De megastal van Sjors
Zoals iedere ochtend stond Marcos optimistisch op en liep enthousiast naar de badkamer toe. Met meer dan goede zin liep hij de badkamer in en keek zoals ook iedere ochtend in de spiegel.
“KNORRR?!”, schrok hij zich te pletter.
“KNORRR?!”, herhaalde hij zijn kreet van afschuw. Hoewel hij duidelijk hoorbaar knorde, leek het als vanzelfsprekend dat hij “WATTT?!” gilde. Hij knipperde even met zijn ogen en keek nog eens heel goed in de spiegel. Nee, verdorie; hij had zich helemaal niet vergist en kneep zich keihard in z’n poot.
“KNOR!”, wat weer als heel natuurlijk als een kreet van pijn overkwam. Het was echt waar. Hij droomde niet. Hij keek voor een derde keer met scheepsrecht in de spiegel en zag weer die varkenskop. Duidelijk was die kop pas net wakker. Maar overduidelijk had hij het gezicht van een varken gekregen! Ieder ander zou gillend gek zijn geworden van deze schakel in de voedselketen. Maar hoewel onverklaarbaar, voelde het wel als heel natuurlijk. Hij moest wel even wennen aan die kop en stapte knorrend de douche in. Gek genoeg maakte hij zich alleen maar een beetje nat en van zijn gangbare schrobbeurt was niks meer over. Na het afdrogen, keek hij nogmaals in de manshoge spiegel op de overloop. Daar stond potverdikkie een heel varken, met krulstaartje en al!
“Het is zoals het is”, knorde hij en liep naar boven om zich aan te kleden. Hij deed zijn klerenkast open, waar een deel van hem maar niet uit wilde en zag dat ieder pak lichtblauw was. Niet de door hem zo gewaardeerde donkere en meer neutrale tint, maar echt fel blauw. Hij haalde at random een pak van een haakje en zag dat het helemaal geen pak was. Hoewel, eigenlijk zat die overall hem als gegoten.
Beneden schoot hij als vanouds in klompen het erf op, de stal in. En daar zaten, in veel te kleine hokjes, wel meer dan duizend varkens hutjemutje klem te wezen. De varkens begonnen angstig stil te stoppen met knorren bij het zicht van dat varken in die blauwe overall. Respect was het niet, eerder kwam het door een onnatuurlijk afgedwongen ontzag voor dat op twee poten lopende varken.
“Wat is dit?!”, gilde de premier zijn varkenspootjes omhoog gooiend, dat op zich een meer dan kolderieke beweging was voor een varken. “Wie heeft dit op zijn geweten? Wat is er met mijn Binnenhof gebeurd?”, gilde hij boos. Want dit leek in helemaal niets op zijn bijgebouw bij zijn geliefde Torentje, die hij meer dan ooit begon te missen.
“Sjors man”, hoorde hij achter zich knorren. “Sjors heb dit op z’n geweten man. Maar weest gerust, wij zijn gewoon de baas hier hoor. Dus eigenlijk is er niks aan de hand. Okay, we zien er dan wel als varkens uit, maar van binnen ben ik nog gewoon Sam en jij Mark, onze premier.
“Oh, goeiemorgen Sam. Blij dat ik je zie, hoewel je er heel anders uitziet met dat haar. Trouwens, hebben wij ook een Torentje hier?”
“Ja man. Achter op het erf is onze plek”, en ze liepen naar buiten, om eindelijk als vanouds in de beerput plaats te nemen. Marcos ging er spontaan languit in liggen en de drek kalmeerde hem direct. Sam ging zitten op de betonnen rand met z’n voeten ondergedompeld en zei naar boven: “nou, vertel het hem nu maar ook!”
“Hoe bedoel je?”
“Niet jij man, Sjors. Nou, komt er nog wat van?”
“Dag Mark, mijn naam is George”, hoorde Marcos een stem van boven.
“Sjors? Sjors wie?”
“Orwell”.
“Nee?! Dat ken niet.”
“Jawel. Het enige dat je nu moet ‘kennen’ en weten; is dat jij de baas bent. Samen met Sam. Maar ik waarschuw je, dat de varkens in de schuur niet voor de poes zijn. Je zal al je bestuurlijke gaves moeten aanwenden om de stal rustig te houden. Want zoals het er nu voor staat, broeden ze volgens mij op een revolutie. En dat kunnen we dus niet hebben in onze gemaakte maatschappij. Als je iets nodig hebt, roep me en ik zal kijken wat ik kan doen. Voor nu wens ik je veel succes.”
“Blijf ik dan m’n hele verdere leven een varken?”
“Hoe voel je je van binnen?”
“Eigenlijk gewoon, zoals altijd. Hoewel die drek wel heel erg lekker is en dat ik dit eigenlijk veel eerder had moeten doen. Ik hou gewoon van deze put.”
“Zoals ik al zei; veel succes met deze klus”, en de stem stierf weg in de doordringende putlucht.
“Update?”, knorde Sam nu ook zich in de stront wentelend.
“Ja, vertel me in Godsnaam wat er hier aan de hand is man. Revolutie? Het mot nie gekker worden. Hoe is dat zo gekomen Sam?”
Even duwde Sam zijn snuit in het bruine spul en blies bubbels.
“Gaaf man!”, en Marcos volgde meteen het voorbeeld van zijn maat. En was ie al helemaal relaxed, nu was ie even helemaal van de wereld. Wat een Goddelijk gevoel van extase kreeg hij hiervan.
“Lekker hè?”
“Zo! En nie zo’n beetje zeg!”, bubbelde de premier.
“Het is allemaal begonnen toen er een opstandige beer op een kistje ging staan. Z’n zeug moedigde hem aan en toen begon ie grapjes te maken man. Over Otto!”
“Ottowie?”, bubbelde de premier nog even helemaal los van alles.
“Ottoman man, je collega. Je weet wel, die van die boerderij in het Oosten.
“Maar daar hebben we toch overeenkomst mee?”
“Ja, en die dreigt hij op te zeggen, als die grapjes niet gaan stoppen.”
“Is dat errug? Ik bedoel als Otto boos wordt.”, ging Marcos nu weer lekker op z’n rug liggen.
“Best wel man. Als Otto kwaad wil, zet ie z’n hek open.”
“Nou en? Hoe meer varkens hoe meer vreugd man. Meer hamlappen voor de verkoop hahaha!”
“Helemaal met je eens man. Alleen komen er dan varkens, die heel anders denken dan die in de stal. En niet één of twee, maar duizenden.”
“Wat? Maar dan motten we onmiddellijk nieuwe stallen bouwen!”
“Dat ga nie helpen man. Wat denk jij nou wat er gaat gebeuren, als je wilde zwijnen naast onze tamme varkens zet? Zo binden ze zichzelf om het spek als het ware en dan hebben ze ons nie meer nodig. En daar mot ik nie aan denken man.”
Maar de premier was onverbiddelijk en liep druipend de beerput uit. Optimistisch als altijd zag Marcos helemaal geen dreiging, kansen des te meer. Maar dan moest ie ze wel allemaal kwijt kunnen.
“Er mot toch wat zijn?”, vroeg hij zich af, toen hij de keuken in liep en koffie zette.
“Ja lekker?”, vroeg Sam verbaasd, dat ie helemaal geen wijntje wilde. En ook de premier taande niet naar een flesje open trekken. Nee; gewoon koffie had ie nou nodig. Bij de tweede mok vroeg ie aan Sam, hoe ze konden uitbreiden.
“Ik zie dat je je zinnen er op heb gezet. Okay, we kunnen misschien bij de coöperatie aankloppen.”
“Coöperatie? Dat klinkt interessant man. Waar zit die eigenlijk?”
“In Brussel.”
“Ja, da’s dus veels te ver weg man.”
“Je ken ook bellen?”, wees Sam naar een bevlekt boekje; dat naast de telefoon aan de muur hing.
Na ontelbare doorschakelingen had hij eindelijk de voorzitter van de coöperatie te pakken en toen begon het gehaal en getrek. Over dat ie dan wel meer geld in het laatje moest brengen en eigenlijk bleef het daarbij.
“Maar als ik meer geld geef, krijg ik dan ook de benodigde ruimte om uit te breiden?”
Dat, ging dus zomaar niet. Hij moest zich eerst maar eens veertig jaar gaan bewijzen, dat ie serieus was. Pas dan, alleen wanneer hij meerdere landen vlot had weten trekken met financieren, zou de voorzitter gaan kijken; of ie ergens ruimte beschikbaar kon maken voor hem.
“Zeg dan dat je ook voorzitter ben man!”, zei Sam zich opwindend over het bureaucratische gelul.
“Oh ja! Ik ben ook een voorzitter van de coöperatie, hoor ik net. Ken ik jou dan niet overrulen?”
“Voorzitters bij toerbeurt hebben daar het recht niet toe. Dat kan alleen bij parlementaire meerderheid en die heb ik al.”
“Dus wat doe ik dan eigenlijk?”
Dat wist de voorzitter ook niet en moest snel verder, want druk, druk, druk.
“Ken je dat nou geloven Sam?”
Sam wilde boos reageren, toen ie werd onderbroken door een hard geknor in de deuropening.
“Ik wil ook koffie!”, zei een klein biggetje brutaal en probeerde op twee pootjes zijn evenwicht te bewaren.
“Wat?”zei Sam furieus, “wat doe jij hier? En hoe ben je eigenlijk hier gekomen?”
“Gewoon. Ik ben uit het hok gekropen, want ik wil ook wel eens een kopje koffie proeven.”
“Sam! Doe wat aan die ongehoorzame big!”, commandeerde Marcos en Sam sprong op.
Hij schopte het arme biggetje de stoep af en bleef schoppen helemaal tot in de schuur aan toe. Krijsend van pijn en angst kroop het kleine biggetje weer terug in zijn hok.
“En laat ik je nooit meer daar zien!”, zei Sam dreigend.
Het biggetje viel hevig bloedend op zijn moeder, die hiervan geschrokken boos en verdrietig tegelijk werd. Overmand door haar moederlijke emotie, gilde ze in wanhoop naar haar beer, die van het kistje, om hulp. Bij het zicht van zijn gehavende zoon, werd de beer enorm boos en begon de hele stal op te ruien.
“Als hij koffie wil, dan heb je het hem maar te geven verdorie. En trouwens, wij willen ook allemaal nou eindelijk wel eens koffie!”
Dreigend begonnen nu de grootste varkens tegen de tralies te duwen. Snel kregen ze door, dat dat niet ging werken.
“Geef me een pootje!”, gilde er eentje en sprong zo handig geholpen door het zetje over het hek. Binnen korte tijd zag Sam vele varkens over het hek klimmen en rende snel de stal uit. Buiten sloot hij de grote deuren en blokkeerde deze met de vrijwel nog nooit gebruikte dwarsbalk stevig dicht.
Marcos kwam op het tumult af en vroeg wat er aan de hand was.
“Opstand man! Een revolte! Sjors zei al en nou is het zover. We hebben echt stront aan de knikker man!”
“Stront!’, knipte Marcos onhandig met zijn varkensteentjes tegen elkaar. “Naar het Torentje Sam!”, en ze wisten niet hoe snel ze moesten onderduiken in hun eigen beerput.
De drek deed hen goed. Maar die onrust in hun lijf ging niet weg.
“Wat te doen Mark?”
“Pliesie, we motten de pliesie bellen.”
“Die heb ik hier op de boerderij nog nooit gezien man. Volgens mij bestaat die hier helemaal niet.”
Marcos begon te wentelen en te wentelen en riep heel hard om Sjors.
“Sjors! Hellup man! Sjors!”
“Zeg het maar”, klonk die verre stem van boven weer.
“De varkens in de stal willen eruit! We willen de pliesie bellen, maar die schijnen we hier niet te hebben?”
“Dat klopt. Alles wordt hier overzien met camera’s. Kijk maar in je slaapkamer. Daar hangen vier monitoren. Eentje is gewoon tv, maar die andere drie zijn van het merk BigBrother… Nou ik erover denk, zijn ze alle vier van BigBrother… Maar die met keurmerk houden alles hier op de boerderij in de gaten. Wist je dat niet? Je bent toch premier?”
“Ja hallo! Ik mot nog heel even wennen aan dit alles ja. Maar ook al zou ik ze kunnen overzien; dan nog doet dat aan de huidige revolte niks aan af. We hebben pliesie nodig en wel nu!”
“Pliesie ken ik niet. Maar ik kan wel voor een overkoepelend gezaghebbend orgaan zorgen, dat alles kan reguleren. Even wachten hoor…”
“Wachten? Waarop dan Sjors? Iedere seconde telt man.”
“Ik moet het wel even schrijven ja, anders is het niet echt… Zo, ga maar naar de keuken. Daar zit de agent al te wachten op je.”
“Bedankt Sjors!”, en ze verlieten haastig de beerput en renden naar de keuken. Voorlopig leek die dwarsbalk het te houden, maar het begon al wel vervaarlijk te kraken. En dat geknor uit meer dan duizend kelen, klonk meer dan onheilspellend.
In de keuken zat een mediterraan type in opzichtig belangrijk uniform met heel veel strepen. Zoveel dat het eigenlijk op een gevangenispak leek. Maar net als die overall, dwong dit meteen respect af op de boerderij en de agent stelde zich beleefd voor.
“Ik ben Agent Orange van de overzeese coöperatie Monsanto.”
“Welkom Agent Orange”, stak Marcos zijn poot uit. “We hebben revolte in de schuur, die stal daar aan de overkant. We durven er niet in en over een uur komt de vleeswagen. Tegen die tijd moet de rust wedergekeerd zijn, want dit gaat ons anders te veel geld kosten.”
“Laat alles maar aan Agent Orange over”, en de agent van Monsanto stapte kordaat het erf op.
Dapper gooide hij de staldeuren open en gilde: “ik ben Agent Orange! Agent van Monsanto en wie er nou niet meteen snel terug zijn hok in gaat, schiet ik ter plekke morsdood!”
Agent Orange haalde daarop twee enorme revolvers uit zijn binnenzakken en liep met deze dreigend richtend verder de stal in. Achter hem volgden Marcos en Sammie, die nu weer dapper gilden: “terug jullie hokken in. We maken geen grappen hier. Agent Orange heeft permissie te schieten naar eigen wil en goeddunken!”
Weifelend kropen de meeste varkens weer terug hun overbevolkte hokken in. Maar een enkeling waagde het toch de agent met enige kennis van zaken te trotseren. Die enkeling was die van de kist en de beer vroeg: “waar zijn je papieren dan? Volgens mij hebben wij met jullie helemaal geen overeenkomst!”
“Nee!”, vielen nu wat meer varkens de grote beer bij. En hier en daar begonnen ze rebels weer hun hokken uit te klimmen.
“Nee, want de wetten van onze coöperatie gelden hier op de boerderij. Ik heb trouwens nog nooit van Monsanto gehoord, laat staan van jou Agent Orange!”
“Zeg, waar kom je eigenlijk vandaan agent?”, vroeg een ander varken die echt dacht slim te zijn.
“Ik werk voor overkoepelend gezag!”, antwoordde Agent Orange, “het grote kantoor van Monsanto staat over de grote plas, waar geen varken over heen kan zwemmen. Maar laat me wel vertellen, dat wij nog grotere coöperatie zijn! Om niet te zeggen de grootste!”
“Maar”, zei dat bebloede kleine biggetje schril en hoopvol, “daar heeft onze coöperatie toch niks mee te maken?”
Agent Orange liet zijn revolvers zakken en bekende teleurgesteld: “ze hebben gelijk.”
“Wat? Schiet ze af man!”, gilde Sam. En ook Marcos gilde als een mager speenvarken: “ruim die hele stal! Nu! Vuur! Allemaal kapot!”
Agent Orange keek het wanbestuurlijke stel sip aan en zei: “zolang we geen overeenkomst hebben, kan ik alleen heel hard gillen. Maar schieten kan en mag ik niet. Het spijt me enorm”, waarna de vleeswagen piepend op het erf tot stilstand kwam.
“De vleeswagen! De vleeswagen!”, gilde de grote beer. Alle varkens klommen hun hok uit en renden niets ontziend de vrijheid van de open staldeuren tegemoet. Niemand had meer een oog voor blauwe overalls en nadat Marcos en Sammie vertrapt waren en Agent Orange ook, gooiden de losgeslagen varkens baldadig de vleeswagen om. De chauffeur vluchtte het erf af en de meute vrije varkens sleurden Marcos en Sammie aan hun staartje het erf over. Er is namelijk niets zo vernederend voor een varken, om door soortgenoten aan de staart over de grond te worden gesleurd. Na drie rondjes victorie werden ze de beerput in gepleurd. Met de zwaarste en grootste molensteen werd deze onder luid geknor hermetisch afgesloten.
“En nu zijn jullie geen varkens meer. The end”, schreef George van boven en sloeg zijn boek toe.
“Sjesus man! Wat een meur zeg!”
“We motten eruit Sam! Eruit! Dit houwe we nooit vol”, kokhalsde Marcos. En wanhopig krabden ze hun nagels tot nare infectieuze bloedingen, maar die molensteen verroerde geen millimeter.
“Nee, neeee! God help mij! Alsjeblief man, of Sjors is ook goed. Maar haal me hier uit deze onmenselijke stank!”, gilde Marcos in zijn zolderkamertje. Badend in het zweet, graaide hij al zijn posters van Abba van het schuine plafond en bleef krabben en krabben.
“Eruit! Ik wil eruit! Mammaaaaa!”
“Mark jongen, wakker worden! Mark, wordt alsjeblief toch wakker jongen”, probeerde moeder haar zoon in bedwang te krijgen.
“Heu? Mmm… Mamma?”
“Ja jongen. Ik ben het, je moeder.”
“Ben ik dan geen varken meer mam?”
“Ben je gek knul. Jij bent mijn mooie zoon hoor. Je moet een verschrikkelijke nachtmerrie hebben gehad. Nou, ga lekker douchen, dan maak ik ontbijt voor je klaar.”
“Hagelslag mam.”
“Oh, ik heb net een eitje op staan.”
“Voor in m’n luchtrommeltje mam. Mag ik deze keer hagelslag? Alsjeblief mam?”
“Nou, vooruit. Alleen deze keer dan, omdat je zo geschrokken bent. Maar dan moet je me wel beloven drie keer te poetsten vandaag.”
“Beloofd mam!” Helemaal weer blij, gaf hij zijn oude moeder een vette zoen vol op de mond en rende de trap af de badkamer in. In de spiegel zag hij zijn beeltenis, die hem zo vertrouwd was en fluitend dook hij de douche in. Hij wist nu heel goed wat zijn prioriteit was en kon niet wachten dit aan Sam te vertellen.
Het ontbijt duwde hij haastig naar binnen. Op weg naar het fietsschuurtje, gaf hij zijn moeder een tweede zoen en graaide zijn lunchtrommel van het aanrecht. Op zijn Batavus fietste hij harder dan hard naar het Binnenhof. In een vloek en een zucht zag hij de Hofvijver opdoemen en stalde zijn fiets onder het afdakje. Hij rende het plein over en vloog het Torentje binnen. Met drie en soms vier treden tegelijk sprong hij naar boven, waar hij Sam aantrof in zijn art deco stoeltje bij het raam.
“Mot je horen Sam! Mot je horen!”
“Sam keek vanachter zijn krant op en vroeg: “je wil meteen aan de slag? Niks geen krantje op gemak en daarna wijntje doen?”
“Dat ken wachten man. Ik heb voorspellende droom gehad! Vreselijk eng, maar ik weet nou wel mijn prioriteit, onze prioriteit! Je mot me geloven, als ik zeg dat we dat echt motten doen.”
“Zoals altijd, volg ik jou als je zo overtuigd ben man. Dat weet je nou toch wel zo onderhand? Komaan man, zeg me nou maar; wat we nu meteen motten regelen.”
“Die TTIP! Die TTIP mot er subiet komen!”, stootte Marcos er ongecontroleerd hard uit.
“Okay?”
“Ja man! Zonder die TTIP ken Monsanto niks doen joh. En dan krijgen we anarchie hier. Anarchie Sam! En hoe dan dat tegenhouden met losse flodders man!”
“Sjesus! Alles behalve dat zeg! Okay, we gaan ervoor! Alles opzij voor die TTIP van jou!”
Van ons man, van ons.”