Moord in Serooskerke II ‘de scoop van PieRRe’
Hoofdstuk V
In de villa van Pierre in Koudekerke kwam de zoveelste e-mail binnen, waarin er aangifte werd gedaan van een gestolen trekker. De neusvleugels van Pierre begonnen snel te bewegen bij het lezen van de mail. Het was de zoveelste aangifte van trekkerdiefstal en zijn speurneus vertelde hem intuïtief dat hier echt wat interessants aan de gang moest zijn. Pierre was een BZ-er, die regionale bekendheid had vergaard met zijn fameuze programma ‘Misdaadeiland’ op Omroep Zeeland. Wie herinnert zich niet de ook nationaal dicht bekeken; ‘het rotte ui an de sloot’, ‘onschuldig schuldig in Putte’, ‘Heineken verdronken in Saeftinghe’, om niet te reppen over zijn meest bekende item; ‘de heer van de ringen’?
Ondertussen zijn wel gerede twijfels ontstaan over laatstgenoemd item. Hoewel Putte al niet direct in de regio viel, bleek die heer van de ringen zich namelijk helemaal niet hierin af te spelen, laat staan in ons land zelf, doch in Nieuw-Zeeland! Desondanks heeft Pierre met die uitzending wel de bloeiende smokkel in coke over de Zeeuwsche wateren bloot weten te leggen. Na zijn prime-time heeft Pierre zich teruggetrokken en schuift hij nu alleen af en toe nog aan bij programma’s die totaal niets met zijn specialisme te maken hebben. De misdaad in Zeeland was dermate afgenomen, dat hij het nu van die schnabbels moest hebben. Maar Pierre is wel een onderzoeksjournalist in hart en nieren gebleven en volgt nog altijd het weinige dat nog rest in de regio op de voet. Jaloers was hij op die agenten in Serooskerke geweest, die de laatste moord hadden weten op te lossen. Pierre had die scoop volledig gemist, hij was te veel met bijzaken bezig geweest. Maar dat zou hem niet meer overkomen. Sinds die brute moord was hij weer alle aangiftes op de voet gaan volgen, hongerig op zoek naar zijn moment. In het begin had het niet direct zijn aandacht getrokken. Maar de nationale trend van ordinaire trekkerdiefstallen leek zich nu ook door te zetten in zijn regio. Dus uitermate geïnteresseerd ging hij aan die slag, waar hij juist zo goed in was en belde de redactie.
“Ja, goedenmorgen met Pierre le Frost. Zeg, ik heb denk ik nu een item waar we een avond mee kunnen vullen. Maar dan moet ik wel de middelen krijgen natuurlijk. Ik ben ervan overtuigd dat we hier met een moord te maken hebben… Nee, er is inderdaad nog geen lijk gevonden, maar die is er zeker en vast en anders komt ie weldra… Hoe ik dat weet? U spreekt met PieRRe le Frost ja! Ik weet die dingen als geen ander!… Ja, die van het rotte ui ja, dus?… Hoe ik dat denk te gaan doen?… Nou, met de verborgen camera natuurlijk, want als er een lijk verborgen is, dan is dit toch wel een één-tweetje niet?… Hoezo niet jullie ding?… Transparantie?… Oh, voor openbare verslaggeving zouden wel de middelen beschikbaar kunnen komen?… Ik begrijp het en kan mij daar in schikken. Wanneer kan ik beginnen? Het spoor moet wel life vastgelegd worden nu het nog heet is… Uitstekend, tot zo dan.”
De tanende kijkcijfers waren reden genoeg om Pierre een cameracrew te geven want zoals gezegd; hij was wel een man die in het verleden veel kijkers aan zich had weten te binden en dit was waar hij goed in was.
Het camerabusje scheurde over de Dorpsstraat en sloeg linksaf om op de oprijlaan van de villa van Pierre slippend tot stilstand te komen. Pierre stond al met oortje te wachten en sprong er in.
“Naar Serooskerke, snel!”
Het witte busje met schotels en al scheurde door de polder. En al na enkele minuten werd niets minder dan een noodstop gemaakt voor de kerk van Serooskerke.
“Pierre! Kijk!”
“Verdorie! Heter dan dit kan het niet worden, vraag lifestream aan mannen. Vooruit! Draaien met die camera’s! Dit is niet te geloven! Dit is geen regionaal nieuws meer maar welhaast mondiaal!”
“Chef, het is de kastelein van het café. Hij…, wat zeg je? Jaja. Omroep Zeeland Chef. We moeten Omroep Zeeland aanzetten… hij kinkt danig overstuur.”
Snel zette Hollestelle het kleine tv-tje aan, dat rechts van het magazijn aan de muur hing en wat ze daar zagen; zou zelfs met een hele nieuwe doos wasco niet goed te beschrijven zijn.
“Ik sta hier voor de kerk van Serooskerke waar een vreselijke moord is begaan. Dankzij mijn speurneus en een levenlang ervaring in de criminaliteit, doe ik u verslag van dit ijzingwekkende tafereel. Woorden schieten hier tekort. Oordeelt uzelf en weest ervan overtuigd dat ik de dader of daders snel zal weten te achterhalen. Dit was PieRRe le Frost voor Omroep Zeeland en ben na de reclame weer snel bij u terug, zap niet! Dit mag u niet missen!”
De camera draaide langzaam naar rechts en daar schuin achter Pierre werd tergend langzaam ingezoomd op de oude kastanjeboom die langzaam zijn bladeren aan het verliezen was. Maar het was niet de herfst dat de aandacht vestigde, het was die vleeshaak aan de grote tak. En aan die vleeshaak hing… een donkerrood bebloed lijk!
“Potverdulleme Rinus, snel! Naar het Kerkplein, die lui vervuilen de crimescene om niet te spreken ‘ons’ dorp! Potverdulleme nog an toe!”
Sneller dan ze zich ooit gehaast hebben, renden de mannen in regionaal wereldrecord naar het plein en kwamen net voor het einde van het reclameblok aan.
“Stop de uitzending!”, brulde Hollestelle.
“Ik mag hier gewoon filmen hoor”, reageerde Pierre uitdagend.
“Rinus, neem die camera in beslag!”
Een worsteling volgde en snel had Rinus de kabel weten door te snijden met zijn zakmes uit Zwitserland, die hij normaal alleen gebruikte om de gebundelde leesmappen los te snijden ter distributie en af en toe voor een appeltje.
“Ze zijn uit de lucht Chef.”
“Dit kunnen jullie niet maken, ik wil aangifte doen!”
“Dat doe je maar op het bureau. In de tussentijd moeten wij hier de misdaadplaats veilig stellen.”
Pierre wist wel dat hij geen bevoegdheden had zoals Hollestelle die wel had en dus gooide hij het over een andere boeg.
“Okay, we gaan naar het bureau op voorwaarde dat wij wel exclusiviteit krijgen.”
Hoewel Hollestelle van de oude stempel was, besefte hij ook wel dat het beheersen van de mediagekte hier prioriteit had en stemde nors toe.
“Rinus, begeleid deze mensen naar het bureau. Geef ze een kop koffie en kom zo snel mogelijk terug met het lint en neem mijn fiets. In de fietstassen zit de nieuwe forensische kit om dit goed in kaart te brengen en haast je Rinus.”
Nadat ze uit het zicht waren verdwenen, kon Hollestelle pas de volle omvang van deze misdaad in zich opnemen. Uit de slagerij van de Raaf liep een bloederig spoor over de keien die licht kronkelend naar de kastanjeboom leidde. Hij volgde deze en schrok van het lijk aan de vleeshaak, doch uitte tegelijkertijd een zucht van verlichting. Ja, er hing een lijk dat op zich al erg genoeg was, maar het was niet iemand die hij kende. Na enkele rondjes om de kerk was het duidelijk dat het relatief smalle gebied van de slagerij naar de kastanjeboom afgezet moest worden. Elders was namelijk niets te zien dat op een eventueel spoor leek. Het lijk was hemelsbreed direct vanuit de slagerij naar de boom gesleept.
Rinus begon op aanwijzingen van Hollestelle het lint te ontrollen. Na drie stevige wikkels om de oude stam liepen ze, beiden een uiteinde afrollende, naar de slagerij. Ze bonden hun uiteinden aan verroeste ringen aan de gevel links en rechts van de ingang, daar waar lang geleden paarden aan vast werden gezet. Uit de fietstassen werden twee kleine klapstoeltjes gehaald alsook schetsboeken en verder gerei. Rinus ging bij de ingang zitten en begon geconcentreerd te schetsen. Hollestelle zette zijn stoeltje onder de boom en begon daar de horrorachtige scene toe te vertrouwen aan zijn schetsboek. Langzaam dromden dorpsbewoners langs het lint en kreten van afschuw werden afgewisseld door druk gekras van wasco en koolstiften. De voorraad rode wasco ging er finaal doorheen, maar uiteindelijk bleken ze net genoeg te hebben om de laatste hand te leggen aan de vele volgetekende vellen papier.
“Wie doet nou zoiets?”, was een veel gehoorde vraag en Rinus nam, nadat hij klaar was, ruim de tijd om in gesprek te gaan met de zeer verontruste dorpelingen.
“We zagen het op tv Rinus. Wie doet nou zoiets?”
“Beste mensen, we hebben eerlijk gezegd nog geen echt goed idee. Maar dat we hier bovenop zitten lijkt me duidelijk.
“Wie is het?”
“Ik ken het lijk ook niet”, mengde Hollestelle zich nu ook in het gesprek. “Weet iemand waar de Raaf is? Ik wil dat lijk zo snel mogelijk weg hebben.”
“Is ie niet binnen?”
“Nee, hij ligt hier z’n roes uit te slapen”, zei de kastelein, “wat een vreselijk gezicht.”
“Het is toch niet de eerste keer dat je iemand z’n roes hebt zien uitslapen?”
“Nee, ik bedoel dat lijk aan de kastanjeboom.”
“Maak ‘m wakker en laat ‘m meteen komen!” ……. “de Raaf natuurlijk!”
De kleine menigte week uiteen toen de Raaf met bonkend hoofd in ongeloof staarde naar het vreselijke lijk aan de boom.
“Ik heb een ladder nodig.”
De bewoners haalden snel een ladder en met vereende krachten werd het lijk met vleeshaak en al van de tak gehaald.
“Hou het lijk binnen de linten mensen, voorzichtig!”
Ze droegen het lijk naar de slagerij alwaar deze in de grote koelcel werd gelegd.
“Kan iemand in Godsnaam dat bloed wegpoetsen?”, vroeg Hollestelle waarna meerdere vrouwen met emmers en sop aankwamen. Op hun knieën begonnen ze met het minutieus schoon boenen van de keien. Het hele dorp begon druppelsgewijs mee te helpen. Zo kwam er eentje met zijn schoenborstel aan en een ander met eentje voor de vaat en weer een ander met zijn tandenborstel. Binnen het kwartier zat het hele dorp op zijn knieën te poetsen en Hollestelle kreeg bijna tranen in zijn ogen over zoveel gemeenschapszin. Snel was er niets meer te zien van de verschrikkelijke misdaad en nadat het lint was verwijderd, leek het net of er niets gebeurd was. Hollestelle wist dat mogelijk cruciale sporen weg geboend waren. Maar prioriteit had nog immer de mogelijk destructieve aandacht van de massale media. Daar er niks meer te filmen viel, had hij in ieder geval de broodnodige rust bedongen. De rust die altijd oh zo cruciaal was voor het lopende onderzoek.
De menigte keek tevreden naar het weer propere pleintje en normaal gesproken zouden ze vroeger allemaal weer stilletjes huiswaarts zijn gegaan. Maar anno 2015 is ook de mondigheid in Serooskerke doorgedrongen en een baldadige dorpsbewoner, die met die tandenborstel, durfde het aan zijn mond te roeren.
“En nu?”
Hollestelle wist even niet hoe hij hiermee om moest gaan. Intuïtief had hij gedaan wat gedaan moest worden in kader van het onderzoek. Maar op deze vraag moest hij een bevredigend antwoord schuldig blijven. De mensen wilden antwoorden en die had hij niet, nog niet. Het was Rinus die zijn Chef te hulp schoot.
“En nu, nu gaan we met z’n allen een dropje eten.”
Uit de fietstas haalde hij een volle zak boerderijdrop van Venco en liet het zakje door de menigte gaan.
“Ja, lekker”, was de tendens en kauwend begon de menigte op te lossen, want misschien was er al wat op tv te zien?
“Dank je Rinus”, zei Hollestelle oprecht toen ze daar weer alleen voor de slagerij stonden.
“Geen dank Chef, ik lust zelf toch geen boerderijdrop. ‘k Heb meer met katjesdrop dus graag gedaan. Hoe gaan we nou verder Chef? Ik bedoel Pierre zit nog te wachten op het bureau.”
“Verdulleme ja, die was ik even helemaal vergeten. Okay Rinus, jij gaat naar de bakker en koop daar een paar bolussen. Geef ze die te eten en desnoods nog een kop koffie dan ga ik vast aan de slag met de Raaf. Ik kom dan zo snel mogelijk naar het bureau. Voor nu heb ik even deze kostbare tijd nodig.”
“Chef, mijn hoofd begint nu wel te tollen hoor. Ik moet nog alle leesmappen doen.”
“Ik weet hoe je je voelt Rinus. Maar dit is onze job. Weet je wat? Zet een advertentie in de Courant voor de leesmap. Want totdat we deze ellende opgelost hebben, heb je fulltime-betrekking Rinus. Ik benoem je bij deze tot volwaardig Rechercheur van Serooskerke!”
“M mmm meent u dat Chef?”
“Kamiel Rinus, vanaf nu heet ik Kamiel voor jou. Ik ben niet je Chef meer, maar je collega. Je hebt deze sporen ruimschoots verdiend.”
Rinus stamelde in volle trots wartaal en kwam er niet uit. Zijn hele loopbaan had hij Chef gezegd en had veel moeite met deze staande promotie.
“Okay Rinus, Commissaris dan? Dat ben ik per slot van rekening uiteindelijk wel hier.
“Dank u wel Commissaris!”, sprak Rinus weer zijn spraak hervonden en apetrots fietste hij op de fiets van de Commissaris richting de bakker. Ondanks de huidige ontwikkelingen deed het Hollestelle goed te zien hoe Rinus gegroeid was. Ze waren gewoon een geolied team en nu was het aan hun om de dorpse orde te handhaven. Gedecideerd stapte hij de slagerij binnen en vroeg aan de Raaf hoe ver hij al gevorderd was.
De klerk van het AZC noteerde vermoeid de zoveelste registratie van die dag. Hij was moe. Alles moest met handen en voeten vastgelegd worden, dus was even blij dat deze tenminste nog het Engels meester was.
“Name?”
“Artan.”
“Where you come from?”
“I come from Albania.”
“Why?”
“We are at war and will remain so untill I can go back.”
“So you want bed?”
“And trekker.”
“Go ahead to bunk 547 and you can still your trek in cateringtent over there.”
Zonder in de ijskoude ogen van Artan te kijken, wees de klerk hem de weg en zette gedachteloos de zoveelste stempel.
“Next!”