Moord aan de Riviera: the Raven
Hoofdstuk III
Door de druilerige regen fietste Rinus deze zondag naar het bureau. Hij was gisteren helemaal vergeten de kerstverlichting uit te doen, had hij zich onder het ontbijt bedacht. In de gang trok hij zijn regenpak aan en liep naar de schuur. Als hij stevig door zou fietsen, zou hij precies op tijd terug zijn voor de zondagsmis. Onder het afdak klopte hij zijn regenpak uit en liep naar binnen. Nadat hij de stekker van de verlichting eruit had gehaald, wist hij dapper de verleiding van de koffieautomaat te weerstaan en wilde net afsluiten toen de telefoon ging. Dit was hoogst ongebruikelijk. Op zondag werd nooit gebeld. Hij nam op met; “U spreekt met Rinus, hoe kan ik U van dienst zijn?”
“Eindelijk neemt er iemand op. Ik probeer de hele ochtend al jullie te bereiken. Je spreekt met Rob Bertholee, de allerhoogste baas van de A.I.V.D. Is de hoofdcommissaris daar?”
Verbaasd over dit ongewoon hoge telefoontje antwoordde Rinus: “nee, Chef zal nu ongetwijfeld onderweg zijn naar de kerk meneer.”
“Het is van het grootste belang dat ik de hoofdcommissaris aan de lijn krijg. Is hij mobiel bereikbaar?”
“Eh neen meneer. Op zondag wordt in Serooskerke nooit gebeld en in de kerk mogen we geen mobieltjes meenemen.”
“Ik begrijp de importantie van deze dag, doch het is een zaak van de hoogste urgentie. Ik moet hem spreken, zo snel mogelijk!” De toon van Rob was nu niets minder dan autoritair geworden en Rinus voelde aan zijn water, dat Chef meteen aan de telefoon moest komen.
“Ik kan nu naar de kerk rijden en Chef gaan halen. Binnen tien minuten kan hij dan hier zijn meneer.”
“Doe dat. Ik bel over tien minuten terug”, en de verbinding werd eenzijdig verbroken.
Zachtjes opende Rinus de grote kerkdeur en gelukkig zag hij Chef meteen zitten achter de grote pilaar. Hij was in fluistergesprek met de Raaf, terwijl de pastoor een vurig pleidooi aan het houden was in Godsnaam.
“Chef”, fluisterde Rinus, “U moet onmiddellijk meekomen naar het bureau. De hoogste pief van het A.I.V.D. moet U zo spoedig mogelijk spreken.”
“Wat zeg je me daar Rinus, de A.I.V.D. wil ‘mij’ spreken?”
“Ja Chef en wel nu.”
Dit was Hollestelle nog nooit overkomen en ook de Raaf zat bijzonder geïnteresseerd mee te luisteren. De preek was er eentje van dertien in een dozijn, dus de Raaf was blij met deze onverwachte onderbreking.
“Mag ik mee?”, vroeg hij zachtjes en zo slopen ze de kerk uit.
Onderweg werd luid gediscussieerd waarom de hoogste baas van de veiligheidsdienst Hollestelle toch wilde spreken. En binnen vijf minuten zaten ze op het bureau achter de koffie gespannen te wachten op het komende telefoontje.
Halverwege de bekertjes ging de telefoon en Hollestelle nam op.
“Met Hollestelle, hoofdcommissaris district Serooskerke.”
“Ah, eindelijk heb ik je aan de lijn. Luister, het gaat om een diplomatieke kwestie waar we jou kwaliteiten voor kunnen gebruiken. ”
“Mijn kwaliteiten?”
“Kom, kom. Niet zo bescheiden commissaris. Het is algemeen bekend dat jij de internationale misdaad een forse klap hebt toegebracht. Zeker onder en door de chaotische reorganisatie en bezuinigingen is dit niet onopgemerkt gebleven.”
“Maar dat heb ik niet alleen gedaan. Dat was teamwork. Vindt U het goed dat ik U op speaker zet? Het voltallige team is namelijk toevalligerwijs hier aanwezig.”
“Doe dat maar. Het gaat om het volgende. Op diplomatiek niveau hebben wij het verzoek gekregen te assisteren bij een mogelijke moord. Er is in Roussillon een geestelijke dood aangetroffen onder zeer vreemde en misschien ook wel verdachte omstandigheden. De lokale gendarmerie zit met zijn handen in het haar, want de verdachte dood van een geestelijke wordt zeer hoog opgenomen.”
De mannen zaten alle drie te knikken. Dat begrepen ze volledig. Ze moesten er niet aan denken, dat hun eigen pastoor onder verdachte omstandigheden aangetroffen zou worden.
“Nu mist men daar de expertise in dergelijk verdachte omstandigheden en de Franse regering heeft op internationaal niveau een dringend verzoek tot bijstand gedaan. Kan ik ze zeggen dat wij een gespecialiseerd team zenden?”
“U bedoelt ons?”
“Ja natuurlijk.”
“Maar het is bijna Kerst en we hebben net de kerstverlichting opgehangen. Is er niemand anders beschikbaar?”
“Ik zou je niet bellen als dat zo was. Jij bent de uitgelezen kandidaat hiervoor. Dus wat kan ik zeggen?”
“Hebben wij daar wat te zeggen?”
“Volledige jurisdictie is mij zwart op wit toegezegd. Op de Gendarmerie van Roussillon zal ik een drietal badges laten bezorgen, die jullie dan kunnen gebruiken voor als het nodig is. Alleen vervoer moet je zelf regelen, daar hebben we helaas de middelen niet meer voor.”
“En wanneer zouden we daar dan naartoe moeten gaan?”
“Het liefst gisteren, maar meteen is ook goed. Nou, wat kan ik zeggen?”
“Eh, ja natuurlijk willen we onze plicht vervullen. Maar ik heb wel mijn gehele team nodig.”
“Personeelskosten zijn gedekt, alleen vervoer niet. Het spreekt voor zich; dat de omliggende regio’s tijdens jullie afwezigheid een oogje in Serooskerke houden. Verdere maatregelen lijken ons niet nodig. Als er ergens een veilige gemeente is, dan is het die van jou wel. Dus?”
“Okay. We doen het.”
“Prima en hou me op de hoogte!”
“Vanzelfsprekend, goedemorgen.”
“Goedemorgen en succes!”
Hollestelle legde een beetje bevend de hoorn neer en de mannen hadden even nodig op dit op hun in te laten werken.
“Ze hebben onze expertise nodig? Die van ons dus”, onderbrak de Raaf de stilte.
“Alles leuk en aardig Chef. Maar vandaag is het zondag. De bussen rijden niet en we hebben maar één echt goede dienstfiets. Dus hoe kunnen we dan direct vertrekken?”
“Je hebt gelijk Rinus. Nu we niet voor eigen vervoer kunnen zorgen, moeten we maar wachten tot morgen. In die uren kunnen wel heel wat aanwijzingen verloren gaan. Verdorie wat vervelend, maar ik zie ook geen andere mogelijkheid nu.”
“Misschien heb ik wel wat”, sprak de Raaf geheimzinnig. “Als jullie nou naar huis gaan om je koffer te pakken, dan zien we mekaar over een uurtje bij de slagerij. Ik beloof jullie dat we in de middag dan al op weg kunnen gaan.”
Ondertussen wisten de agenten wel; dat ze blind op de Raaf aan konden en dus sloten ze het bureau af met het plakken van een briefje aan de deur.
Beste dorpsgenoten,
Het bureau is gesloten omwille van handhaving elders.
Voor dringende gevallen is de post Vlissingen bereikbaar.
Fijne Kerst! (voor het geval we langer weg moeten blijven)
Hollestelle liep samen met Rinus en koffers naar de slagerij van de Raaf. Rinus droeg ook nog een plastic tasje met zich mee en Hollestelle informeerde naar de inhoud. Maar die wilde Rinus niet prijs geven. Hij zei alleen maar: “voor het geval dat Chef.”
Benieuwd naar de oplossing van de Raaf, sloegen ze linksaf het Kerkplein op. En daar stond pontificaal voor de slagerij een enorme camper.
“Kijk nou Rinus, wat een enorm ding is dat zeg!”
“Een camper? Ik wist geeneens dat de Raaf een camper had.”
“En, wat denken jullie ervan?”, vroeg de Raaf die net de slagerij af aan het sluiten was. “Heren, dit is ‘The Raven’; mijn camper. Eigenlijk had ik ‘m al z.g.a.n. op Marktplaats gezet, maar hij kan best nog wel een laatste ritje aan.”
“Wat een machtig ding de Raaf”, zei Hollestelle onder de indruk.
“Maar, dan is er meer dan genoeg ruimte voor m’n fiets. Of niet de Raaf?”
“Ga ‘m halen Rinus. Dan binden we ‘m gewoon op het bagagerek vanachter.”
In no time was Rinus weer terug met de dienstfiets; die stevig met spanbanden aan het rek werd gehangen.
“Hier Hollestelle, hier kun je je koffer kwijt en doe alsof je thuis bent. Ik rij de eerste shift heren en maken jullie maar uit, wie er in het midden moet.”
“In het midden?”, vroeg Hollestelle verbaasd toen hij in wilde stappen.
Hoewel de camper er imposant van buiten uit had gezien, zagen Rinus en Hollestelle dat The Raven er van binnen helemaal niet als een camper uit zag. Vooraan was er één grote bank voor de chauffeur en bijrijders. De rest van de ruimte werd ingenomen door een soort van kleine slagerij?
“Wat is die deur daar achterin de Raaf?”
“Je bedoelt achter de hak- en snijtafel?”
“Die ja, meer deuren zie ik namelijk niet.”
“Mijn koelcel”, zei de Raaf trots en startte de diesel om warm te lopen. Het ronkende geluid begon de zondagse rust aardig te verstoren.
“Zijn we er klaar voor?”
“Ik denk het wel de Raaf”, zei Rinus die eerst in het midden zou gaan zitten. Hollestelle sloeg de deur toe en zei: “nou, on y va dan maar de Raaf.”
“Prima! Als we om toerbeurt rijden, kunnen we in één ruk doorrijden. Als alles vlotjes verloopt, kunnen we morgen vroeg al in Roussillon zijn!”
Het enthousiasme van de Raaf werkte aanstekelijk en vrolijk gilde Rinus: “verse croissants!”, en wees richting de Zeedijk met uitgevouwen Michelinwegenkaart op zijn schoot.
Verstoord kwam de pastoor naar buiten lopen en zag onder een dikke walm net nog hoe een duivels voertuig de bocht om ging en luid gassend het kleine dorpje verliet.
Lonnie kwam de tent binnen en deed verslag van zijn oplossing van hun probleem.
“Oh Lonnie, dat heb je voor mij gedaan?”
“Ja, dat moest toch?”
En langzaam sprong er weer iets van een vonkje over; dat haar oude verliefdheid voor Lonnie weer oprakelde. Dat en het feit dat ie zo lekker naar lavendel rook; zorgde ervoor dat ze hem verder de tent introk. Voor het eerst sinds lange tijd consumeerden ze hun prille huwelijk en zo stevig; dat het Primagaz-Kooktoestelletje met donderend geraas in de voortent op het grondzeil viel.