie ook wachtte het speciaal vervoer kwam niet. Na anderhalf uur brak het zweet hem uit en in blinde paniek rende ie over straat richting school. De stadsbus aangedreven door groene stroom hoorde ie niet en opeens was het donker.
Laat in de middag werd er aangebeld op nummer 35 waar de moeder van Jeroen werd ingelicht door een straatwacht over het ongeval eerder op de dag. De wijkagent was drukdoende met quota en dus had ie Ali van de jongerensoos bereid gevonden voor hem in te vallen. Ali zei: kind dood mevrouw, echt helemaal, hij niet meer terug komen, goedemiddag en fijne dag. Overmand door emoties stortte ze in, een aangesnelde postbode kon haar net opvangen en legde haar neer op de bank in de voorkamer. Op het dressoir legde ie de post en maakte dat ie snel uit de voeten kwam want over een half uur ging de staking in en hij moest de hele wijk nog doen.
Na het donker worden ontwaakte de moeder van Jeroen als in een nare droom. Ze stond op en in haar routine opende ze de post. Een brief van school; Jeroen was niet meer welkom en werd per direct uitgeschreven. Adressen voor speciaal onderwijs waren in een los velletje ingesloten. Op de radio hoorde ze vaag dat het meldpunt voor geweigerde autisten al na een dag overbelast was. Toch pakte ze de telefoon en belde het nummer, na enkele overgangstonen hoorde ze een vriendelijke stem aan de ander kant. U spreekt met mevrouw Dijsselbloem zei ze maar voordat ze haar zin kon afmaken werd er al gereageerd, oh, stopt u maar hoor, u droomt gewoon! Wordt nu maar eens wakker! Droom ik? Ja mens, wakker worden, hard werd er aan haar geschud nu en Jeroentje was op haar bed enthousiast aan het op en neer springen verwend krijsend: ik wil nazionaliseren, ik wil nazionaliseren! Geradbraakt duwde ze met samen geknepen slaapogen de spring in het veld van het bed af. Anton! schreeuwde ze. Hellup, dat joch wil weer nazionaliseren. Glimlachend kwam Anton de badkamer uit, goedemorgen mijn duifje, wat een ventje niet waar? Kom op Jeroen, hup in de kleren en naar school. Terwijl ze de trap afliepen hoorde mevrouw Dijsselbloem de lopende overhoring. Wat komt er na drie Jeroen? Vier, vier klonk het uit volle borst. En wat ga jij later worden? Rijk! Rijk! Jawohl, Reich m’n ventje aaide Anton zijn nazaat tevreden over de bol. En hoe doe je dat m’n jongen? Nazionaliseren…Nazionaliseren! Ach als in zwijm dacht Anton, beter opvoeden kan gewoonweg echt niet.