
Smartlap tegen het bloeden II
In deze nazomerochtend was Marcos al belachelijk vroeg op. Voordat z’n moeder thee op had kunnen zetten, stond ie al op de trappers met een overvolle Dash-ton voor waspoeder op z’n bagagedrager balancerend en haastte zich zo goed en zo kwaad als ie zo kon naar zijn Binnenhof. Bij het stoplicht zag hij Sammie in de tram zitten, die enthousiast zwaaide naar zijn maat. Ook Sammie zat met zo’n ton, van Omo, tussen zijn benen en eenmaal aangekomen; begonnen ze beiden hun ton de trap op te sjouwen. Boven zat Alexander al trots te wachten met ook zo’n ton.
Stilzwijgend groetten ze elkander en rolde Marcos eerbiedig de oude kaart van de Republiek der Nederlanden van de muur af. Hij legde de rol plat op het grote bureau en Sam vroeg wie er koffie wilde.
“Ja lekker”, zei Sam en Alexander vroeg of Ranja tot de mogelijkheden behoorde. Daarna begonnen ze de oude kaart voorzichtig te ontrollen, die uiteindelijk het volledige bureaublad bedekte.
“Zo! Wat een enorm gebied zeg!”, zei Alexandertje vanachter z’n rietje en vroeg een beetje ongerust; of ze wel genoeg zouden hebben.
“We kunnen in ieder geval een begin maken”, zei Marcos gedecideerd en opende de plastic drukdeksel van zijn ton, die tot aan de rand gevuld bleek met legosteentjes.
Na een paar uur geconcentreerd klikkend stapelen, drukte Sam zijn laatste steentje op die van Alexander en Marcos gilde verschrikt en meer dan ontzet: “neeeee! We hebbuh nie genoeg!?”
Een gekleurde muur van Deense makelij stond slingerend op de landsgrenzen, met inderdaad ter hoogte van Limburg een gapend gat. “En is ie trouwens wel hoog genoeg?”, uitte Sam zijn serieuze twijfel nu ook zijn ton leeg was.
“Maar het is wel een prima begin”, zei Alexander gewoon blij dat ie mee mocht doen.
“Da’s ook weer waar. Kijk maar naar ons platteland, zie daar nog maar eens op te komen”, zei Marcos; zijn optimisme weer manisch rap hervonden.
“En nou?”, vroeg Sam, wijzend naar de bres ter hoogte van de Peel.
“We hebben een nog grotere coalitie nodig. Tenzij iemand nog een ton op zolder heeft staan?”
“Ik wist geeneens dat ik deze nog had man.”
“In die andere bewaar ik de reserveballen voor mijn telraam en die kunnen we niet stapelen.”
“Dan …”, maar Marcos werd onderbroken door de tonen van een Engelstalige smartlap over andersdenkenden die onrustbarend hals over kop naar binnen aan het rennen waren.
“Hé? Waar komt dat deuntje vandaan?”, vroeg Alexander zich af en liep al naar de gang. In de gang klonk het verder weg. Maar eenmaal beneden buiten op het pleintje, hoorden ze ontegenzeggelijk een oude crooner zingen; dat als een ernstige waarschuwing in hun oren klonk.
“Het komt van de overkant!”, zei Sammie en ze renden langs de zuilengalerij op zoek naar de bron.
Over het marmoleum van de gang, klonk Dino kristalhelder en Alexander vreesde angstig: “oh nee, het komt uit de kamer van Gee.”
Marcos ging naar binnen zonder te kloppen en inderdaad, Gee zat melancholisch mee te neuriën.
“Wat heeft dit te betekenen Gee?”, vroeg Sammie commanderend vanachter de rug van zijn vrind.
Gee draaide zich om en zei: “precies wat Dino al zolang ons duidelijk probeert te zingen. We worden overspoeld door gekken! Knettergekken! Hier, hebben jullie de krant niet gelezen of zo?”
“Krant?”, vroeg Marcos verbaasd. Want inderdaad waren ze zo druk in de weer met de muur geweest, dat ze voor het eerst sinds tijden geeneens aan de krant hadden gedacht, laat staan ingezien. Sam griste de krant van het bureau van Gee en wees op zonnebrillen uit Zaandam bij Pauw.
“Kijk eens man, wat die gasten tegenwoordig voor normbesef hebben”, en Sam hield het bewuste artikel voor de ogen van de premier, die hierdoor meteen ontplofte.
“Tuig van de richel!!! Dit is echt tuig van de richel potdomme! Ik ben zo boooooooos!!!”, en over zijn toeren ging de premier in een hoekje zonder handhaving zitten mokken.
“Wat doet ie nou?”, vroeg Gee verbaasd aan Sam.
“Aan het verwerken”, antwoordde Sam zonder na te denken en durfde niet meer te melden; dat de muur om Zaandam wel hoog genoeg was. Erin kon niet, maar eruit ook niet meer.
“Hoe lang heeft ie daar normaal gesproken voor nodig?”
“Twee dagen.”
“Maar dat kan helemaal niet!”, hief Gee zijn handen ten hemel, “er moet nu leiderschap getoond worden!”
Boos draaide hij de volumeknop naar maximaal, in de hoop de premier uit zijn introverte woede te halen. Maar hoe luider Dino over de idioten zong, des te meer foetaal kromp de premier steeds dieper in zijn hoekje. Bovendien sloot hij zich met inderhaast opgezette zonnebril nog verder af van de buitenwereld.
“Het helpt niet!”, gilde Alexander, nu ook bijzonder onrustig ongerust.
“Hebbie geen ander liedje Gee? Dit verergert de zaak alleen maar. Toe man! Zet iets anders op man!”, gilde Sammie ten einde raad.
In een achterkamertje zette Kuzu inmiddels een andere toon. Vol trots had hij naar zijn landgenoten gekeken bij Pauw en kreeg eindelijk verbinding met 0090.
“Hallo?”
“Met Kuzu”, fluisterde Kuzu, “ik wil aangifte doen van een misdaad.”
“Dan moet U niet bij ons zijn, maar bij het bureau waar de misdaad is gepleegd”, werd zelfs daar serieus gepoogd tot afwimpeling.
“U begrijpt me verkeerd. Er lopen hier namelijk mensen rond, die van alles over de leider beweren. Slechte dingen!”
“Wat?!”, klonk het meteen alert, “wie, wat, waar en met hoeveel zijn ze?”
“Met een heleboel”, fluisterde Kuzu geheimzinnig.
“Maar wij zijn ook met een heleboel!”
“Dus daarom wil ik aangifte doen! Het betreft …”, sprak Kuzu nu hardop, maar werd abrupt verstoord door een verschrikkelijke smartlap; die door zijn hele ziel en zaligheid ging.
Pas na drie afspeellijsten geprobeerd te hebben, leek het nieuwste deuntje vat te krijgen op de premier.
“Hij reageert!”, wees Alexander enthousiast naar de hoek.
“Hij doet het weer! Komaan Marrek, je kan het!”, stroopte Sam zijn mouwen op en begon zijn maat overend te helpen op die andere maat van de muziek. En verdomd als het niet waar was, de premier gooide zijn zonnebril en jasje uit, stroopte zijn mouwen op en haakte in bij Sam. Alexander klampte als wormvorming aanhangsel in polonaisestand aan en daardoor kon ook Gee niet achterblijven. Eerst langzaam, maar in crescendo begonnen ze te dansen.
Steeds sneller en steeds wilder dansten ze op deze hele andere smartlap, dan dat ze gewoon waren. Hoewel ook hier de ziel van het volk duidelijk vertolkt werd. En dat was precies wat de premier nodig had, om zich te kunnen ontworstelen aan die twee volle dagen heel erg boos zitten te wezen.
Met high fives sloten ze af en vielen bezweet van hun volksdans neer op een stoeltje.
“Okay Gee”, sprak de premier met zakdoek vegend, “ik sluit je niet uit, want we hebben je nodig met de muur.”
“De muur? Waar heb je het over?”
Even later holde Gee naar huis en zolder om op zoek te gaan naar die ton, die ie zo voor zich zag, maar zolang niet meer had gezien. Helemaal achteraan stonden twee tonnen met All. Hij rukte het deksel van de eerste en zag alleen maar houten blokken. Maar in de tweede zag hij tot zijn verrukking al zijn oude Legosteentjes liggen. Met een ‘joeperdiepoepie!’ sleurde hij deze van de vlieringtrap, waar hij trots zijn verzameling aan de anderen liet zien.
“Zou het genoeg zijn?”
“Dat weten we pas als we ze gaan stapelen!”, zei de premier, die weer helemaal de oude leek. En gehaast spoedden ze zich weer naar het Torentje, want ze konden in ieder geval weer verder met hun enorme klus.
“En dat zijn ze allemaal?”
“Voor zover ik weet wel”, zweerde Kuzu met zijn hand op zijn borst intens kijkend naar het kleine rode vlaggetje op zijn bureau. “Ik weet dat het een flinke lijst is”, zei hij aarzelend.
“Wij zijn wel langere gewend”, klonk het aan de andere kant geruststellend.
“Ik zou graag ook wat meer willen doen. Alleen ik weet niet hoe.”
“Dat is makkelijk, begin bij de kinderen.”
“Maar hoe dan?”
“Via de ouders natuurlijk.”
“Oh ja, natuurlijk! Dank U wel!”, legde Kuzu vrolijk de telefoon neer in de wetenschap religie dat de tijd nu daar was, om eindelijk schoon schip te kunnen gaan maken. Met de sterke arm aan zijn zijde, kon hij niet wachten om minzaam het debat aan te gaan vangen, onderwijl de vorming bewust manipulerende van al die onschuldige kinderen. En daar was het hem alleen om te doen, om de heilige onschuld. En dan maakte het hem simpelweg niet meer uit; of die gespeeld was of niet.
Denkend aan die onschuld kwam het portretrecht binnen, waar hij de moeder aller campagnes op geënt had.
“Ik weet genoeg”, zei Syl doelbewust, “ik ben er helemaal klaar voor!”, en met de komst van haar was hij dat door merg en been klinkende liedje weer helemaal vergeten.
Hoewel de ton van Gee goed gevuld was, hadden ze er toch een groot karwei aan om de muur op onneembaar geachte hoogte te krijgen. Gee had zich op zijn Limburg gestort. Druk zoekend naar de juiste steentjes, kwam hij tot zijn ontzetting er achter; dat hij met een klein, maar desalniettemin open, gaatje ter hoogte van het drielandenpunt bleef zitten.
“Heeft iemand nog een steentje?”, voeg hij zelf zijn laatste vastklikkend.
“Ik heb net bij Lobith mijn laatste bijgedragen”, klonk het en; “Hazeldonk zit nu dicht en alles is schoon op.”
Trots keken de mannen naar hun deel van de muur, waar alleen Gee beteuterd naar dat gat bij Vaals bleef kijken. “In de mijne zit nog een gat”, zei hij en hierdoor aangespoord; vielen ze alle vier op de grond naarstig op zoek naar nog slechts één steentje.
“Hier!”, gilde Alexander even later enthousiast en hief een klein luikje van enkelsteensformaat in de lucht. Snel klikte Gee die er bij Vaals in en dat paste precies.
“Voor de buitenwereld lijkt het zo dicht. Maar als ze echt willen; kunnen ze er nog altijd wel door hoor.”
“Niet als ik deze erachter klik Gee!”, sprak nu Sam trots, die achter zijn art deco stoelpoot nog een enkelsteens steentje had ontdekt in het tapijt. Vaardig klikte hij de ruimte achter het luikje potdicht en vervuld van hun kinderlijk gecreëerde veiligheid, begonnen ze van alle kanten hun muur na te lopen in tevreden bewondering.
“Wat is ie mooi.”
“Groot ook en zo stevig.”
“Eindelijk, ein-de-lijk!”, zonk Gee meest tevreden over het resultaat in een stoeltje bij het raam, toen Jesse verhit binnen kwam.
“Ik weet wel wat jullie aan het doen zijn!”, zei hij brutaal zijn neus ophalend. “Of hadden jullie gedacht, dat niemand zou merken?” En zeer bezorgd wierp Jesse een blik op de ondoordringbare muur.
“Allemachtig!”, siste hij tussen zijn lippen. Ondanks dat het tegen zijn principes indruiste, was de aanblik van de muur zelfs voor hem zeer indrukwekkend. De kleurrijke muur liep kronkelend langs de rand van het mahoniehouten bureau zo steil omhoog, dat Jesse hier zelf bijna steil van achterover viel. Al dat de muur van boven bedwong, waren de eeuwenoude spanten van het dak; want het moderne systeemplafond lag in stukken beneden op het plein. In ongewilde bewondering begon hij om de enorme muur te lopen en de premier vroeg trots: “en? Wat vin je van onze muur?”
“Hij is… hoog … en zo …”
“Kleurrijk ja”, vulde Alexander hem aan. Dat was mijn idee, want we zijn per slot van rekening wel multicultureel.”
“Nietes!”, reageerde Gee gebeten, “we hadden simpelweg geen andere kleurtjes.”
“Allemachtig. Jullie hebben Nederland afgezonderd!”
“Goed hè?”
“Geen idioten meer erbij!”
Vertwijfeld liep Jesse de hoek om bij Vlaanderen en een glimlach toverde zich op zijn lippen, toen hij naar de kust keek. Onwillekeurig merkte iedereen dat Jesse begon te lachen. En tot hun eigen schrik staarden ze nou ook naar de kust, waar Jesse ook naar aan het staren was.
“We zijn de duinen vergeten!”, gilde plotsklaps Gee.
“Oooooh de muur is nog niet af?!”, weeklaagde Alexander, die meteen zenuwachtig met zijn balletjes begon te tikken. Hij had toch echt genoeg steentjes geteld?
De premier maande Jesse met: “Jesse!? Heb jij nog een ton op zolder liggen? De muur moet zo snel mogelijk af!”
Jesse keek de premier uitdagend aan en zei fier: “ook al zou ik die hebben. Mijn partij zal nooit toestaan, dat er in de duinen gebouwd gaat worden! Maar jullie hebben me wel op een geweldig idee gebracht, hoe we op de aankomende verbouwing van dit huis kunnen gaan bezuinigen.”
“Bezuinigen?”, vroeg de premier bijna kwijlend aan de gedachte alleen al. “Hoe dan Jesse? Hoe kunnen we dan bezuinigen?”
“Ja, spreek man! Vooruit! Hoe dan?”
“Dat”, sprak Jesse als een door de wol geverfde conventioneel, “vertel ik alleen als ik ook mee mag doen.” En om zijn verzoek kracht bij te zetten, klikte hij op ‘zijn’ smartlap; die ontegenzeggelijk keihard op het voorouderlijke gevoel van de premier inspeelde.
Het arm Den Haag weerkaatste in puur krontjonglament van de legomuur af en Marcos zakte verbaasd en verward in zijn stoel. Want dat ie zoveel gemeen had met Jesse, kwam als een totaal onverwachte boemerang op hem af gevlogen.