Doofpotjes en dekseltjes

Doofpotjes en dekseltjes

“Oh heerlijk!”, en Marcos zat te watertanden aan de keukentafel. Zijn moeder had zijn favoriete gerecht gemaakt en die zo vertrouwde geur hing zwaar in het keukentje. Toen ze het deksel van de pot lichtte, sperden zijn ogen wagenwijd open. Want jawel, daar pruttelden al die dingen die voor hem het leven de moeite waard maakten.
“Nou, tast toe”, spoorde zijn moeder hem aan, “zo vaak maak ik niet een doofpotje voor je.”
Ze had gelijk. Zo vaak at hij niet meer thuis. Maar nu ging hij er eens goed voor zitten en plantte de pollepel diep in het goedje. Met sierlijk repeterende bewegingen deponeerde hij wel vijf enorme klodders op zijn bordje. Meer kon het servies niet hebben. Maar hij was er zeker van, dat ie nog een tweede portie zou nemen. En gulzig begon hij ongegeneerd met slurpen.
“Wat heb je er deze keer ingedaan Mam!? Want zo lekker is ie nog nooit geweest!”
“De basis zoals altijd heb ik gemaakt van je favoriete rode saus. Dus eerst heb ik een versnipperd bonnetje gefruit en deze afgeblust met Ketchup van Samson. Drie volle eetlepels Halbe voor de Russische ervaring en voor het eerst heb ik er een Fins toefje voor de smaak bijgedaan.”
“Dus geen pure Boeuf Stooftienog?”
“Nee jongen, dit doofpotje noem ik Boeuf Ollogrenese.”
Het water liep uit zijn mond en hij werd smikkelend wakker van het kwijl op zijn kussen.

Monter sprong hij uit zijn bedje en zat niet veel later met natte haartjes op de fiets te trappen naar zijn favoriete kamertje. Eenmaal in het Torentje bereikte hem het bericht van Alexandertje. Of ie hem meteen kon bellen. En huilende door de hoorn kwam me daar een potje zelfmedelij, dat niet normaal meer was.
“Ze willen me gewoon kapot maken Mark! Eerst mijn optrekje in twijfel trekken en nu? Een aangifte! Ze hebben aangifte gedaan Mark! Aangifte, tegen mij?”
“Maar hoezo dan?”
“Ik heb echt geen idee Mark. Als er iemand integer is, dan ben ik dat wel.”
“Hohoho!”
“… en jij natuurlijk. Maar daarom bel ik je, kan jij niet wat regelen?”
“Wat dan?”
“Nou, ik dacht een doofpotje?”
“Voor wat hoort wat.”
“Euh ja, okay?”
“Referendum, dat gaat van tafel.”
“Maar dat is ons kroonjuweel? De reden waar onze partij voor op is gericht. Het referendum is zo’n beetje alles wat ons bestaansrecht geeft.”
“Doof-pot”, had Marcos daarop slechts te zeggen en overhaast was Alexandertje direct om.
“Maar natuurlijk Mark, okay. Referendum is dood”, waarmee hij zonder te beseffen zijn eigen doofpot had gecreëerd en afgesproken werd dat Karin de details zou afronden.

“Vind je het niet lekker?”, vroeg Irene uiteindelijk. Ze lag nu al zeker twintig minuten onder hun dekbed te morrelen en begon het eigenlijk een beetje beu te worden. Ze kreeg het ook heel warm zo en ondanks dat ze het sleuteltje erbij had gepakt, reageerde Karin voor geen millimeter. Geen kreuntje, niks en dat was uitzonderlijk.
“Karin? Ik vroeg of je het niet lekker vindt?”
Maar Karin reageerde niet. Ze was doodmoe na dat loodzware debat over het referendum in de nacht tuisgekomen en als een blok in slaap gevallen. Toen begon het te malen en te malen. Haar baas had het haar bevolen en ze zou sowieso loyaal aan de leider blijven. Maar nou had Tiara wel heel veel gratis munitie in handen gekregen dat wel haar ergste nachtmerrie was.  De hele nacht maakte hij haar voor nepminister uit. Niet gewoon, maar in een triootje. Tiara zat aan de vleugel en Gee zong met die advocaat van de duivel de smerigste liedjes over haar, waar haar maag van omdraaide. Zover, dat die bijna compleet gekanteld was en iedere hondenliefhebber weet hoe gevaarlijk dat kan zijn. De bloedtoevoer naar beneden was daardoor grotendeels afgesloten. Dus hoe wild haar Irene ook tekeer ging daar, ze voelde er geen sikkepit van. En die Gee maar zingen met zijn kameraden; over Erica. Wie was toch die Erica? De hele godganse nacht zongen ze door en badend in eigen zweet hoorde ze in de verte; “vind je het niet zo lekker?”
Ze lag midden in het Horst Wessellied, dat haar op een enge manier aan had getrokken. Het melodietje vond ze bijzonder aanstekelijk en ze had bijna meegezongen, toen ze weer die vraag in de verte hoorde. Deze keer werd die echter overstemd door de kameraden. En net op het moment dat ze uit volle borst wilde invallen, vloog haar dekbed omhoog en schrok ze wakker. Bruut werd haar donzen dekbedje omhoog geworpen en ze keek in het dieprood pafferig aangelopen gezicht van haar Irene. Die was inmiddels zwaar geïrriteerd geraakt en informeerde nijdig toen ze het bed uitstapte; “zeg, je bent toch geen doof potje?!”
“Die Fahne hoch”, klonk het nog luid door haar hoofd, toen ze Irene het Ikea-sleuteltje op het nachtkasje zag leggen. Voor het eerst waren die Reihen deze ochtend helemaal niet zo fest geschlossen, toen ze haar partner boos de slaapkamer uit zag lopen.
“Auw!”, gilde ze, toen die pijnlijke tinteling begon. Het gevoel beneden kwam weer langzaam terug, terwijl het nog nadreunde; ‘Kam’raten die Rotfront und Reaktion erschossen Marchier’n im Geist in unsern Reihen mit‘.
Stram klom ze uit bed en vroeg zich in de badkamer een moment vertwijfeld af; of ze er wel goed aan had gedaan. Maar na een verfrissende douche liep ze met welhaast Pruisisch hervonden tred naar beneden, waar haar Irene met potjes in de weer was voor het ontbijt. Na het ontbijt was ze weer helemaal in de ban van haar charismatische leider. Na een kusje ging ze met goed gemoed op Den Haag aan. Het was de dag van wegstemmen en ze had er heel veel zin in. Want hoe ze het ook draaide of keerde; dit zou toch haar eerste echt politieke succes gaan worden.

In de wandelgangen liep Tiara met zijn oude kameraad naar de Kamer.
“Ik heb er toch echt alles aan gedaan?”
“Ze snappen het niet Tiara. Ze willen het niet snappen.”
Tiara had een bijzonder onrustige nacht achter de rug. Hoezeer hij ook had geprobeerd het parlement te overtuigen van de verkeerde weg, hij was er niet in geslaagd.
“Maar waarom toch niet?”
“Het kartel zal er alles aan doen ons kapot te maken.”
“Zou jij denken?”
“Ik zou niet weten hoe dit anders uit te leggen.”
“Snoetje en Snuitje snappen er ook niks van. Het is een nepparlement!”, hoorden ze Gee achter hun zeggen. “Een nepkabinet in een nepkamer in een nephuis! Dit nephuis waar nou ook zelfs de leden nep mogen zijn! Ik roep het al jaren en nou gaan jullie het ook zien.”
“Goedenmorgen Gee, want misschien stemmen er nog enkele onafhankelijke geesten tegen”, hield Tiara de moed erin, toen ze de kamer inliepen.
“Ik denk het niet”, zei Gee en ze liepen naar hun bankjes toe.
Ariba tikte met haar hamertje, toen iedereen binnen was en Kuzu werd gevraagd om de deur dicht te doen.
“Waarom ik? Waarom moet nou altijd een Turk het werk opknappen?”
“Mijnheer Kuzu, dit gaat niet over stokpaardjes. Ik vraag U gewoon om de deur dicht te doen, omdat U als laatste binnen was.”
Mopperend deed Kuzu de deur toe en Ariba opende de vergadering met de mededeling; dat er vandaag hoofdelijk gestemd zou worden.
“Verdomme, ‘hoofdelijke’ stemming!”, keek Gee veel betekenend achterom naar Tiara.
“Niemand zal buiten het kartel om durven stemmen zo”, siste Tiara bloedje link. Maar hoe link ook, de stemming begon.

Alexandertje zat stiekem en in het geniep in zijn vuistje te lachen. Deze doofpot werkte wel heel erg goed. De premier keek ongeïnteresseerd op zijn mobieltje en appte met Karin, die vlak naast hem zat. Hij appte dat hij trots op haar was en dat ze van deze dag goed moest gaan genieten. En terwijl de stemming begon, kon Karin niet helpen te glimlachen. Zo zat heel vak K te appen met mekaar toen de uitslag binnen was en Ariba met haar hamertje tikte.
“We hebben een uitslag en die luidt; 76 Kamerleden wensen het volk niet langer te raadplegen en 69 wel. Dus is het referendum bij deze afgeschaft”, en de kille tik van het hamertje deed Tiara ineen krimpen.


“Wat een zwarte dag”, huilde hij door emotie overmand.
“Yes!”, gilde Karin het in haar gedachten van de daken. Ze drukte haar vingers bijna stijf; om alle bedankjes te liken, die nu van zowat alle coalitiegenoten binnen begonnen te stromen.
“En nou doorpakke!”, appte Marcos. En hoewel strategieën werden uitgewisseld; hoe de Aftapwet er doorheen te gaan slepen, wist Marcos met al zijn ervaring al dat de buit binnen was. De Kamer druppelde langzaam leeg toen Marcos appte, dat ze wel een vroegertje hadden verdiend na deze loodzware dag. En iedereen was blij, want zo’n hoofdelijke stemming had enorm veel van hen gevergd.
Karin liet zich snel naar huis rijden, alwaar ze zonder aarzeling haar Irene vol op de mond kuste en zei: “je zuster is weer terug en die gaat nou eens goed voor je zorgen.”
Ze trok haar de slaapkamer in en in die wereld van verschil vroeg Irene zich hijgend af, toen Karin haar overall afknoopte; “is je gevoel weer terug?”
“Oh ja, en hoe! Jij gaat nou onder!”, en ze duwde haar partner best wel hard het bed op.
“Maar … ik lig nooit onder?”, kon Irene nog net uitbrengen, toen ze het Ikea-sleuteltje voelde morrelen en ze een niet eerder gevoel ervoer.
“Wie ben je?”, waren haar laatste zinnige woorden en de koekoeksklok in de hal had nog nooit zo lang gekoekoekt.
Alexandertje zette zijn telraampje bij binnenkomst op het tafeltje in de hal en zijn schoenen in de luxe weggewerkte garderobekast. Het gelukzalige gevoel van het in zijn kamersloffen schuiven deed hem huiveren van puur genot. Want dat marmer was ondanks de vloerverwarming te hard voor zijn witte voetjes, die hij al zoveel jaren geleden gehaald had. Het was niet louter genot van het zachte gevoel van de bontvoering in zijn sloffen, maar ook door het heerlijke gevoel van victorie. Want het had gewerkt. Wie nou nog over zijn penthouse zou beginnen, volgde de actualiteiten duidelijk niet. En die bevestigden kraakhelder; dat hij een groot leider was en die verdient nou eenmaal wel eens wat. En een groot leider discrimineert nooit, zelfs geen Russen. Dat kan een groot leider simpelweg niet en hij liet zich wegzakken in kalfslederen zetel met riant uitzicht op de wereld.
Marcos mocht dan wel zijn coalitiegenoten een vroegertje hebben gegeven. Zelf had hij zoals altijd keihard door zitten werken met niks doen in het Torenkamertje. Ook deze dag was het weer laat geworden. In het donker liep hij de trap af en deed de oude deur op slot. Onderweg naar de fietsenstalling ging hij zijn zakken na; waar hij toch zijn fietssleuteltje in had gedaan. Het was iedere dag hetzelfde en iedere dag bleek deze weer in een andere zak te zitten. Naarstig ging hij broek- en vestzak na, maar geen sleuteltje.
“Nou zeg”, mompelde hij, “ik zal als premier toch zeker wel mijn fietssleuteltje kunnen vinden?!”
Halverwege zijn dagelijkse gang voelde hij opgelucht de kartels  van het sleuteltje onder en tussen een berg verfrommelde wikkels van Wilhelminapepermuntjes. Net toen hij een zucht van opluchting wilde slaken, schrok hij zich te pletter. Want daar uit het donker klonk een schorre stem; “ben jij dat Marrek?”
“Ze hebben me gedwongen!”, gilde Marcos geschrokken en liet zich kinderachtig vroom op de knieën vallen. “Ze hadden het mes op m’n keel, ik had geen keus …”
“Marrek, ik ben het man.”
“Heu?”
En Sammie stapte in het licht van de enige nog werkende spaarlamp.
“Sam …Sammie? Sjesus man, je ziet er nie uit.”
“Hoezo?”, en even herkende Marcos een lang gemiste drift. “Hoe denk je, dat jij eruit zou zien als ze je zolang in een doofpot hadden gestopt?!”
De premier ging weer staan en klopte zijn broek af en zei schamper; “ik zie dat je een nieuwe carrière hebt. Straatcoach? Serieus? Ik bedoel; buschauffeur vond ik al lachwekkend hoor. Maar dat blijft wel entre nous … Dit had ik nooit achter je gezocht man. Maar je heb toch nog wel wachtgeld? En trouwens, wat doe je hier eigenlijk?”
“We hebben berichten gekregen, dat de criminaliteit hier de spuigaten aan het uitlopen is man. En de pliesie heeft het nou eenmaal te druk met reorganiseren en zo. Dus ik ben gevraagd om ook dit hofje mee te nemen op mijn route. De laatste tijd nog iets verdachts meegemaakt?”
“Hahahahaha! Iedere dag man, je weet toch hoe ‘ze’ zijn? Maar deksels man, was goed om je te zien”, zei Marcos en clipte zijn broekspijpen bijeen en sprong soepel op zijn Batavus.
“Nou … ik zie je man.”
“Ja, later man”, hoorde hij Sammie nog achter zich zeggen.
Hij kon het niet geloven; zijn eens gezworen kameraad aan de kant van het volluk?
“Mot ech nie gekker worden in dit land!”, en na het poortje keek hij nog even weemoedig naar de tramhalte, waar hij zo vaak nog even had staan babbelen met zijn gabber. Maar die tijd komt niet meer, trapte hij snel weer door, want iemand die aan de kant van het volk gaat staan is echt goed fout bezig!

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.