
Moord op Staten Island Hoofdstuk I
long distance call
Jack O’Leary had net Moord in Serooskerke II uitgelezen, toen hij een telefoontje van de centrale kreeg. Jack was in de traditionele voetstappen van zijn voorvaders getreden en had vol goede moed de politie-academie met uitzonderlijk gering succes afgerond. Zo gering, dat na een paar maanden hij al aan het einde van zijn carrière leek te staan. Hoe hij ook probeerde, alle zaken die hem werden toegewezen; wist hij op onnavolgbare wijze te verprutsen. Zo zeer dat zijn superieur hem had laten weten; dat dit echt zijn laatste kans was. En nu zat hij alweer drie weken op Staten Island en was hij vastberaden deze strohalm wel met succes aan te pakken. Zo zeer onder de indruk was hij van de deductieve vaardigheden van die hoofdcommissaris uit Serooskerke; dat hij met enige jaloezie intens had zitten lezen, hoe ene Kamiel Hollestelle op juist die door hem zo geadoreerde onnavolgbare wijze wel zaken wist op te lossen. Hij nam de telefoon en zei: “met Jack”.
“Jack, de centrale hier. Wij hebben zonet een verontruste melding van een fikse onenigheid binnen gekregen. Ga onmiddellijk naar 110 Westervelt Avenue om de crimescene veilig te stellen.”
“Crimescene?”
“Go Jack! Just go!”
Hollestelle gooide de zoveelste verzadigde tissue in de prullenbak, toen Rinus binnen kwam.
“Morgen Chef, alweer beetje beter?”
“Het begint los te komen Rinus. En hebben we post?”
“Nee Chef”, zei Rinus teleurgesteld.
“Koffie dan?”
“Maar natuurlijk Chef!”, en Rinus drukte op dubbele koffie op de automaat aan de muur. Buiten viel het eerste blaadje van de leilinde ten teken van de intredende herfst. Dat bovendien meteen de meest spannende actie van die dag kenmerkte. Het was alweer bijna een jaar geleden; dat ze voor het laatst als gesmeerd team de misdaad het hoofd hadden weten te bieden. Daarna was de rust wedergekeerd en was het dorp weer ingeslapen. Aan de ene kant genoten ze van hun eenvoud in de polder. Maar ze hadden reeds meerdere keren van de zelfkant mogen proeven en die kick van het onderzoek aan die andere kant, begonnen ze meer en meer te missen. Achter zijn verse koffie staarde Hollestelle naar het schoolbord, waar slechts twee namen pronkten en oh; wat wensten ze toch zeer, dat ze deze cold case eens nieuw leven in konden blazen. Rinus volgde de blik van zijn Chef en zei: “lekkere koffie.”
“Heerlijke koffie Rinus, dank je”, en er dwarrelde zowaar een tweede blad naar beneden.
Jack liep voorovergebogen in trenchcoat door de regen naar het opgegeven adres, waar al een patrouilleauto met zwaailicht was gearriveerd. De melding betrof een fikse onenigheid en een misdaad werd gevreesd. Hij voelde zijn adrenaline gaan werken; want zou deze melding zijn loopbaan de door hem zo gewenste boost kunnen geven? Op het vermeende plaats delict werd Jack op de hoogte gebracht door de agenten in uniform.
“Hoi Jack, goed dat je er bent. Dit lag op de stoep. Ook een donut?”, bood de agent hem een versnapering aan; terwijl hij wees naar een stoffelijk overschot op het balkon.
“Een donut? Jullie staan donuts te eten, terwijl er daar iemand dood ligt te liggen?”
“Don’t shoot the messenger Jack. Bovendien gaat het hier gelukkig maar om een afro-amerikaan hoor. Dus als jij ‘m niet wilt …”, propte de agent de laatste donut naar binnen. “Wij hebben alweer volgende melding dus succes!”, waarna de patrouilleauto met gillende sirene de straat uitreed.
Met zijn zakdoek duwde Jack het tuinhek open en liep voorzichtig om zich heen kijkend naar het balkon. Daar lag inderdaad een levenloze dame met afro-amerikaans uiterlijk heel erg doodstil te liggen en Jack voelde instinctief, dat het hier wellicht om een moord kon gaan. Zijn vermoeden werd bevestigd door een papiertje; dat met scotchtape op het voorhoofd van het slachtoffer was geplakt, dat las: dot dot dot dot dot killed Carmen!
Jack schrok van die overduidelijk onduidelijke boodschap, die de vermeende moordenaar moet hebben achtergelaten. Hij werd zozeer bevangen door de angst weer de boel te verprutsen dat hij, in het volle besef dat dit zijn laatste kans zou worden; naar zijn mobiel greep en een long distance call aanvroeg.
“Waar zouden ze zijn gebleven Rinus?”, staarde Hollestelle nog immer naar het schoolbord, waar de namen van Molly en Lonnie in wit schoolkrijt stonden geschreven met heel veel vraagtekens erachter.
“Ook ik zou al onze successen direct inwisselen voor slechts een hint waar die lui zijn gebleven Chef. Maar ….”
Op dat moment ging de telefoon en Rinus nam op. Verbaasd vroeg hij: “of wij de kosten accepteren Chef?”
“Kosten?”
“Ja Chef, van deze long distance call?”
“Doe maar en zet ‘m op speaker Rinus.”
“Hallo? Is daar iemand?”
“Ja zeker! Hier is Hollenstelle, hoofdcommissaris van Serooskerke. En naast mij zit Rinus. Met wie hebben wij het genoegen?”
“Mijn naam is Jack O’Leary, detective van Staten Island, NY. Ik sta hier voor een stoffelijk overschot en vroeg mij af; of ik jullie om hulp kon vragen?”
Zowel Hollestelle als Rinus veerden op vanachter hun koffie en Hollestelle schraapte zijn keel en zei: “gaat het om een moord?”
“Dat heeft er alle schijn van. De moordenaar heeft zelfs een briefje achtergelaten. Ik wil geen fouten maken hier en vroeg mij af; hoe nu verder?”
“Veilig stellen Chef!”, vuurde Rinus er enthousiast samen met een halve slok koffie uit. “Veilig stellen Jack! Stel de crimescene veilig!”
“Okay, dank je. Maar ik heb alleen geen roodwit lint, dat jullie altijd gebruiken. Hebben jullie toevallig een alternatief?”
“Kijk goed om je heen Jack en vertel ons wat je ziet.”
“Het regent hier …”
“Dat is niet goed Chef.”
“… en ik sta hier voor het stoffelijk overschot op het balkon. De deur van het huis staat open en het ziet er naar uit; dat er hier een groot feest is geweest. Verder dan dat durf ik nog niet te kijken.”
“Prima Jack”, zei Hollestelle, “wat zou jij gebruiken Rinus?”
“Een feest zeg je? Zie je dan ook ballonnen?”
“Ja!”, zei Jack enthousiast bij het zien van een ongeopend zakje feestballonnen op de drempel.
“Okay Jack, gebruik die dan. Maar blaas ze eerst op.”
“Je wilt dat ik die ballonnen ga opblazen Rinus?”
“Ja, voor het volume Jack. Want ik denk niet dat je met lege ballonnen de zaak goed af kunt zetten.”
Jack was blij, dat ie naar Serooskerke had gebeld om hulp. Zelf had ie namelijk nooit aan het gebruik van opgeblazen ballonnen gedacht. Hij scheurde het zakje open en begon te blazen en te blazen. Na drie kwartier had ie alle ballonnen opgeblazen en het plaats delict vrolijk afgezet in veilige afwachting van een gedegen onderzoek.
“Okay, done guys. Ik heb alles afgezet. Hoe nu verder?”
“Nu kan je beginnen met je onderzoek Jack.”
“Ja… maar hoe dan? Ik weet dat het veel gevraagd is, maar zouden jullie niet ….?”
“We nemen het eerste vliegtuig Jack!”, gilden zowel Hollestelle als Rinus tegelijk. Hals over kop gooide Rinus hun lege bekertjes in de prullenbak en boekte Hollestelle drie tickets en een taxi. Op weg naar Schiphol stopten ze bij de slagerij van de Raaf, die net aan het sluiten was. Ook de Raaf had aan een half woord genoeg en voordat ze het in de gaten hadden, stonden ze ongeduldig bij de gate te wachten. Net voor boarden bevestigde Rinus aan Jack hun vlucht en kreeg instructies; hoe naar het plaats delict te geraken. Jack zou even wat eten gaan halen en op het balkon op hun blijven wachten. Hij beloofde nergens aan te komen en was meer dan dankbaar voor hun komst.
Toen Hollestelle, Rinus en de Raaf ergens hoog in de lucht hingen en Jack in slaap was gedommeld op het balkon, bewoog aan de overkant van 110 Westervelt Ave een doos. Dat op zich was daar niet zo heel bijzonder. Doch had Jack geweten wie daar verbleven, dan had ie wel meer afgezet dan het huis alleen.

2 Replies to “Moord op Staten Island Hoofdstuk I”
Spannand…!, toch niet M&L daar in die doos?
ik denk homeless en ja… zou zo maar kunnen …