Nieuwe moord in Oudelande Hoofdstuk XX Explosieve chaos in de polder
Hoofdstuk XX Explosieve chaos in de polder
De mannen stapten uit bij de rotonde en liepen naar de pelotonleider, die over een kaart gebogen stond. Bij het zien van Sjaak sprong hij in de houding en bracht zijn hand naar zijn masker ter saluut.
“Het is al goed”, zei Sjaak. Hij stelde het team Serooskerke voor. “Is iedereen voorzien van de rubberen munitie?”
“Ja commandant. Iedereen is gebrieft en ik moet zeggen, dat we allemaal erg verrast zijn en verheugd ook. Het gaat per slot van rekening om onschuldige burgers.”
“Dat hebben we louter te danken aan team Serooskerke. Hoog tijd dat wij ook iets terug gaan doen”, en Sjaak keek naar de lucht en vervolgens op z’n horloge. “Over een kwartier komt de zon op. Dan blazen we de quarantaine op en gaan we met deze uiterst precaire en lastige klus beginnen. Rinus had het idee om het kerkplein als rallypoint te gebruiken. Toch Rinus?”
“Ja”, zei Rinus en wees op de kaart, “hier ligt het kerkplein. Waar zijn de explosieven aangebracht?”
Sjaak wees op vier rode cirkels en zei: “deze is van ons, wij zijn peloton Rotonde. Die daar is van peloton Spoorbaan, die van peloton Zeedijk Oost en die daar van peloton Zeedijk West. Of dacht jij aan andere ingangspunten?”
“Nee Sjaak, dit zijn inderdaad de meest voor de hand liggende locaties. Had je nog over de volgorde van explosie nagedacht?”
“De pelotonleider zei: “wij dachten alle vier tegelijk, om het element van verrassing nog enigszins te kunnen benutten.”
“Maar”, zei de Raaf naar de kaart kijkend. “Als we alle vier tegelijk gaan marcheren, dan komt Zeedijk Oost het eerst aan, daarna Zeedijk West en na een hele poos Spoorbaan en daarna pas zullen wij aankomen.”
“Mmm”, zei Sjaak en wreef over zijn kin.
“Zelf heb ik liever dat wij als eerste aankomen”, sprak Hollestelle beleefd. “Het is jullie operatie en jullie zijn hierop getraind. Maar zo wordt de kans, dat de echte zware criminelen ontsnappen in de verwarring, wel heel groot.”
“De hoofdcommissaris heeft gelijk. Er zijn altijd onzekere factoren.”
Ook de pelotonleider kon niets anders; dan dat toe te geven en zei: “dan denk ik, dat wij als eerste de C4 laten ploffen. Na dertig seconden Spoorbaan en daar weer 15 seconden na Zeedijk Oost en West gelijktijdig?”
“Dat lijkt mij inderdaad het beste. Iedereen akkoord?”, en iedereen was akkoord.
“Ik voel me een beetje misselijk worden”, zei de Raaf en de mannen moesten een beetje lachen.
“Ja hoor de Raaf. Wacht jij hier maar veilig tot het sein Kook-meester is gegeven.”
Nu schoot Sjaak in zo een slappe lach, dat de pelotonleider snel gebaarde de veiligheidspakken aan te trekken.
“De lucht is vergeven van de cocaïnedampen heren. Hier, trek snel Uw pakken aan!”
De mannen hesen zich met een grijns in hun pakken en hadden even een paar minuten pure zuurstof nodig, om hun hoofd weer te klaren.
“Zo, dat ging gemeen ongemerkt Chef.”
“Eens te meer reden compassie met de Oudelanders te hebben. Onthoudt dalijk, wat er ook gebeurt; zij kunnen er niets aan doen okay?”
Er werd instemmend geknikt en het wachten op zonsopgang voelde aan als in science fiction. In het pak hoorden ze zichzelf hard ademen en iedere keer, dat ze uitademden, zo’n constant tikje van de in het masker ingebouwde zuurstofklep. Als ze wat zeiden, klonk het dof en ver weg, terwijl ze gewoon naast elkaar stonden. Het bewegen was ook raar en erg wennen. Ze waren behoorlijk beperkt in hun bewegingen, die meer als een onbewust gedwongen slowmotion aanvoelden. Hollestelle maakte zich zorgen. Zo hadden de criminelen toch weer een voordeel. Hij bracht dit dof en ver over aan Sjaak en irriteerde zich aan dat getik van de zuurstofklep, hoewel hij wist dat dit voor zijn eigen veiligheid was.
“Bedenk Camiel, dat iedereen, iedereen in het quarantainegebied bloot staat aan de atmosfeer. In dat licht kunnen deze pakken ons juist weer het voordeel geven.”
“Daar had ik niet aan gedacht Sjaak. Het is voor ons dan ook de eerste keer.”
Hij gaf Hollestelle een langzame tik op de schouder ter aanmoediging en hield daarna constant zijn horloge in de gaten.
Sjaak had de mannen iets meer op hun gemak gesteld, want Rinus alsook de Raaf voelden zich alles behalve gemakkelijk in die pakken. Ze voelden zich gelijk astronauten, die voor het eerst een onbekende planeet vol onverwacht gevaar gingen verkennen. Ondanks al die ongemakken wisten ze dat ze wel moesten. Het werd heel serieus, toen Sjaak zei dat ie zo ging aftellen.
Toen de secondewijzer nog maar een paar minuten van zonsopgang was verwijderd, gebaarde Sjaak de mannen achter de vrachtwagens te gaan liggen. De pelotonleider vouwde de kaart op en ging gelijk de rest op zijn buik achter een vrachtwagen liggen. Hij wees naar de verte, waar de lading als eerste ter hoogte van de afslag naar Oudelande zou springen. Ze lagen op nog geen vijfhonderd meter. Maar de pakken en de vrachtwagens zouden hun meer dan genoeg moeten beschermen tegen de schokgolf. De andere pelotons hadden de vrachtwagens niet en lagen op 750 meter. Normaliter moest men op minimaal 950 meter liggen. De noodzaak van de pakken had Sjaak doen besluiten; deze veiligheidsmarge, die sowieso altijd al erg ruim was, iets in te korten. Langzaam hief Sjaak zijn arm op en begon hardop af te tellen. Toen hij bij 10 was, stonden de weilanden in een voorzichtige gloed. Weldra zou het met die schilderachtige rust gedaan zijn.
“Drie. Twee. Eén! Peloton Rotonde! FIRE IN THE HOLE!”
Niet een enkele dreun maar een keiharde en lange donderslag klonk, dat de vrachtwagens op hun assen hevig deed doen trillen. Over een lengte van zeker vijftig meter zagen de mannen de aangebrachte C4 ladingen ontploffen in een uitgerekte zee van vuur. Even later voelden ze de rukwind van de schokgolf tegen zich aan beuken. Steentjes en verder gruis tikten als een mitrailleur fel tegen het veiligheidsglas van hun maskers en ze waren maar wat blij, dat ze op hun buik lagen. Daar konden ze door hun vingers diep in de klei te planten tenminste nog blijven liggen. Hadden ze gestaan? Dan hadden ze geen schijn van kans gehad. De enorme explosie dreunde nog na, toen Sjaak gilde: “voorwaarts, mars!”
Hollestelle en Rinus stonden op en begonnen Sjaak achterna te lopen. Even verderop stond het peloton op hun te wachten. Na het commando van de pelotonleider; “peloton mars!”, begon het peloton met vijf man breed te marcheren naar het nog behoorlijk brandende lint. Tegen de tijd dat ze deze genaderd hadden, smeulde het nog slechts. Net voordat ze het quarantaine gebied zouden gaan betreden, gaf Sjaak het commando “Spoorbaan! Fire in the hole!”
In de verte zagen ze de gigantische explosie van peloton Spoorbaan en de eerste rij gilde zichzelf moed in, toen ze het quarantaine gebied binnen wilden stormen. Tenminste dat was toch zeker ieders verwachting. Maar in plaats daarvan knalde de eerste rij keihard met hun maskers tegen het, hoewel ernstig beschadigd doch nog immer stevig, afzetlint van Rinus. Verbaasd begonnen ze op de tast te voelen, of er ergens een opening is was geblazen. Maar dit bleek niet het geval.
“Zeedijk Oost en West, fire in the holes!”, schreeuwde Sjaak door de radio en informeerde bij Spoorbaan of zij wel toegang hadden.
“Negatief commandant. Lint beschadigd doch intact, over.”
Sjaak vloekte even stevig, waarop Rinus zei: “hebben jullie niets steviger? Ik zei toch dat ik het lint had gespannen?”
De Raaf zag vanaf de rotonde, hoe de mannen hard tegen de onzichtbare muur opliepen en besloot ze te gaan helpen. Hij had zichzelf voorgenomen, het op veilige afstand af te wachten. Maar ze konden weer niet zonder hem. Even later stond hij tussen Rinus en Hollestelle naar een uiterst gefrustreerde Sjaak te kijken. En in de verte klonken de explosies aan de Zeedijk.
“Nou Rinus, stevig lintje. En nu?”
“Ik weet het niet”, liep Sjaak heen en weer te ijsberen, “ik weet het gewoon niet meer?!”
“Zal ik dan maar?”, vroeg de Raaf en pakte zijn vlijmscherpe nagelschaartje uit zijn broekzak vanonder het pak vandaan. Hij liep naar het lint en knipte met enkele kleine knipjes het lint eenvoudig door, waarna deze over de afstand van de explosie slap op de grond dwarrelde. Hij deed voorzichtig een stap naar voren en betrad als eerste het quarantainegebied, zoals alleen de Raaf kan.
“Ik ben er”, zei hij, “komen jullie nog?”
Molly schrok van die enorme dreunen, die alle ruiten in de sponningen deden trillen. Zelfs Lonnie schrok min of meer wakker. Ze begonnen het huis af te struinen op zoek naar Kook. Maar die was weg?! Buiten botsten ze tegen de rij op het tuinpad aan en gromden dat ‘het’ op was. En toen begon het hele dorp te struinen op zoek naar appeltaart en slagroom. Steeds naarstiger werd er gezocht en steeds agressiever werden de mensen.
Farkan sloeg alles vanachter zijn theedoek vanuit de kerktoren gade. Eerst had hij gelachen na die explosies, die de quarantaine niet hadden kunnen breken. Nu begon hij zich zorgen te maken. Hij zag steeds meer van die pakken door het lint gaan en bedacht zich; dat het toch oh zo zonde zou zijn. Maar als de rest ook zo door het lint zou gaan, had ie geen keus meer.
De enige die na Farkan nog iets van min of meer heldere momenten kende, was Lonnie. Of misschien niet echt helder, maar zijn instinct was tenminste nog redelijk intact. Hij begon zich als enige af te vragen, waar Farkan was. Het was niets voor hem om zo een gemakkelijke bron van inkomsten achter te laten, tenzij …
“Molly, kom mee!” En hij greep Molly bij de pols, die hem grommend wilde gaan bijten? Ze keek hem aan met een verwilderde blik en als enige kon Lonnie verzinnen; een bloemetje uit het perkje voor haar te plukken. Het roosje, dat Lonnie haar voor hield, triggerde eindelijk nog iets van een latent gevoel en ze begon Lonnie te volgen. Bij de Zeedijk schrok Lonnie, toen hij in de verte al die figuren in rare pakken zag staan. Het lint brandde, maar kennelijk was de onzichtbare muur nog intact. Snel rende hij het helmgras in en lokte Molly met zijn roos, die hij haar daar in een duinpan gaf. Als een bezetene begon Molly die roos nu op te vreten; alsof ze al dagen niet gegeten had. En buiten de Kook om had ze dat ook niet. Zonder te kauwen, slikte ze de roos naar binnen en begon weer met grommen. Ze had honger. Haar lichaam schreeuwde om Kook en niets zou haar meer kunnen tegenhouden; om als een bezetene te gaan zoeken. Zo lang als ze nodig had, totdat ze zou vinden wat ze wilde. Al was het maar een kruimeltje en ze wilde weer terug naar het dorp gaan. In zijn wanhoop begon hij haar helmgras te voeren. Maar dat spuugde ze zonder te kauwen meteen weer uit. De roos had haar even rustig gemaakt, maar die was helemaal op. Molly begon het duinpannetje uit te klauteren. Lonnie zag in zijn wanhoop geen andere keus; dan dat end drijfhout. Hij pakte het op en sloeg Molly bewusteloos neer.
“Sorrie Mol”, zei hij nog.
Tot in Middelburg waren de vier enorme explosies te voelen. Gehaast liep Polman door de gang naar zijn werkkamer. Hij trok geeneens zijn jas uit, toen ie ging zitten en naar de telefoon greep en 008-alexander intoetste. Het duurde even, maar uiteindelijk werd opgenomen door een bijzonder slaperige koning.
“Majesteit met Polman! Ze zijn hier gek geworden. Met hollow points willen ze de bevolking van Oudelande kapot schieten! Alstublieft, U moet mij helpen. Dit kan toch niet?”
“Zeg Peulman, waer heb je het euver?”
En Polman probeerde de majesteit op de hoogte te brengen van de omsingeling van Oudelande met het lint van Rinus en van het mensonwaardige schiettuig. En was het maar nog gewoon schiettuig, maar hollow points?
Daar schrok de koning helemaal wakker van.
“Dit is uiteraerd onacceptaebel Peulman. Er is veel gebeurd in ons koninkrijk. Maar burgers met hollow points afschieten? Ik mail je een koninklijk bevel tot staat van beleg en stuur het leger naar Zeeland. Dit is onacceptaebel geweun Peulman. Maek gebruik van deze staat van beleg en los het op! Ik verwacht morgen geen problemen meer, anders voor jou tien anderen. Dat zul je zeker wel begrijpen Peulman.”
De koning had de regering hiermee buitenspel en een gevaarlijk spel op de wagen gezet.
“Dank U wel majesteit”, en Polman stapte zijn auto in om het leger op te vangen.
Onze gehele gepantserde krijsmacht rolde Walcheren op en Polman dirigeerde deze naar Oudelande. Onder luchtsteun van vijf F16’s uit Woensdrecht en ook een met kernwapens bewapende onderzeeër van de Walrusklasse dook op uit de Schelde. Met een niet eerder in het koninkrijk vertoond machtsvertoon werd het gehele wapenarsenaal afgevuurd op de quarantaine. De chaos was compleet en de schrijver draaide gewoon een beetje door en hij kon zich maar net inhouden; om de dam niet door de genietroepen te laten opblazen. Dit alles om zo een abrupt verschrikkelijk einde aan dit verhaal af te kunnen dwingen. Toen de fixie door de non-fixie dreigde te gaan lopen, werd het verhaal weer opgepakt bij het koninklijk bevel.
Polman was kortom laaiend! Dat van de mobilisatie van het leger werd in dit verhaaltje gehouden en de rest was uiteraard fantasie geweest.
Polman zat dus in zijn werkkamer ongeduldig te wachten op het leger. Want dat die doorgedraaide agenten gestopt moesten worden, op wat voor manier dan ook; dat had Polman als belangrijkste in zijn agenda staan.
Beleefd vroeg Sjaak, of hij het vlijmscherpe nagelschaartje van de Raaf mocht lenen. En hij stuurde een manschap met het nagelschaartje naar peloton Spoorbaan. Het moment van verrassing was helaas weg. Maar hij weigerde aan een verkeerde timing toe te geven. Hij besloot met de opmars te wachten, totdat zowel Spoorbaan als Zeedijk Oost en West zich ook toegang hadden kunnen verlenen tot het quarantainegebied. Het duurde even, maar uiteindelijk begreep hij dat alle pelotons zich nu in het quarantainegebied bevonden.
“Peloton Rotonde, voorwaarts mars!” De mannen begonnen door het weiland te lopen richting de kerktoren. Halverwege gaf hij door de radio opdracht aan peloton Spoorbaan, om te gaan marcheren. Niet heel veel later klonk ook tweemaal de order “Mars!” op de Zeedijk.
Ze kwamen bij de bebouwing aan en zagen de eerste dorpelingen agressief op hun af komen rennen.
De helft van de manschappen ging automatisch op hun knieën naast mekaar zitten in lange rij. Daar achter ging de rest van het peloton in een tweede rij staan, met de peloton leider ernaast. De mannen zelf waren onder de indruk van deze strak getrainde manschappen en hielden eerbiedig de nodige afstand.
“Vuur!”, gilde de pelotonleider. De eerste rij vuurde een salvo aan rubberen kogels af op de dorpelingen, die op hen af kwamen rennen. De meeste balletjes troffen doel en na geen twee stappen meer, vielen de getroffen Oudelanders plat voorover op hun buik in de klei en ook sloot. Met een tweede salvo werd de rest keurig netjes en zeer humaan uitgeschakeld, terwijl de voorste rij herlaadde.
Door zijn radio vroeg Sjaak om medische ondersteuning en meerdere vrachtwagens reden door de quarantaine-afzetting en het medisch personeel begon met brancards de met het paardenmiddel knock out geschoten burgerbevolking af te voeren. Eerst werden de burgers uit de sloot gehaald en daarna pas uit de klei getrokken. Dit gebeurde nu vrijwel gelijktijdig bij de vier gestaag oprukkende pelotons. Zo kwamen ze steeds dichter bij hun doel en rukten salvo per salvo verder op naar het dorp.
In de kleine steegjes van Oudelande begon het uitschakelen van de agressieve burgers wat minder ordentelijk te verlopen. Hier hadden de pelotons niet de ruimte, om zich in een degelijke slagorde op te stellen. Met de kerk in het zicht stokte de opmars. De eerder optimistische sfeer waarin de mannen zich zonet nog bevonden, veranderde snel in een meer dan grimmige. Het werd hen snel duidelijk, dat Oudelande zich niet zomaar zou overgeven. Heroïsche gevechten begonnen plaats te hebben met hier en daar zelfs een onvermijdelijk handgemeen.
“Verdorie Chef! We moeten Oudelande huis voor huis gaan bevrijden.”
“Daar hebben wij geen tijd voor verdomme”, knarsetandde Hollestel hol vanachter zijn veiligheidsglas.
Terwijl de manschappen van Sjaak zich van huis tot huis aan het vechten waren, liepen de mannen stiekem achterom; waar het rustig was. Zo snel als hun pakken hen toelieten, probeerden ze te rennen door de achtertuintjes. Ze klommen over vele haagjes en tuinhekjes steeds verder richting de kerk. Onderwijl keken ze geconcentreerd op mogelijke tekenen van de criminelen. Op hun buik schoven ze in de bosjes bij de kerk en keken uit over het kerkplein, waar de meeste burgers zich hadden verschanst. Enkelen waren de Spar aan het plunderen en weer anderen liepen grommend te struinen op zoek naar hun fix.
“Verschrikkelijk Chef. Ze zijn er ‘nog’ erger aan toe!”
“Hou jezelf bij elkaar Rinus. Ziet iemand de verdachten in de menigte?”
“Nee Chef, maar …”
“Hier! Kijk eens wat ik hier heb gevonden!”, liet de Raaf triomfantelijk een klein rond haarelastiekje zien, dat onmiddellijk herkend werd als zijnde van Lonnie. De Raaf begon uit routine een calculatie te maken van de werprichting en zei; “hij moet het enthousiast hebben afgeworpen. Tenminste de buxus blaadjes zijn allen door de impact van het elastiekje naar één richting verbogen. Hij moet dan in die richting zijn gerend”, en hij wees naar het kleine steegje achter de kerk van het ouderlijk huisje van Jannie.
Voorzichtig kropen ze naar achteren en moesten wel om de dorpskern heen gaan lopen, om veilig aan de andere kant van de kerk te geraken. Rinus hield constant zijn hand op de kolf van zijn dienstwapen. Ze hadden God zij dank nog geen bewoner hoeven uitschakelen, maar ze liepen nu wel op de toppen van hun concentratievermogen.
De generaal werd door de speciale eenheid van de drugsdivisie bij de rotonde gewezen op het 100% besmettingsgevaar. Hij vloekte zachtjes, waarom hij daar niet op gewezen was. Het leger besloot om op veilige afstand af te gaan wachten, tot het sein Kook-meester werd afgegeven. Want anders dan de speciale eenheden van Sjaak had de generaal geen veiligheidspakken meegenomen. Hij had daar helemaal niet op gerekend en begon een heftige discussie met Polman.
“Waarom wist ik niet; dat we zo in een chemische oorlogsvoering liepen?”
“Ze hebben hollow points generaal, ik heb het ze duidelijk horen zeggen!”
Na de heftige discussie liet de generaal de net zo heftig tegenstribbelende Polman door de MP afvoeren. Hij begon te bedenken, hoe hij dit aan de koning kon gaan brengen. Hij besloot af te wachten, totdat het hem duidelijk was geworden; wat er toch in hemelsnaam in Oudelande aan de hand was. Het enige dat hem nu duidelijk was; was dat Polman wel een klok had gehoord, maar die klepel pijnlijk gemist had. Iets dat hij helaas wel eerder in de heersende bureaucratie tot zijn schade en schande had moeten ondervinden.
De vier pelotons hadden vrijwel de gehele voorraad rubberen kogels er doorheen geschoten en de eerste manschappen stonden als in een droom, nachtmerrie eigenlijk, hevig getraumatiseerd naar de plat op hun buik gevallen burgers te kijken. Het kerkplein lag werkelijk bezaaid met Oudelanders, die allen door het paardenmiddel van Pierke waren geveld. Heel langzaam werd een begin gemaakt met het verder afvoeren van de slachtoffers, nadat de laatste gevechten konden worden beëindigd.
Hoog in de kerktoren zette Farkan zijn mes in de laatste baal en sneed de scheur overlangs door. Daarna begon hij de enorme baal omhoog te tillen met een uiterste krachtsinspanning. Toen hij de baal met de grootst mogelijke moeite trillend als een gewichtsheffer vol onder de hormonen in de lucht hield, leunde hij even tegen de torenspits aan om uit te rusten. Daarna zei hij zachtjes; “jeronimo!”, toen hij de baal ondersteboven naar beneden gooide. In de lucht al waaide de pure cocaïne eruit. En met een dreun viel de baal op het kerkplein neer, Sjaak maar ternauwernood missende. Daar stoof alle cocaïne in een gigantische paddenstoel omhoog en heel Oudelande werd in een ondoordringbare wolk van pure Kook gehuld.
De generaal zag tot zijn afschuw de paddenstoelwolk in het ochtendzonnetje hoog de lucht in rijzen en gaf het bevel tot nog verder terugtrekken. Want dat de fall-out van die paddenstoel over een enorm gebied plaats zou hebben, dat was hem wel duidelijk.
Sjaak zag opeens niks meer en alles werd wit voor de ogen van de manschappen.
Ook Hollestelle, Rinus en de Raaf werden compleet overvallen door die dikke mist van wit. Ze raakten in zekere paniek bij het horen van het zenuwachtige getik van hun zuurstofklepjes, die met de minuut steeds sneller begonnen te tikken.
“Chef?”, gilde Rinus in de mist, “hoeveel zuurstof heeft U nog?”
Bij mij brandt het reservelampje al!”, hoorden ze de Raaf gillen en angstig begonnen ze te wachten, totdat die dikke mist op zou trekken. Er zat niets anders op, dan alleen maar angstig hun oximeters in de gaten te gaan staan houden. En hopen op de wind.
Lonnie zag hoe die paddenstoel steeds hoger klom en de mist steeds dichterbij kwam. In een vlaag van paniek greep hij Molly bij de haren en begon haar aan die haren naar zee te sleuren, zo ver mogelijk weg van die mist. Hij sjokte door het mulle zand en pas in de branding voelde hij een hele lichte zeebries, die de mist maar net op afstand wist te houden. Dankbaar voor moeder natuur begon hij nu met Molly door het water te waden en hield de kustlijn aan ter navigatie. Hij kwam bij het lint en zag dat deze slap in de branding golfde. Zonder enige hindernis verder, stapte hij erover heen zijn hun vrijheid tegemoet.
Farkan bond zijn theedoek nu ook onderlangs zijn kin stevig vast om zijn nek en liep de kerktorentrap af. Hij liep tussen de banken door het middenschip naar de uitgang, waar hij zijn navigatie aanzette op zijn telefoon en de dichte mist instapte. In zijn gedachten was het een eitje. Doch in werkelijk viel het hem zwaar tegen, om zo blind te lopen. Hij botste tegen van alles en iedereen aan, toen hij begon te lopen naar dat rood flikkerend stipje op zijn scherm, dat hij nog maar net kon zien in al dat wit. De chaos om hem heen was groot. De manschappen gilden dof in hun pakken om hulp en raakten steeds meer in paniek. Gedesoriënteerd door het ook steeds snellere getik van hun zuurstofklepjes gilden ze om hulp, dat maar niet leek te komen.
Hij struikelde over iets of iemand. Met een pijnlijke knie kroop hij op de tast verder en verder. Totdat hij tot zijn opluchting merkte dat de chaos op het kerkplein nu van achteren kwam. Hij stond op en hield het scherm als een zwaar visueel gehandicapte voor zijn ogen en mompelde zichzelf moed in; “vrijwel niet te doen, maar zeker niet onmogelijk!”