van kakafonie naar catatonie
“Zeg, gaat het wel goed met je?”, vroeg Sammie vanuit het art deco stoeltje bij het raam.
“Pfffffft!”, blies Marcos depressief zijn bolle wangen weer leeg en zei: “nee man, het gaat helemaal niet goed.”
Sammie legde z’n krant neer en vroeg zorgelijk of ie een borrel nodig had.
“Om negen uur in de ochtend?”
“We hebben wel gekkere dingen gedaan man. Of zullen we gewoon nu al naar Bang gaan en gewoon twee rijsttafels bestellen?”
“Nee, dank je Sam, maar nee.”
“Sjesus Mark, dit gaat niet goed met je. Wat is er hand? Wat zit je dwars?”
“Dat verrekte referendum man! Wat anders?”
Deze zaterdag was Marcos net zo grijs opgestaan als dat dikke wolkendek dat deze ochtend over Den Haag hing. En alsof dat al niet erg genoeg was, druilde het buiten traag en vielen ook de blaadjes nog eens. Voor het eerst sinds dat ie zich kon herinneren, kon ie dit zware gevoel maar niet van zich afschudden, laat staan lachen. Die vent van Een Vandaag en zo was gisteren, tijdens het Gesprek met de MP, onder zijn huid gaan zitten en de hele nacht had ie dat interview liggen herhalen en herhalen. Die vragen die die vent stelde! Die waren meer dan erg. Want hoezo wist het volk niet dat het referendum eigenlijk een referendum tegen Putain was? En dat die verschrikkelijke bommen op die onschuldige burgers direct het gevolg waren van het nog niet geratificeerde verdrag met de Oekraïne? Was zijn volk dan zo dom dat ze dat niet konden snappen, of was hij juist zo slim? En dan die vragen over het Koningshuis? Hoe durfden ze?! Dat hadden ze tien jaar toch al geleden afgesproken? En hij was niet van plan op zijn belofte terug te komen. Zo zat ie niet in mekaar. Tenminste niet daar, waar het de meest bevoorrechte familie van het land betrof. Dat niemand dat nou wilde inzien; snapte hij na een volle nacht woelen nog minder, dan toen ie onder de wol kroop.
“Okay”, zei Sammie. “Maar heb je nou niet genoeg zitten sikkeneuren? Waar is je lach toch gebleven man? … Zeg, je zit er toch niet aan te denken om de regering te ontbinden!?!”, schrok Sammie ineens door die invalshoek.
“Eerlijk gezegd weet ik niet hoe ik dit kan oplossen man. Deze uitslag is echt heel erg.” En een traan begon over de wang van de premier te biggelen. “Verdomme, kijk mij nou lekken man. Nee, ik ken niks meer uitsluiten Sam.”
“Maar je ken toch gewoon die uitslag negeren? Want jij weet toch net zo goed als ik, dat een woord er in de politiek alleen maar is, om gebroken te worden.”
“Ja, als het om die volkse broekriem strakker aanhalen gaat, ben ik de eerste die beloftes wil breken. Moet breken zelfs en dat doe ik zonder twijfel en geweten met liefde, dat weet je toch?”
“Zo! En of! Dus wat let je man?”
“Verkiezingen man.”
“… Verdorie, ja. Daar had ik nog geeneens aan gedacht man.”
“Daarom ben ik premier Sam. Maar voor hoelang? Het zijn zeer ongewisse tijden hoor.”
“Ik wist dat het erg was, toen ik je zo zag zitten. Maar zo errug?”
“Het is meer dan errug Sam, dit lijkt wel het errugst hoor.”
“Nou kappuh man, genoeg zo. Je hebt ook hele goeie dingen gedaan hoor!”
“Dat weet ik wel. Maar het gaat om het hier en het nu nou.”
“Dat zeg ik ook, je bent toch premier van ons allemaal? In een land waarin we iedereen gelijk hebben genivelleerd toch? Als dat niets is om trots op te zijn, dan weet ik het ook niet meer hoor.”
Marcos liet de woorden van zijn vriend even bezinken en dreigde een beetje optimisme te hervinden.
“Dus jij vindt, dat ik het goed doe?”
“Wat zeg ik? Er is in heel dit land niemand geschikter dan jij man!”
“Dus die vergelijking van me, vond jij ook een goeie?”
“Welke bedoel je nou precies?”
“Nou, toen ik nogal geprikkeld zei; dat de Koning nu eenmaal niet te vergelijken valt met meneer Jansen, die van naast je in de straat met arbeiderswoninkjes?”
“Oh? Die ja. Tja, dat was eigenlijk wel pure discriminatie man. En over nivelleren gesproken … Trouwens ook wel licht racistisch man. Dalijk komt dat mens ook hier binnenvallen; waarom Ons Koningshuis niet getint is anno 2016, hehehe”, probeerde Sam zijn vriend te laten lachen. Maar het averechtse kreeg hij als resultaat.
“Oh zie je wel! Mijn grootste angst maak je nu echt man. Ook jij ziet het niet!”, en zijn gemoed werd nu zo zwaar; dat de premier van het ene op andere moment in volle kramp werd overvallen door niets minder dan een catatonische staat van beleg. Devoot vouwde hij zijn handen samen in gestrekte vingertoestand tegen elkaar en tegen zijn lippen. Voor wie niet beter wist, zat hij even heel diep na te denken, maar Sammie wist beter. Verstard zat de premier stijf achter zijn bureau en reageerde nergens meer op. Hoe Sammie ook met zijn vingers knipte, met zijn opgerolde krant sloeg en zelfs gilde; de premier bleef emotieloos en raar devoot voor zich uit zitten staren. Dat op zich vond Sam niet zo zorgwekkend. Nee, het was zijn verstarde blik, die maar niets meer leek op te nemen en zonder te knipperen als zo’n wassen beeld van die Franse dame strak en in het niets voor zich uit bleef kijken. En was ook ‘haar’ loopbaan niet begonnen door een revolutie?
“Nee! Je mot bijkomen Mark! We kunnen hier geen revolutie gebruiken hoor! Marrek! Hoor je me?!”
Zo zeer raakte Sam in paniek, dat nu ook hij begon te twijfelen; of ze zelfs dit weekend nog zouden halen. Hij wist niets anders, dan het nationale alarmnummer te bellen.
Marcos voelde zich lekker veilig in zijn catatonie en had geen behoefte zich hiertegen te verzetten. Hoewel hij fysiek zonder te knipperen aan het staren was, registreerde hij alles wat er om hem heen gebeurde. Broeders hadden hem opgetild, maar hoe ze ook hadden gepoogd; ze hadden hem niet in een liggende positie op de brancard kunnen duwen. En dus zat hij op brancard, rechtop op zijn bureau, stram verstijfd zonder enig teken van een beginnende spierontspanning.
“Ja, zo kunnen we hem niet meenemen”, zei een broeder zich zo verontschuldigend tegenover Sammie.
“C.A.O. weet je”, zei de ander en ze begonnen de premier weer in zijn stoel te tillen.
“Wat doen jullie nou?”
“Die brancard”, zuchtte er eentje, “die moet weer mee natuurlijk.”
“Nou, hij zit weer. Veel succes ermee”, en de broeders verlieten het Torentje zonder gehoopt resultaat.
“En wat mot ik nou met ‘m?”, vroeg een radeloze Sam.
“Beelden, positieve beelden uit het verleden willen nog wel eens helpen meneer”, zei de laatste broeder, toen die de deur achter zich dicht trok.
Marcos zag even later iedereen van de oppositie voorbij komen. De één kon zijn opluchting niet verbergen, doch de ander had echte medelijden met de premier. Sammie praatte het bezoek bij en begon als Brugman zieltjes te werven voor die oh zo benodigde steun voor zijn maat.
Nadat iedereen een dicht gevouwen stembriefje op het bureau had neergelegd, bedankte Sam hen voor hun opkomst en keek in die niets zeggende, wijd open gesperde, ogen van zijn vriend.
“Marrek? Hebbie gezien? Iedereen heeft zijn stem uitgebracht. Het zal spannend worden of we genoeg hebben, maar kom. Genoeg nu hoor, wordt wakker man! Stemmen tellen ken ik niet alleen hoor, wil ik geeneens.”
Sam haalde de duurste fles wijn uit de kast en zette deze met het etiket vol in het lege zicht van de premier. Hij ontkurkte de fles en liet deze onder de neus van de premier chambreren. Al die tijd bleef hij op zijn vriend inpraten en toonde hem foto’s van hun samen uit de gallerij van zijn Sammieung.
Hij schonk twee glazen in en zei: “nou proost man!”
Hij klinkte zo hard als ie kon hun glazen tegen elkaar en ging verder met het tonen van beelden van hun twee.
“En hier zitten we in Kijkduin. Weet je nog Mark? Wat een geweldige dag was dat niet zeg. En oh! Deze moet je echt zien man!” Sammie spreidde zijn vingers over zijn schermpje om die foto van hen twee maximaal te vergroten en zei liefdevol:, “kijk man, zo zijn we begonnen. Sjesus! Wat waren jong niet?”
Marcos registreerde het beeld en heel even leek zijn oog te rollen naar dat jeugdbeeld van Sam. Maar Sam zag niet dat oog. Sam zag namelijk dat er tranen opwelden in de ogen van zijn maat en zei zachtjes: “voorzichtig jongen, doe maar rustig. Je bent er weer bijna man.”