
Moord op Staten Island Hoofdstuk V
analyse van de Raaf
Ze zagen de ambulance wegrijden en keken elkaar even diep in de ogen aan.
“Wat wij hier vanmiddag hebben meegemaakt, was echt heel … heel … Ik heb er gewoon geen woorden voor Rinus.”
“Voodoo? Ik denk ondanks mezelf toch aan voodoo Chef.”
“Ik wil je geen gelijk geven. Dat andere alternatief zou nog meer obscuur zijn. Dus ja, het zou zo maar kunnen Rinus.”
Ze begonnen terug te lopen naar het huis. Maar raakten niet uitgepraat, over wat ze zojuist hadden meegemaakt.
“Het moet wel voodoo zijn geweest Chef. Zag U niet hoe snel Bill om zijn as tolde? Daar zou zelfs een volleerd getrainde grondgymnast nog wat van kunnen leren.”
“Nee, Bill oogde nu niet bepaald zo lenig, dat ie dat op eigen kracht kon. En die letters dan?”
“Geen idee meer wat ik van deze zaak moet denken Chef. Ik vind het eerlijk gezegd nogal eng worden.”
Alles, alles draaide om de bijzaken van de hoofdzaken te scheiden en dat was in de forensische wetenschap van de Raaf niet anders. In het huis had de Raaf niet alleen de begane nageplozen. Nee, hij had besloten het gehele pand te inspecteren, voor de zekerheid. Hij was net klaar met de zolder en liep met een volle vuilniszak de trap af; die hij op het balkon zette, naast die andere. Hij keek er enigszins teleurgesteld naar. Hij had er meer van verwacht. Want hij was, buiten die letter onder het fornuis op de begane, niets spannends meer tegengekomen. Tenminste niet iets dat naar echt iets zou kunnen leiden. Hij ging zitten en keek naar de krijtomtrek onder hem en ondanks die, zat hij zich een beetje te vervelen. Maar het was niet alleen vervelen. Het was ook een onwijs grote honger, zo merkte hij pas toen hij klaar was en nu eindelijk pas even rustig zat. Hij besefte; dat ze buiten de koffie eigenlijk nog geen fatsoenlijke maaltijd op hadden en keek toen met een schuin oog naar die vuilniszakken tegen de muur.
Alles wat hij was tegengekomen, dat niet bij de inventaris hoorde, had ie daar in gedaan. En aangezien het meeste toch uit etensresten bestond? Maar dat was niet zijn enige overweging, want de Raaf heeft altijd een dringend forensische reden, bij alles wat ‘m drijft. Hoewel hij ervan overtuigd was, dat er geen keihard bewijs in zat; zou een nadere scheiding zeker gewenst zijn, zoals bij ieder degelijk onderzoek. Alleen, hier had hij niks van apparatuur voor die verdere en definitieve analyse. Dankzij zijn forensische gave, had hij wel twee zakken gebruikt en had zo al een eerste ruwe scheiding bewerkstelligd. In de linker had ie alles verzameld, dat meer dan drie dagen oud was en dus eigenlijk niet relevant voor deze zaak. In de rechter zat het minder oude spul, dat hij uit alle kieren en naden had weten te peuteren. Hij nam een kloek besluit en pakte de linker op en droeg die naar buiten. Nadat die in de verzamelcontainer was gedeponeerd, rende hij met de rechter weer naar binnen. Hij zette de grootste pan die hij kon vinden op het fornuis en deponeerde de gehele inhoud van de rechter er in. Hij vulde de schoonmaakemmer onder de gootsteen met water en doseerde deze met timmermansoog in de grote pan. Zodanig, dat er niet meer dan één vingerkootje water boven de brij aan opgeveegd bewijs kwam te liggen, waarna hij het vuur op maximaal zette. Nu is de Raaf buiten een uitstekend slager en de beste patholoog anatoom zonder papieren op het Westelijk halfrond, ook een beetje van een Bourgondiër. Zo vond hij, dat zijn brouwsel wel wat kruiden kon gebruiken. Maar tot de zolder aan toe, nergens had ie een potje, busje of wat dan ook aan specerijen gevonden. Gelukkig was er die kleine 24/7 precies om de hoek en hij stoof de deur uit, want zo zou het natuurlijk niet te eten zijn.
Jack besloot dan maar die telex mee te nemen naar het huis. En alsof de duvel daarmee had gespeeld, was de inkt daarvan dermate onleesbaar geworden; dat het zo op die nieuwe stapel in de printer zou kunnen. Hij zou ongetwijfeld de kans lopen voor gek weggezet te worden, maar dan was het maar zo. Als er iets was, dat hij van die mannen geleerd had, dan was het wel dat niets; maar dan ook niets, als onbelangrijk mag worden verzwegen. Zeker in een lopend moordonderzoek zou dat als een doodzonde worden beschouwd. Onderweg probeerde hij in gedachten te verzinnen; hoe het te brengen, om niet helemaal meteen als malende te worden gezien.
‘Hier heb ik bewijs, alleen bestaat het niet?’ Of, ‘het enige bewijs dat ik heb gevonden, is gestolen door… niemand?’
Nee, hij kwam er niet uit en besloot het daarom maar gewoon te gaan zeggen zonder erom heen te draaien. Was ie gek? Dan wilde ie dat liever van die mannen horen, dan van anderen. En had die letter helemaal niks te betekenen, dan wist ie meteen dat deze loopbaan niks voor hem was.
Molly werd wakker gemaakt ergens in Georgia. De chauffeur van de kippenpick-up moest hier linksaf. Als ze mee wilde kon dat, maar anders was dit haar stop. Ze bedankte hem nauwelijks, toen ze verdwaasd in de berm van de Crossroads zat. Ze zat in Georgia, had die kippenchauffeur gezegd, maar waar lag dat ergens? Het enige dat ze wist, is dat zij hier rechtdoor moest en oh wat was het hier warm.
Lonnie kroop aan het einde van de middag in zijn kijkdoos en begon alle plaatjes te bekijken. Het waren er echt heel veel, dus hij zou de avond wel doorkomen.
“Hoe laat is het Rinus?”, vroeg Hollestelle toen ze langs het oude theater op de top van de heuvel liepen, dat ook als cinema gebruikt werd.
“Even na vieren Chef.”
Hollestelle ging even stilstaan, om de aankondiging aan de muur te lezen en zei: “wat dacht je ervan, gewoon even een half uurtje niks?”
Rinus keek naar de aankondiging van Looney Tunes en vond dit een heel goed idee. Dan konden ze een beetje relaxen, voordat ze de rest zouden inlichten over dat enge voodoo-gedoe en ze kochten een kaartje. De zaal was leeg. Maar toen ze Daffy Duck zagen, konden ze een eerste glimlach al niet meer onderdrukken. Dit hadden ze net even nodig.

Met handen en voeten stond de Raaf uit te leggen aan die Mexicaan dat ie kruiden wilde, of anders gewoon specerijen. De Mexicaan achter de toonder was buitengewoon vriendelijk. Maar die salsa denderde zo hard uit dat kleine speakertje; dat de reeds aanwezige taalbarrière niet doorslaggevend in de communicatie werd. Wat de Raaf ook probeerde (klinkt als, vier lettergrepen of twee, is geen film), de Mexicaan bleef hem aanstaren alsof hij de raarste gringo ooit zag. Pas toen de Raaf het teken maakte; dat je het kon eten; begon er iets te dagen. Maar nadat de Raaf het gebaar van ‘mmm lekker’ uitbeeldde, was de winkelbediende er volledig van overtuigd en grijnsde op de maat van die dreunende salsa: “Ah si! Jalapeño!”
De Raaf knikte meer op goed geluk dan iets anders en liep met een volle grocerybag aan bonte groene pepers en een sixpack het kleine winkeltje uit en het huis weer in. Niets vermoedend, dat hij vrijwel een de hele winkelvoorraad pepers naar binnen droeg, leegde hij de zak in de grote pan en begon te roeren en te roeren.
“Ja, dit begint ergens naar te ruiken!”
Jack kwam het kleine keukentje binnen en zei: “wat ruikt het hier lekker de Raaf!”
“Ah Jack! Je bent er!”
“Ja.”
“Ga zitten kerel, biertje?
“Nou!”
Terwijl de Raaf met een Bud in de linker- en een pollepel in de rechterhand zijn rondjes in de grote pan roerde, hoorden ze ook Rinus en Hollestelle binnenkomen.
“Volluk!”
“We zijn in de keuken!”
“Wat wij hebben meegemaakt zeg!”, begon Rinus.
“Eerst een biertje, dan eten en dan pas gaan we het over de zaak hebben okay?”, vroeg de Raaf meer retorisch dan anders en even later zaten ze aan de enorme kasteeltafel achter die enorme spicey pepperpot van de Raaf.
“Ik kan geen pap meer zeggen de Raaf. Wat was dit apart!”
“Ik zeg helemaal niks meer, heb nog nooit zoiets gegeten. Wat was dat eigenlijk?”
“Oh, iets dat ik zomaar in mekaar heb geflanst en ja, het smaakte best goed niet?”
“Alleen een beetje pittig de Raaf”, sprak Jack, die met de zoveelste sixpack binnen kwam lopen. Want ze hadden veel nodig om de boel te blussen. Maar uiteindelijk zaten ze na de gezamenlijke afwas achter hun oploskoffie en zei de Raaf; dat ze wat hem betrof nu wel konden beginnen en legde zijn boterhamzakje met de vermicelliletter R op tafel.
“Kijk, deze lag hier onder het fornuis! En ik voel aan m’n water, dat dit een letter is; die op één van die dots moet passen!”
“Heb jij ook een letter gevonden?”, vroeg Jack meer opgelucht dan anders. En Jack vertelde wat hem op het bureau was overkomen.
“En ja, ik weet dat het gek klinkt. Misschien ben ik dat wel geworden. Maar om één of andere duistere reden, voelde het aan als een boodschap? Ik heb het uitgeprint, maar het is erg onduidelijk. Maar neem maar van mij aan; dat mijn letter, zeker te weten de letter A is.”
Rinus was aan de beurt en die begon er opeens uit te zien als een looney tune; toen hij heel overdreven begon te kokhalzen.
“Gaat het Rinus?”, vroeg Hollestelle nog; voordat ook hij werd overvallen door die plotseling opkomend omgekeerde peristaltiek waar geen kruid tegen gewassen was, of toch juist wel. Verbaasd zaten de agenten zo te kokhalzen, toen de Raaf zijn lepeltje tegen zijn kopje tingelde om aandacht en brulde: “het gaat beginnen! Het gaat beginnen!”
Waarna ook de Raaf zelf hevig begon te schokken. Jack kreeg geen tijd om zich daarover te verbazen, want ook hij kon zijn kokhalsreflex niet langer onderdrukken.
Het was een raar zicht; die vier volwassen mannen zo enorm te zien kokhalzen, dat het uit hun tenen leek te komen. Rinus produceerde als eerste, terwijl hij zijn knokkels wit kneep om de rand van de tafel. Hoger en hoger kwam er ‘iets’ van een enorme wirwar aan … Ja; wat kwam er eigenlijk aan, dat hij onmogelijk meer tegen kon houden? Wat het ook was, hoe hoger het kwam; des te heviger begon Rinus te kokhalzen. Met een droge laatste en bijna tegen verzuring aanlopende spasme van zijn slokdarm, opende hij wijd zijn mond. Zover dat een dislocatie van zijn kaakgewricht niets minder dan realistisch werd. Ondanks de enorme steken in zijn schedel, trok hij met zijn handen zijn kin tot de absolute limiet omlaag en rolde er een gigantische haarbal uit, die zachtjes verend tegen de koffiepot rolde en daar tot stilstand kwam. In zulks ongeloof keek Rinus naar zijn haarbal; dat hij zeer tegen zijn gewoonte in slechts verbaasd uit kon brengen; “WTF?”
Drie mega haarballen volgden hierna snel die van Rinus op, allen op geheel eigen persoonlijke wijze. Zo gilde Hollestelle angstig, in tegenstelling tot zijn adjudant; die zijn bevalling juist in stilte had ondergaan. Jack was zo in paniek, dat er tranen van zijn wangen biggelden bij het aanschouwen van zijn bal. Alleen de Raaf zat er zakelijk en onbewogen bij. Alsof hij nooit anders deed, sloeg hij zichzelf heel hard op zijn achterhoofd en trok zwaar hoestend met beide handen zijn bal uit zijn keel en hield deze trots in de lucht.
“En dit mannen! Dit zijn alle haren van alle gasten, die hier de laatste tijd hebben vertoefd. Ik heb geen scheiding kunnen maken; welke van welke etage afkomstig zijn. Ik moest creatief in het scheiden zijn, bij gebrek aan mijn apparatuur en ik reken op jullie begrip in deze. Maar nu kan ik wel wijzen naar mijn letter R, alsook deze vier enorme ballen vol met potentieel DNA!”
Buiten begon het weer zachtjes met regenen en Lonnie aan de overkant viel in een diepe slaap. Hij was moe, maar bevredigd door zijn kiekjes, in slaap gevallen onder het ritmische getik van het hemelwater op zijn kijkdoos. Ergens tussen South- en North-Carolina was Molly ook in slaap gevallen. Ze had de hele avond vreemde mannen voor geld aangesproken en had zo net genoeg geld voor de Greyhound bij mekaar kunnen ritselen. Net op tijd voor de nachtbus naar het Noorden en was ze uitgeput op de achterbank neergezegen. Ze was zo moe van die mannen, dat ze vrijwel meteen in slaap viel en onbewust steeds dichter bij haar Lonnie geraakte.
Terwijl Jack zijn tranen droogde sprak Hollestelle: “de Raaf! Je hebt jezelf overtroffen kerel!”
“Dank je Kamiel. Ja, ik dacht het nuttige met het aangename te verenigen en ook ik moet bekennen dat dit wel heel erg goed gelukt is.”
“Maar laat mij nu ook eens vertellen wat ons is overkomen”, zei Rinus en vertelde tot in detail en de ambulance met Bill aan toe; wat hij en Hollestelle hadden meegemaakt. Hierna werd het stil aan tafel en een ieder probeerde te verwerken; wat deze zaak te betekenen had. Want dat dit geen gewone moordzaak was, dat stond als een paal boven water.
Hollestelle verbrak de stilte en zei: “luister. Ik weet dat we beloofd hebben deze zaak op te lossen, koste dat het kost. Maar na vandaag kan ik mij zeer goed voorstellen, dat er gerede twijfel is ontstaan over het nut van dit onderzoek. Zo zeer, dat ik het niemand kwalijk zal nemen, die ver weg van deze zaak wil gaan lopen. Dus, als je eruit wilt dan is nu het moment. En ik benadruk dat ik het niemand kwalijk zal nemen. Had ik geen belofte gemaakt, dan zat ik 100% nu al op het vliegtuig terug naar Serooskerke. Dus nu is het moment daar; om te blijven of te gaan. Blijf je? Weet dan wel dat de afloop in mijn ogen uiterst ongewis is en besef heel goed, waar je dan aan begint.”
“Voodoo?’, begon Jack. “Echte voodoo zeggen jullie? Dus ik ben helemaal niet gek geworden?”
“Dat probeert zij … of ‘iets’, je wijs te maken Jack. Geloof me; als er iemand is, die is gaan twijfelen aan zijn eigen verstand; dan ben ik het wel”, antwoordde de hoofdcommissaris.
“Ik blijf!”, zei Jack met overtuiging. “Ik heb jullie erbij gehaald en het zou laf zijn om jullie nu in de steek te laten. Nee, ik ga door!”
“Welkom bij het team Jack!”
“Natuurlijk blijf ik ook. Als de hoofdcommissaris zegt, dat hij blijft; wie ben ik dan om weg te gaan? Nee, daarvoor hebben we teveel samen meegemaakt. Ik blijf!”
“Ja, als iedereen blijft …”, begon de Raaf. Maar werd wreed onderbroken door een onverwachte bliksem, die het huis op een haarbal miste. Maar onder veel geweld vol insloeg in de schoorsteen van de buren.
Na de klap viel de elektriciteit uit en Hollestelle riep om kaarsen.
“Kaarsen! Heeft iemand kaarsen gezien?”
“In de stofzuigerzak in het halletje bij de voordeur”, zei de Raaf, die het gehele pand op zijn duimpje had uitgekamd. Het zijn van die kleine, die op een taart moeten. Maar het zijn wel de enige kaarsen die ik hier heb gezien.”
“Op de tast kropen ze over de grond het halletje in en begonnen de stofzuigerzak op de tast open te scheuren. Terwijl de Raaf de ene na de andere lucifer opbrandde, vonden ze eindelijk wat ze zochten. Door het stof hadden ze behoefte aan frisse lucht en gingen het balkon op.
“Buiten is het ook pikkedonker Chef.”
“Jack plantte drie kaarsjes op het balkontafeltje en de Raaf stak deze met zijn laatste lucifer aan.
“Hoeveel kaarsen hebben we nog?”
“82 Chef.”
“Okay met deze drie dus in totaal 85. Wat denken jullie? Zou het genoeg zijn om met deze de nacht door te komen?”
“Dat gaat krap worden”, zei Jack, die de eerste drie kaarsjes al behoorlijk snel zag afnemen in lengte. Misschien als we ze rantsoeneren?”
De mannen besloten om; om en om de wacht te houden, om het kaarsvuur maar niet te laten doven. Ze spraken af bij het minste geringste iedereen wakker te maken en wensten elkander een goedenacht, hoewel dat helemaal niet zo voelde. Maar geen van hen zou dat ooit toegeven aan de ander, dat dit team zo sterk maakte. Maar of ze sterk genoeg zouden zijn, daar twijfelden ze zelf nog wel het meeste aan.
