De fopshop
Voor Marcos was het een zondag zoals alle anderen, hoewel deze eerste van het nieuwe jaar de stad onder een extra dik serene deken van rust had bedekt. Maar voor de premier der Nederlanden was er geen zondag, iedere dag van de week was voor hem gelijk. Ook deze ochtend fietste hij als eerste door het poortje naar zijn privé-beugel achteraan in de fietsenstalling. Het was nog donker toen hij van huis ging en vol zelfvertrouwen stapte Marcos met fonkelnieuwe reflecterende clips om af. Met Kerst had hij deze van zijn moeder gekregen die zijn fietsritjes een boost van jewelste hadden gegeven. Hij kon het niet verklaren, maar hij voelt zich gewoon heel erg goed wanneer hij die nieuwe clipjes om kan doen en dus was ie steeds vroeger naar het werk gegaan. Na vlotjes het sleuteltje uit zijn nog pas geoliede slot bij de bagagedrager te hebben laten springen; hoorde hij voor het afclippen die mateloos irritante tik voor het eerst. Nog voorovergebogen hief hij zijn hoofd omhoog en spitste zijn oren voor een klein moment in surplace. Want had ie het nou echt gehoord? Ja! Daar hoorde hij weer zo’n tik…. wat is dat en nog meer prangend; waar komt het vandaan? Het zou toch niet dat iemand hem voor was?
Buiten op het pleintje was duidelijk soort van sloom getik te horen dat de premier uitermate interesseerde, zo niet irriteerde. Dit was namelijk geen natuurlijk getik van een lekke regenpijp of zo, nee; aan het ritme was te horen dat ‘iemand’ getikt zat te wezen en dat kon de premier niet hebben. Want stel je voor dat deze persoon de eindstreep aan het aantikken was… De schrik sloeg hem om het hart en na zijn heuptasje onderaan de trap te hebben gelegd, liep hij ijlings verder over de begane grond. In de gang der fractievoorzitters herkende hij ineens het getik. Gelukkig was het geen aftikken in de zin dat iemand hem voor was, maar wat was erger? Dat verschrikkelijk irritante getik kwam namelijk van het telraampje van Alexander. Verderop in de gang kon hij hem ook hardop horen tellen…., hoewel nee. Dit klonk anders dan zijn gewoonlijke opsommingen, nee; dit was helemaal geen tellen. Hij was aan het aftellen! Dat was het. Die floeper was iets aan het aftellen, maar wat? Voorzichtig schuifelde Marcos stijfjes wat verder langs de muur toen hij Alexander hoorde zeggen: “…’tik’… hihihi en dat is tien! Wie niet weg is …hihihi…, ze gaan vallen dit jaar, ze gaan vallen! Dit, gaat mijn jaar worden!…’tik’…’tac’…”
Snel schuifelde Marcos naar de trap en rende naar boven.
“Gedoogpartner m’n reet”, sprak ie al door zijn telefoon eer hij Sammie aan de lijn kreeg. En voordat hij achter zijn bureau plaats nam, had hij al contact.
“Sam….”, hijgde Marcos nog na, “…Sam..die zogenaamde gedoogpartner wil onze pootjes lichten…ik zweer je man.. kom!”
“Alles leuk en aardig man, maar weet je wel niet hoe vroeg het is…. maar over wie hebbie het eigenlijk?”
“Alexanderrrr!”
“Wat?… Die…die die godvergetense kleautzak?… Geef me tien minuut man, ben er zo!”
“Je heb gelijk Mark”, sprak Sammie even later, “ik hoorde zojuist in de tram al het gerucht dat er ineens minder draagvlak zou zijn.”
“Wat?! Minder wat?!”, getergd sprong de premier op. Zijn gefrustreerde wederhelft stak de kop op, dus nam ie boos het woord.
“Zo waarlijk als ik hier met mijn van Bommels met sierclips op het oerdegelijk Hollands eikenhout stamp”, met een royale zwaai wuifde hij richting het raam naar de buitenwereld, “zo hard hebben wij, heb ik; helemaal geen draagvlak nodig! Hahaha!”, lachtte hij nu redelijk hysterisch. “Nee, want zie daar al die handen die mij dragen en waarom? Uit respect zeg ik je. Respect voor ons die de klus wel aandurfden! En ik zeg je Sam, als er geen saboterende klik was, dan droegen ze ons de hele rit op handen! …en dan mot je dat horen in de tram? … ’t serpent!”
De uitbarsting kalmeerde hem weer, maar ook door het toevalligerwijs ontdekken van weer een geplande begrotingsmeevaller: “help me herinneren dat we nog wat motten doen aan de tramkaartjes en misschien wel het hele OV? Ja, een railtax exclusief btw klinkt acceptabel toch?”
Sammie luisterde even niet meer want die begon nu op zijn beurt driftig z’n mouwen op te stropen. Ze werden achterbaks gedwarsboomd door dat hautaine vingertje en met dat beeld voor ogen ontplofte ook Sammie, maar dat was eigenlijk meer regel dan uitzondering.
“Ik pleur Alexandertje naar benee en dat telraampje van ‘m gaat ook meteen mee!!!!”
“Rustig Sam, rustig. Alexander heeft kamer op de begane man, denk na… rustig blijven. Hoewel je ‘m in jouw staat gewoon dwars door het kogelvrije glas zou pleuren, hahaha… blij dat je er ben man… ken eindelijk weer lachen, ‘k zie ‘m al terug bounsen.. hahaha, tussen al z’n rooie balletjes door.”
“Hehe, ja man, ik had ‘m bijna helemaal afgetuigd hoor, maar je heb gelijk. Beter onvoorwaardelijk binnen lopen dan voorwaardelijk blijven zitten, hehehe. Maar wat gaan we er aan doen?
Na vrij lang nadenken klaarde het gezicht van de premier weer op toen hij breeduit begon te glimlachen.
“Ik heb ’t Sam….het is zo verdomde goed dat ik weer helemaal weet waarom ik deze functie bekleed. Dit is mijn roeping weet je, hahaha oh ik durf het bijna niet te zeggen want ga zitten man; ik blaas je anders helemaal omver hoor hahaha.”
“Toe nou man”, ging Sam nu zitten in zijn art deco stoel bij het raam, “laat me niet langer in onzekerheid, wat dan, wat Marrek?”.
“Wat dacht je van….. komt ie hoor; wat dacht je van…. belletje trekken!”
Sammie was even stil want dit was niet alleen in de kern een meer dan geniaal plan. Alexandertje stond inderdaad nou niet bepaald bekend als iemand die niet snel op de kast te krijgen was dus dit zou zeker werken.
“Dat is het man! Zolang ie op de kast blijft, kennie ons niet in de weg lopen! Jaja Mark, hehehe.. je bent weer geweldig bezig man! Maar eh, hehehe; wat dacht je van een paar stinkbommen?”, liet ook Sam nu zijn gedachten de vrije loop.
“Hahaha, jaja! Dat moeten we doen hoor! Rotte eierenlucht zal ‘m leren… hahaha, en.. trekrotjes?”
“Komaan Mark! Hehehe, op naar de fopshop!” En op de trap hadden ze het over scheetzakken en plastic drollen die ze vochtig voor z’n deur zouden leggen en dat alles onder het mom van landsbelang.
“Mag ik ook toverlucifers Mark… en die Bengaalse…, die zijn ook toch zo mooi man.”
“En honingbrokken, zoethouders, dikke duimendrop.. ’t water loopt me al in de bek man.”, waarna de deur met een luide klap dicht werd gegooid en een licht maar irritant getik over bleef.
‘Tingelingeling’, ging het ouderwetsche deurbelletje bovenaan, toen de belhamels enthousiast het kleine winkeltje binnenliepen.
“Volluk!”, gilden ze uitgelaten vrolijk in het vooruitzicht van de rest van de dag.
Het gordijntje achter de toonder ging opzij en een stokoud vrouwtje kwam tevoorschijn die in plat Haags hen al bij en door de aanblik vermoeid begroette: “jeetje..zijn jullie er nah al weer?”