
De moord van Tattoo Lonnie, hoofdstuk III: Toedeledokie
Ze was net weer helemaal terug in de euforie van haar liefde, toen het bericht kwam.
Het was een korte en zakelijke mededeling op Messenger dat las; ‘hij’s dood en nu is het te laat.’
Van schrik liet ze hopelijk bijna haar mobieltje vallen. Want in een flits kwam het ineens weer terug. Die tijd dat ze toch echt wel van hem had gehouden. Zelfs heel erg veel, maar toch; ze moest hem achterlaten. Ze kon simpelweg niet anders. Zelfs Lonnie had het haar gezegd.
“Je weet dat ik ontieglijk veel van je hou. Maar het is of die haan, of ik. Ik wil dolgraag samen met jou de rest van mijn leven zijn, maar echt hoor Mol, die haan moet dan wel eerst gaan.”
Achteraf was ze er nog zo verbaasd over geweest; hoe ze die haan zonder verdere emotie zo naar de kinderboerderij had gebracht. Petra had hem in ontvangst genomen en beloofd er heel goed voor te zorgen. De eerste maanden werd ze nog op de hoogte gehouden door Petra en dat ze altijd langs kon komen. Maar het contact verwaterde omdat ze het te druk met andere dingen kreeg. Och, ze had hem als kuikentje toch zo vertroeteld. Ze had hem al snel lieflijk Toedeledokie genoemd. Want iedere keer als ze ‘Toedeledokie’ zei, kwam dat gele donsje zo hard als ie kon aangerend. Maar inderdaad, toen ie de baard in de keel kreeg; moest de hele wereld dat weten, dat sowieso de buurt niet echt kon waarderen. Toch had ze hem nog zonder enige twijfel in bescherming genomen tegen alle protesten uit de buurt, want hij was toch haar allessie.
En nu las ze het berichtje van Petra van de Kinderboerderij en dat deed pijn. Nu pas en dan die woorden; ‘nu is het te laat’?
Ondanks haar voornemen was het er inderdaad niet meer van gekomen. Ze kreeg nieuwe kippen van Lonnie en was op gegeven moment Toedeledokie zelfs vergeten. Maar nu zag ze haar Toedeledokie weer voor zich en dat kwam wel even binnen.
Oh, hoe graag had ze haar Toedeledokie niet nog eens in haar armen genomen. Zoals vroeger, toen Lonnie nog niet in the picture was. Ze was toch zo gelukkig geweest, maar dat dacht ze helaas. Het was allemaal nep geweest, dat had Lonnie haar wel duidelijk gemaakt. Dat ging niet zonder slag of stoot, maar Lonnie hield vol. Hele nachten had hij in haar oren gefluisterd, hoe het werkelijk zat en verrassend snel voelde ze de opluchting. Natuurlijk, als de hele buurt klaagde over haar haan, wie was zij dan om al die mensen niet te geloven? Nee, ze prijsde zichzelf gelukkig met haar Lon, die zonder boos te worden redelijk op haar in bleef praten. En toch; waarom begon ze nou toch zo onbedaarlijk te huilen?
Ze liet zich vallen op de vloer en staarde naar het scherm met die korte en zakelijke boodschap. Waarom voelde het nu toch helemaal niet zo zakelijk aan?
“Oh mijn haaaaaaan!”, begon ze te gillen, “mijn haan is dooooood! En nou is het te laaaaat …”
Ze werd overvallen door de meest onbedaarlijke huilbui die ze ooit had gehad. De tranen spoten uit haar ogen en kletterden op de plavuizen. En die roos begon er nu wel heel erg verzopen uit te zien. De pijn die ze voelde, moest wel zielenpijn zijn; want niets had ooit zo’n pijn gedaan. Tussen haar tranen door zag ze dat koppie met die eigenwijze kam en hoe hij zo trots kon kukelen. Hij schreeuwde het iedere ochtend vroeg zo uit, voor haar; alleen voor haar gaf hij iedere dag alles wat hij had. En nu was het te laat …
Ze verloor even het bewustzijn om die verschrikkelijke pijn te ontvluchten, het hoefde allemaal opeens niet meer voor Molly. En in het donker dreef ze steeds dichter naar dat eigenwijze koppie toe. De haan keek haar smekend vragend om hulp aan, ook hij wilde naar haar toe en kukelde en kukelde dat het een lieve lust was.
“Ja, kukel mijn schat, kukel maar mijn Toedeledokie. Ik heb je en laat je nooit meer gaan!”, en met een laatste krachtsinspanning rekte ze zich helemaal uit, om haar Toedeledokie eindelijk na al die verloren jaren weer in haar armen te kunnen gaan nemen. Ze voelde al zijn kam en dat bekkie wat zo hard voor haar kon kukelen en toen …
“Auw!”, een messcherpe pijn bracht haar weer tot haar positieven. Onmiddellijk volgde een tweede steek, die door haar merg en been ging en ze gilde het weer uit van de pijn.
“Rustig Mol, ik geef je een echte traan”, zei Lonnie, die weer zijn naald met volle overtuiging en zijn gewicht in haar jukboog boorde.
“Verdomme Lon! Auw! Auw! Hou op!”, en ze probeerde zich los te worstelen. Maar Lonnie drukte haar hoofd met zijn knie hard klem tegen de gangkast. Daar begon hij er zowat op los te timmeren met zijn naald, waarmee hij de ene na de andere inktzwarte traan op haar gezicht tatoeëerde. Hij drukte haar nog steviger klem, totdat haar eigen tranen helemaal op waren en hij helemaal los kon gaan. Slap liet ze hem zijn gang gaan. En ook al probeerde haar Toedeledokie haar in die pijn te beschermen, het was te laat.
Het was een schrale troost dat; ondanks dat zij hem achter had gelaten om nooit weder te keren, haar Toedeledokie nog steeds zijn best deed om haar te beschermen.
“En hier nog eentje!”, duwde Lonnie zijn naald met hevig pulserende stootjes in een neusvleugel; waarna hij eindelijk een stap achteruit nam, om zijn werk te bewonderen. Het gezicht van Molly zat onder de tranen, waar die roos in leek te verbleken. Hij had geen millimeter huid over gelaten en zo was het middelste gelaatsdeel voor de volle honderd procent vol getatoeëerd. Die open mond leek er niet meer bij te horen en haar ogen leken helemaal bij heel iemand anders te horen. Als een raar soort van afgezakte burka had hij Molly bedekt met het echte verhaal. En dat was er eentje van gewoon heel veel verdriet en oneerlijkheid, waar hij verrassenderwijs best wel raad mee wist.
“Ik … ik vind het gewoon onwijs mooi”, begon nu ook Lonnie te huilen.
“Lonnie?”
“Ja Mol.”
“Huil jij nou ook zo om Toedeledokie?”, en een laatste traan biggelde over de nog verse inkt.
“Ik heb mijn verhaal nog nooit zo …”, en Lonnie liet zich onderbreken door het laten van een zwaar emotionele snik. “Ik heb je nog nooit zo ‘echt’ gezien. Ik wist al op de dag toen ik je voor het eerst zag, dat jij het was die mijn verhaal moest gaan vertellen. En verdomme Mol, je kan het!”
“Maar … Toedeledokie dan?”
“Toedelewie?”
“Hier Lon”, en ze liet het berichtje op Messenger zien. “Wat zouden ze met hem gaan doen denk je?”
“Oh die, nou die zullen ze wel gaan …”
“Ik wil er niks over horen Lon. Maar ik wil hem nog wel een laatste groet gaan brengen”, sprak ze zachtjes doch resoluut.
Daarop begon Lonnie keihard te lachen en hielp haar overend.
“Waarom moet je nou zo lachen Lon? Je weet toch dat ik veel verdriet heb om Toedeledokie?”
“Hier”, gierde Lonnie het nu uit en schoof haar voor de grote spiegel aan de wand waarvan Molly zich een ongeluk schrok. Nu zag ze met haar eigen ogen, die niet meer bij haar leken te horen, hoe Lonnie was los gegaan op haar en ze zei; “maar … Lon, ik zie er nie uit zo!”
“Dat probeerde ik dus duidelijk te maken. Maar troost je Molly, het is nog niet af.”
“Nog niet af?”
“Natuurlijk niet gekkie. Kijk toch hoe je ogen een eigen leven lijken te kijken en je mond? Alsof de kauwgom zweeft zoals alleen Hans Kazan kan doen zweven. Nee joh, je ben nog lang nie af, maar we zijn een heel end op weg hoor.”
“En toch wil ik wel gaan naar Toedeledokie Lonnie. Het is wel het minste dat ik nog kan doen.”
“Van mij mag je, dat weet je Molly. Maar volgens mij willen ‘ze’ dat helemaal niet.”
“Ze? Wie zijn ze?’, vroeg die mond met een raar paar zwevend verbaasd vragend kijkende ogen erboven.
“Nou, ze. Kijk hier heb ik ze vermeld”, en hij wees naar een plekje onder haar oksel.
“Oh die?”, zei ze. En toen kwamen toch die echte tranen weer en het zout vrat zich in de zere neptranen van Lonnie.
Lonnie duwde haar al schreiend de gang door de keuken in, om haar helemaal tot het kippenhok in de tuin te duwen, waar hij zei: “droog je tranen maar mijn schat. En weet dat je nou een nieuwe familie hebt, die je nog meer lief heeft dan Toedeleweetikweel ooit zou kunnen.”
Het was dat ze haar kippen weer zag, anders wist ze echt niet wat ze nog zou aan moeten. Lonnie opende de ren en zette haar zachtjes tussen haar kippen in, want zelfs Lonnie wist best wel dat ze heel veel verdriet had.
Daarna rende hij weer naar binnen. Want een volgend ontwerp moest hij gaan verzinnen. Eentje die de tranen moest gaan overtreffen en dat zou in het geheel niet meevallen.