Moord in Serooskerke III, Hoofdstuk IX: Lockdown met moeilijke popcorn

Moord in Serooskerke III, Hoofdstuk IX: Lockdown met moeilijke popcorn

Hoofdstuk IX      Lockdown met moeilijke popcorn

 

De volgende dag was heel Serooskerke anders. En niet alleen Serooskerke maar ook omgeving.
De eerste die daar mee te maken kreeg, was de Raaf die een hele nacht in het archief had doorgebracht. Dokter van Zunderen bleek helemaal nooit aan het ziekenhuis verbonden te zijn geweest. Tenminste niet met vast contract. De administratie wees uit, dat dokter van Zunderen wel als ZZP-er had gewerkt. Maar slechts een enkel weekend. Omdat de vaste patholoog anatoom niet te bereiken was. En daar het overlijden van Molly nogal een groot dingetje was, had de directie alles op alles gezet om de benodigde verklaring zo snel mogelijk op te laten stellen. De angst voor een enorme toeloop van publiek was gegrond en martelaarschap was wel het laatste dat Molly verdiende. Gelukkig konden ze via het uitzendbureau tijdig dokter van Zunderen inhuren. De paniek, die ongetwijfeld anders op maandag losgebroken zou zijn, was daarmee in de professionele kiem gesmoord en daar had de Raaf alle begrip voor.
“Is het wellicht mogelijk dat ik een copy van het rapport kan inzien?”
De administratief medewerkster had heel moeilijk gekeken. Maar na overleg met haar meerdere, die thuis zat te werken, kreeg de Raaf toegang tot het archief en er werd hem veel succes toegewenst.
Eenmaal in de kelder keek de Raaf uit over een immens papieren archief, dat nauwelijks enige ordening leek te kennen. Zo stond er op de eerste doos links van hem een rode letter G geschreven. En daarnaast weer eentje met een rode letter T of was het nou een L? Boven op die at random weggezette dozen lagen bergen ordners en ook losse papieren tot heel veel van die gele memo stickerblaadjes aan toe.
“Wat een chaos?!”

 

Pas tegen vijf uur in de ochtend vond hij een dik rapport met een memopapiertje erop geplakt, dat zei; ‘rapport van Zunderen, nog te archiveren’.
“Eindelijk! Man man man”, zuchtte de Raaf en sloeg het rapport open. Daar las hij hoe minutieus het onderzoek uitgevoerd was. Dokter van Zunderen had zelfs de moeite genomen om de granen te tellen, die in die enorme zak met kippenvoer zaten waar Molly in was verdronken.
“Dat is niet normaal”, opende de Raaf zijn ogen wijder. Want dit rapport werd hem nu iets te minutieus. Zelf had de Raaf ook meerdere briljante rapporten geschreven. Hij herkende dus vrij snel op bladzijde 347, dat hier iemand een rapport had opgesteld om iets in de enorme hoeveelheid informatie te begraven. Dat kon niet anders. Toen hij bij de conclusie aan kwam, siste hij tussen zijn tanden door; “het zal toch niet?”
Want daar stond de conclusie in zwart en wit; ‘het stoffelijk overschot bleek dood door het inademen van 73.467 zaadjes, die echter niet tot direct overlijden hebben geleid. Het waren de 1238 maiskorrels die haar de das om hebben gedaan.’ 
Maar het was niet deze conclusie die de Raaf’s wantrouwen triggerde. Neen, het was een opmerking boven zijn handtekening. Dat en de eindfoto die op de laatste bladzijde was geplakt, waar Molly onder de meest afgrijselijke tattoos dood lag te zijn. De Raaf had slechts een ogenblik nodig om te zien; “die is niet dood! Ja, moeilijk heeft ze het zeker, maar dood? Nee, want wie doet er nou een das om een lijk?”
En inderdaad de genoemde das in het rapport bleek zowaar door dokter van Zunderen zelf te zijn omgedaan. Dat kon niet anders. En ja, Molly zat destijds onder de meest waanzinnige lichaamstekeningen, maar een stropdas? Nee, die droeg ze never en nooit!
Snel duwde hij het rapport onder zijn arm en rende met twee stappen tegelijk de trap op. Hij draaide de deur open en liep de centrale hal in richting de uitgang. De daar heersende paniek ging compleet aan hem voorbij. Op de parkeerplaats voor bezoekers stapte hij in zijn camper. Bij het poortje ging de slagboom maar niet omhoog en ergerlijk drukte hij op de knop van de praatpaal.
KLIK: “Wat is het probleem?”
“Ik wil weg, maar die slagboom weigert open te gaan.”
“Dat klopt, U mag ook helemaal niet weg.”
“Ik mag niet …?, zeg luister jij eens bengel. Het is de Raaf hier en ik heb een urgente kwestie over te brengen aan hoofdcommissaris Hollestelle en wel nu meteen!”
“De eh Hoofdcommissaris zei U?”, en een licht geroezemoes van overleg volgde, waarna een klik de praatpaal deed verstommen.
“HALLO?! DOE OPEN DAT DING!”, vrat de Raaf nu bijna zijn stuur op.
KLIK: “De Raaf, je spreekt hier met de directeur van het ziekenhuis. Het spijt mij dit te moeten zeggen. We zijn vanaf dit moment in lockdown. Niemand erin dus ook niemand er meer uit. Het is in ons aller belang. Het spijt me.”
“Ben jij diezelfde directeur, die dokter van Zunderen destijds aangesteld heeft?”
“Wat leuk dat je je dat nog herinnert. Inderdaad was het aanstellen van dokter van Zunderen one of my finest moments, al zeg ik het zelf. Jaja. Maar hoe wist jij dat kerel?”
“De Raaf?”
“Hallo-o?”
Op het moment dat de Raaf zijn vraag bevestigd hoorde, had ie The Raven op z’n staart getrapt en reed zonder verdere conversatie het slagboompje kaduuk. De camper helde vervaarlijk over, toen hij de rotonde half rond nam. Hij moest dit rapport zo spoedig mogelijk naar het bureau brengen en had derhalve geen tijd te verliezen.

“Goedemorgen Chef, koffie?”, vroeg Rinus aan zijn meerdere bij binnenkomst.
“Lekker ja en jij ook een hele goedemorgen.”
“Ik heb prima geslapen. En ik …”
Op dat moment trilde de diensttelefoon op het bureau en Rinus pakte hem op.
“Wat is het Rinus?”
“NL-alert Chef, we zitten vanaf nu in lockdown?”
“Hè?”
Rinus zette meteen het nieuws op en daar keken ze naar de provinciale persconferentie. Met enige verbazing zeker, want zo hadden ze zich in de zaak vastgebeten; dat dit hen behoorlijk verraste. Ze hoorden ene heer Polman zich voorstellen als Commissaris van de Koning van de provincie Zeeland. Rinus zette een beetje nijdig de bekertjes koffie neer met; “er is maar 1 commissaris!”
“Ssst Rinus, laten we luisteren.”

Provinciegenoten, beste Zeeuwen …”
“Hij woont geeneens in Zeeland Chef?!”
“Rinus! Ssssst!”
‘Ook ik ben enorm geschokt door de brute moorden die hier in ons doorgaans zo vredige provincie hebben plaats gehad. Vanochtend vroeg is mij ter ore gekomen, dat we niet zo maar met een verschrikkelijke misdaad hebben te maken. Vanuit hogerhand heb ik vernomen dat het hier vrijwel zeker om seriemoorden gaat. Want na de verschrikkelijk staafmixermoord van de Nooijer en de meer dan brute blokfluitmoord van de kleine Margriet, heeft het korps vannacht in de bossen bij Bergen op Zoom stukken van een menselijk lichaam gevonden …”
De commissaris van Koning was nu duidelijk aangedaan en nam een slokje water. Desondanks vervolgde hij met overslaand trillende stem;
“stukken van een menselijk lichaam dus. En bijna in MIJN achtertuin! Het is dan ook met een bezwaard gemoed, dat ik besloten heb voor in ieder geval de komende week tot en met de zondag, de diensten gaan dus wel gewoon door, de gehele provincie in lockdown te plaatsen. En ik spreek het volle vertrouwen uit naar onze agenten, die zoals altijd zich dag en nacht een stuk in de rotonde werken om deze verschrikkelijke seriemoordenaar in de kraag te pakken. Tot zover vanuit mijn eigen werkkamer groet ik jullie met luctor et emergo en stay safe.”

“Waarom doet ie zoiets Chef? Hij is geeneens een echte commissaris!”
“Ik weet het niet Rinus. Wat is het nummer van Bergen?”
Rinus drukte het voorgeprogrammeerde nummer in op de telefoon op het bureau en gaf de hoorn aan Hollestelle.
“JA! WAT NU WEER?!”
“Zozo, ook een goedemorgen collega. Het is Hollestelle hier, hoofdcommissaris van Serooskerke en omstreken. Hebben jullie het DNA al kunnen bekijken, of is er anderszins identificatie gedaan aangaande de gevonden lichaamsdelen?”
“Oh gelukkig U bent het. Excuses commissaris, maar we worden al de hele ochtend platgebeld door die andere commissaris. Die is helemaal over z’n toeren ervan. Maar om op Uw vraag terug te komen; het laboratorium is er momenteel nog mee bezig.”
“Juist ja. Ik snap nu de lockdown beter.”
“Volstrekt overdreven. De lichaamsdelen zijn geeneens in Zeeland gevonden. Maar dat is entre nous.”
“Ja, Rinus zei ook al zoiets. Zou je me op de hoogte kunnen houden?”
“Uiteraard. Hoe ver zijn jullie daar?”
“Er komen net nieuwe ontwikkelingen aangereden, zie ik, dus druk. Werk ze.”
“Doe ik, jullie ook”, en de verbinding werd verbroken, net op het moment dat The Raven in een rook van verbrand rubber onder de carport tot stilstand kwam.
“De Raaf is terug Chef.”
“Dat vermoeden had ik al ja. Ik had hem al over de dijk zien aan komen scheuren.”
De deur zwaaide open en een verhitte de Raaf zwaaide trots met het rapport in de lucht.
“Lockdown of geen lockdown, ik ben er! Et voila!”
Hij gooide het rapport tussen de agenten in op het bureau. Na een bekertje koffie gepakt te hebben, lichtte hij de agenten in van zijn bevindingen.
Even later staarden ze allen in een leeg bekertje. Het was Rinus, die als eerste sprak; “dus je bent dwars door een slagboom gereden?”
“Prioriteiten Rinus, dat is voor later zorg. Na de Raaf aangehoord te hebben, moet ik bekennen; twijfel. Twijfel de Raaf, maar echt meer dan dat is het niet. Nergens zie ik een bewijs dat Molly nog in leven zou kunnen zijn. Ik geef toe, heel dik rapport. Ik geef ook toe, raar om haar een das om te doen. Maar kom op man, dit is toch geen degelijk politiewerk?”
De Raaf zat zich enorm op te winden, want hij wist wat hij wist. Hij griste het rapport weer van het bureau en begon verwoed te bladeren. Na een tijdje zei ie: “hier! Hier staat je bewijs! Zwart op wit!”
“Punt 11 bedoel je? … Maar dat is gewoon omschrijving van een protocol”, zei Rinus.
En ook Hollestelle zag er niks vreemds aan; “gewoon een algemene richtlijn lijkt mij, anders niets.”
“Oh?’, zette de Raaf zijn vinger onder de op één na laatste zin, die las; ‘Aan de patiënt zelf worden geen resultaten meegedeeld!’  
Kijk dan! Hij heeft dat zelf ondertekend en er ook nog eens een uitroepteken achter gezet!”
“Verrek Chef, Chef?”
“Potverdulleme! Waarom zou je dat er inderdaad bij zetten? Ik bedoel als de patiënt toch al overleden is?”
“Hè hè, eindelijk. Zijn we nou allemaal wakker?”

Harrie deed de deur open van het vakantiehuisje. En daar stond ze.
“We hadden toch afgesproken …?”
“Ze besprong hem in de deuropening en hijgde; we kunnen ons weer vrijelijk bewegen. Heb je niet gehoord van de lockdown? Niemand op straat nou.”
“Harrie vond het vakantiepark al zo verlaten. Maar er gingen wel meer zaken aan hem voorbij.
“Nu schat, het moet nu!”, ze trok haar broek en slipje uit en commandeerde hem zowat haar te doen, zoals hij nog nooit had gedaan.

Na haar dood werd Molly naar het mortuarium gereden en Lonnie had haar in het geniep en tranen gevolgd. Zich toen pas beseffend, dat ie zonder haar niet kon, had hij het hele mortuarium bij mekaar staan gillen, alwaar ze lichtelijk bijkwam.
Ze wilde gillen, maar al dat er uitkwam was kippenvoer. De dienstdoende arts was zich een hoedje geschrokken en Lonnie had een mes op zijn keel gezet: “Alles betaal ik je, maar redt mijn Molly!”
“Alles?”, had de arts nog begerig gevraagd en was meteen aan het werk gegaan. Zo goed als het kon, werd Molly leeggezogen en aan de beademing gezet. Het infuus was een hels karwei maar het lukte.
“Ik kan haar hier niet helpen verder. Ze is redelijk stabiel, maar ze moet naar een echt ziekenhuis. Eentje waar ze geen vragen stellen.”
“Waar?”
“Oostenrijk, ik ken daar een kliniek die …”
“Zo kan ze niet reizen.”
“Klopt”, zei dokter van Zunderen en deed haar zijn stropdas om, “zo, nu wel.”
Drie dagen later kon Molly weer op zichzelf ademen. Hoewel er na iedere zin nog steeds tijdens een hevige rochelaanval het nodige kippenvoer uit kwam.
“Die rochelaanvallen gaan met de tijd minder worden”, zei dokter van Zunderen geruststellend. “De operatie is wonder boven wonder redelijk geslaagd.”
“Redelijk?”
“Ja, er zitten nog zeker vijftig maiskorrels in haar hoofd, die echt te gevaarlijk zijn om te verwijderen. Ze zullen daar op een gegeven ogenblik toch problemen gaan veroorzaken.”
“Problemen”, rochelde Molly haar hele lijf en leden uit met drie ons voer na haar vraag.
“Ja Molly, we hebben je leven gered door het te rekken. Onze voorzichtige schatting is dat je zeker een jaar, misschien iets meer,  nog in redelijke gezondheid functioneren kan.”
“En als die maiskorrels er nou wel veilig uit gehaald konden worden?”
“Dan was er geen vuiltje aan de lucht. Maar echt, geloof me, beter dan dit is de medische wetenschap nog niet. Zo, dan is het nu tijd voor de rekening. Alsjeblief.”
Lonnie was toen helemaal los gegaan en had met het bloemenvaasje dat op het nachtkastje van Molly stond, de hersens ingeslagen van dokter van Zunderen.
“Is ie nou helemaal zeg. Kom op meid, jij kompt met mij mee”, en zo heeft ie haar met bed en al de lift ingereden.
Maanden van herstel vergden maar ook maanden van overdenking. Doch in plaats van een serene acceptatie werd Molly eigenlijk alleen nog maar bozer.

“Ik wil wraak Lonnie! Voor alles wat ze me aan hebben gedaan!”
“Geloof me meid, ik ben net zo laaiend. Maar hoe laaiend ik ook ben, ik zeg je; die agenten daar zijn niet voor de poes hoor. Ik denk dat we beter naar …”
“Nee!”, had Molly kordaat gesteld. “Ik wil weer naar mijn kippen!”
“Maar meissie toch? Iedereen weet nou hoe we zijn. Dat is onmogelijk.”
“Niet als we het nog slimmer aanpakken dan dat die lui daar zijn!”, want ja, Molly had er echt lang over na kunnen denken.
“Jij kan niet als fotograaf gaan, maar ik wel!”
“En ik dan?”
“Ik zie maar 1 optie, als een genderneutrale figuur die goed de weg kwijt is. Die zien ze nooit aankomen.”
“Hoe zie je dat voor je dan?”
En nog geen week later lag Lonnie onder het mes en ging ie de kliniek uit als Henriette die Harrie wilde zijn of andersom dan wel geen van beiden. Molly was onderwijl al eerder terug gegaan en had Janus Camera achter zijn toonbank vermoord met een Nikon 500 en zijn identiteit overgenomen. Pas na maanden kon ze weer voorzichtig blij zijn, na de moord op de Nooijer wist ze dat haar Lonnie na een spoor van antecedenten te hebben gefingeerd weer nabij was.
En nu stond ze voorover op de drempel te wachten totdat ie haar nam.

“Je hebt er zelf om gevraagd schat”, trok Lonnie a.k.a. Harrie zijn rits open en had even nodig om zijn micropenis te vinden, ondanks dat ie toch in volle staat van opwinding hing te wachten.
“Harder Lon! Nee joh, veel harder! … Verdomme Lon, naai me dan!”
En toen ging ze vies praten tegen hem en Lonnie raakte daar zo opgewonden van, dat ie me daar toch tekeer ging.
“Jaaaaah … Zo ja, zo oooooh”, begon ze eerst te gillen. En daarna, “maak me heet Lon MAAK ME HEET!!!”
Lonnie stond zich het leplazerus te stoten, toen Molly opeens dierlijke geluiden begon te maken. Dat wond Harrie of Lonnie nog meer op en die gingen allebei nog meer hun best doen. Nu ze er allebei zo vol voor gingen, begon Molly te huilen als een wolf tegen de maan.
Het begon achter haar linkeroog, die er echt heel erg eng bijna uit kwam zetten.
“Doe het Lon, doe het verdomme man! Doe het!”, hijgde ze in halve blindheid maar wel zonder enige rochel. Het oog zou ze zeker verliezen gaan, ware het niet dat opeens het oog terug plopte met een heel hard popcorn geluid.
Ze lachte hysterisch, toen ze die eerste popcorn op de grond zag vallen.
“JA LON, HET WERKT! KOMAAN, GAS! GEEF GAS NOU!”
En niet alleen haar hoofd begon te poppen nu. Maar de poppers kwamen nu uit zowat iedere lichaamsopening. En als die er niet was, popte er wel eentje open op de raarste plekken.
POP!POP!POP!POP!POP!
Molly werd een menselijke popcornmachine en Lonnie gilde opeens van helse pijn.
Al die poppers hadden hem er meer dan hardhandig op onverwacht explosieve wijze uit zijn Molly geploft. Met zo een kracht dat zijn arme micropenis daar simpelweg niet tegen bestand was en hijzelf nog minder.
Molly kronkelde van al dat pocorngenot op de grond en slaakte de meest onmenselijke kreten uit.
Na de allerlaatste pop, dus na al die onverwacht vertraagde laatste poppers, keek ze hem helemaal weer verliefd aan en zei: “zet jij effe een leuke film op?”

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.