Janus de Gladiator
komt het door de gesel des tijds
vlees eten mag nou ook al niet meer
en verder dwangmatig gedicteer van moderne leer
dat ik potdikkie mij nu in de badkamer verblijd
ziet, een zonnenstraal valt in het sanitair
het licht een stil leven op met flair
of zijn het flarden van nostalgie
uit het bovenlicht dat ik zie
ik denk aan zondagen van toen
die sfeer roept het op en ik denk
aan hoe het allemaal nog beginnen moest
maar het is geen zondag, ’t is Wiekent!
dus hoe beter deze te starten
gelijk de winterschilder in het land
dus vooraleer het mes de haren mag tarten
neme men de kwast ter hand
massage is de crux en niks nie happy ending
van de haren welteverstaan met zeep
het maakt ze soepel en lenig
voor de scheerbeurt tot soms gedwee
het ene mes snijdt in symmetrie de helft
de ander aan de andere kant doet hetzelfde
en zo wordt het gelaat met doelmatig geschraap
verlost van de baard, de baard van het kwaad
het gelaat als arena oogt zo mooi
de spanning langs de halsslagader
het intense gevoel van hopen op genade
die enorme opluchting van de duim omhoog
want als er 1 ding is dat ik aanbid
is het niet een puntgaaf gebit
en nee ook niet zo’n broodje Romeinse humus
maar het Wiekent ingaan als een gladjanus