
De moord van Tattoo Lonnie, Hoofdstuk XIV: Lonnie wordt Looney
Molly gilde niet meer, kon het niet meer. Ze zat onder de kluiten klei, stukken mais en vers gemaaid gras, toen Lonnie haar hun tuintje binnensleepte. Hij sloot haar op in het kippenhok en liep naar binnen, waar hij op de keukentafel zijn laatste naalden ordende corresponderend met het juiste potje inkt. Hij moest er zijn tijd voor nemen. Dit was het hoogst haalbare ooit en hij sloeg rustig en secuur zijn schetsblok er nog eens op na.
Het had iets definitiefs, zijn ontwerp. En dat kon niet langer op zich laten wachten. Na al die tijd in de duinen zich in te hebben gehouden, zong nu de muze weer ontketend vrij in zijn waanzinnige hoofd en deuntjes fluitende, zette hij nog enkele puntjes op de i waarna een traan kwam.
Want zo vre-se-lijk mooi zou het gaan worden.
Ze waren diep in het kamp doorgedrongen en steeds meer kampers begonnen zich om hen heen te drommen. Totdat ze door louter die massa aan mensen niet meer verder konden.
“Ik vind dit een beetje bedreigend worden”, vertolkte de Raaf hun gevoelens.
Rinus alsook de commissaris voelden onbewust naar de bult van hun holster met dienstpistool. De commissaris trok in plaats daarvan zijn pas en hield deze in de lucht en gilde; “this is the police from Serooskerke!”
En toen leek, zoals Rinus later zou zeggen, het wel alsof de wereldoorlog uitbrak. In blinde paniek werden ze overlopen door de massa, die heel hard gillend alle kanten opstoof. Het duurde slechts enkele minuten. Maar voor de mannen voelde het aan alsof hun laatste uur geslagen was. Toen de stofwolken na de zandkorrels ook weer neder gedaald waren, voelden ze eerst of alles het nog deed.
“Rinus?”
“Het gaat Chef.”
“De Raaf?”
“Ik zei je toch, jungle!”, en aan zijn intonatie te horen, deed ook alles het bij de Raaf nog.
Ze stonden op en klopten zich af. Toen keken ze om zich heen en leek het wel alsof ze in een verlaten wereld stonden.
“Wie laat ook nou papieren uitgerekend hier zien”, mopperde de Raaf nog wat na. Waarop Rinus meteen reageerde met; “Chef deed wat ie moest doen!”
“En toch vind ik dat het ook anders kon Camiel.”
…
“Camiel?”
Maar de commissaris was al de volgende duintop op geklommen en gilde naar beneden; “hier! Kom hier!”
Even later stonden ze naar een verlaten duinpannetje te kijken.
“Hier hebben ze zich schuil gehouden”, wees de commissaris naar een stel pikkende kippen.
“Die kippen kunnen toch ook van iemand anders zijn?”, mokte de Raaf nog wat na.
“Wie neemt er nou z’n kippen mee naar de duinen de Raaf?”, kaatste Rinus terug.
“Precies Rinus, en bovendien”, rende de commissaris naar het gammele afdakje, “hoe verklaar je deze dan?”
Uit een bundeltje duidelijk herkenbare mannenkleren viste de commissaris drie strings en hield deze met een takje omhoog. De Raaf kon duidelijk de door een bepaald lichaamsdeel uitgerekt stukje textiel zien en was nu ook overtuigd.
“Hier Chef!”, hoorden ze Rinus vanaf de andere kant gillen. “Ik heb een spoor!”
Door de spaarzame vegetatie was een duidelijk sleepspoor te zien, dat in de richting van het dorp leek te lopen.
“Bij gebrek aan beter kunnen we dit spoor maar beter gaan volgen”, besloot Hollestelle.
Steeds dichterbij die verschrikkelijke vliegenmuur kwamen ze. De stank nam weer disproportionele vormen aan en ze begonnen te rennen. Kokhalzend op lege magen werkten ze zich weer door die misselijk makende muur en renden zo hard ze konden naar de rand van het weiland onder hen. Aan de rand van de sloot merkten ze, dat ze weer normaal konden ademen en namen even de tijd om weer op krachten te komen.
“Lonnie legde zijn kleren op de keukentafel en zoals iets hem toch ook had geschapen, liep hij de tuin in.
“Toe Lonnie, kijk niet zo raar’, probeerde Molly nog.
Maar Lonnie had missie en trok haar zonder mededogen het kippenhok uit. Molly gilde hard en pas in de keuken sloeg Lonnie haar met een ouderwets zware pollepel het licht uit. Daarna sleepte hij haar naar de woonkamer en legde haar op de bank. Toen liep hij weer terug naar de keuken en begon het keukentafeltje voorzichtig de gang op te schuiven. Hij waakte ervoor dat de volgorde van de naalden door elkander zouden trillen en uiterst zorgvuldig tilde hij verderop aan de andere kant het keukentafeltje zachtjes de drempel van de woonkamer over. Hij stopte pas, toen de keukentafel evenwijdig aan en naast de bank stond. Met een lenige beweging sprong hij schrijlings op Molly en begon in eerste instantie ‘alsof’ te tatoeëren.
Na enkele keren het tafeltje iets te hebben verschoven, was hij tevreden en hield geconcentreerd zijn adem in. Roerloos in eerste instantie pakte hij daarna in slow motion het eerste naaldje met zijn linkerhand. Met zijn rechter trok hij haar lippen omhoog, waardoor het enig nog niet getatoeëerde stukje huid duidelijker zichtbaar werd. Zonder verdere voorzichtigheid in acht te nemen, stortte hij zich op haar kin en sloeg met beide handen het eerste naaldje perfect in de mediaanlijn van het kleine putje in haar kin. Met grote dramatisch uitgevoerde cirkelbewegingen timmerde hij er alle schakeringen rood in, in wat nog het meest leek op meerdere concentrische cirkels van het dopplereffect. Pas nadat dat effect op zijn hevigst oogde, ging hij met een kalligrafeerpen zijn levenswerk volbrengen.
Die pijn was zo erg, dat Molly in doodsangst wakker schrok en hoopte dat het slechts een nachtmerrie was. Niets was echter minder waar.
Zwaar hijgend hield Lonnie haar met zijn knieën in bedwang en de kalligrafeerpen voelde nog zoveel meer intens aan dan die naalden. De niet normale steken van onmenselijke pijn ontnamen haar de adem en zo werd ze half wel en half niet bewust geroofd van het laatste beetje identiteit, dat ze nog over had.
In den beginne had ze er nog vrij laks over gedaan. Maar nu het daadwerkelijk zover dreigde te komen, voelde ze zich ontheemd worden en kon ze niets anders dan zich huilend snikken in haar lot met; “toedeledokie!”
“Ja! Toedeledokie!”, krijste Lonnie als een buiten controle geraakt geestelijk gehandicapte die diep, heel diep in de rode zone zat.
“En daar! En daar!”, gilde hij met overslaande stem, “en wat dacht je van daar!?”
De gehele sessie duurde een stief kwartiertje, maar daarna was het dan ook einde identiteit van Molly.
Voorgoed over en uit en juist dat definitieve deed Lonnie schokken. Terwijl zijn tranen eruit spoten, werd er ook een andere klier geledigd en onbedaarlijk jankend liet hij zich van zijn beste creatie ooit afglijden.
Het was volbracht, Molly was niet meer.
Molly was Lonnie zoals hij al vanaf dag één voor ogen had gehad.
Hollestelle wees naar het dorp en zei; “het sleepspoor leidt naar het dorp.”
Terwijl ze verder begonnen te lopen, zei Rinus; “U denkt toch niet dat ze zo brutaal zouden zijn?”
“Ik denk dat de commissaris daar wel van overtuigd is”, zei de Raaf. “Ik ook trouwens, ze zijn gewoon terug naar hun huisje gegaan!”
“Auw”, kwam de Raaf zeer ongunstig neer na de afzet van de sprong over de laatste sloot.
“Gaat het de Raaf?”
“M’n knie, ik kan zo niet verder. Ga zonder mij door.”
“Ben je gek”, zei Rinus. En ook de commissaris dacht er zo over. Dus hielpen ze de Raaf samen overend en begonnen hem verder richting het dorp te dragen.
“Laat mij toch liggen mannen. Jullie hebben ze bijna. Dalijk hebben ze nog tijd om voorgoed te vluchten.”
“Nee”, zei Rinus, “geen denken aan!”
De Raaf wendde zich tot Hollestelle, maar die had ook al zo’n blik van; ‘we leave no man behind.’
Afgestompt zonder nog maar een restje eigen wil, liet Molly zich van de bank afglijden. In de gang hoorde ze dat Lonnie boven onder de douche stond. Met een wezenloze blik liep ze naar de keuken en trok een la open, waar ze het grootste vleesmes uithaalde. Verder strompelde ze als een zombie met acuut latente gewetensnood naar buiten. In het kleine schuurtje pakte ze een nieuwe baal kippenvoer, dat in een grote jutenzak in de hoek stond. Grommend sleepte ze de baal kippenvoer het kippenhok in en daar, in het midden, stak ze hard de jutenzak met het vleesmes open. Bij het op slot doen van het kippenhok, wierp ze nog een laatste blik op het beslagen badkamerraampje en stak toen heel hard en zo diep mogelijk haar hoofd in het scharrelkippenvoer van haar favoriete merk ‘best for your friend‘.
Steeds dieper wurmde ze zich in de jutenzak, totdat ze zeker wist; dat ze er niet meer zonder adem te halen uit kon komen. Het was er donker en stil en al dat ze voelde, waren korrels die ze in haar langzaam opende mond liet komen. Want haar oren en neusgaten zaten al verstopt. Hoezeer ze ook probeerde er een eind aan te maken, was het toch de overlevingsdrang die alles onverwacht toch weer overnam. Ze wilde heel hard ’toedeledokie’ gillen en nam een diepe teug asem. Maar in plaats van lucht, vulden haar longen zich met maiskorreltjes, graantjes en verder kippengrit. Haar laatste stuiptrekkingen leken erg op een pikkende kip in het nauw. Maar zoals met stuiptrekkingen gangbaar is, eindigden ook deze hier diep in die donkere jutenzak om nimmer weer stuip te gaan trekken. Het leven van Molly had na het verlies van haar identiteit geen waarde meer en terwijl Lonnie fluitend een washandje ergens doorheen haalde, blies zij haar laatste korreltje uit.
Lonnie stapte flierefluitend de douche uit en droogde zich af. Na wat talkpoeder slipte hij in z’n string en keek toevallig even uit het raam. Hij zag niet Molly, maar wel drie figuren die vanuit het weiland de straat in kwamen lopen. Hij herkende ze onmiddellijk en schoot verder in zijn kleren.
“Ieder voor zich!”, fluisterde hij nog zo hard als ie durfde naar beneden. Waarna hij zich ijlings via het zolderraampje uit de voeten maakte.
“Politie! Doe open!”, sloeg Hollestelle met de Raaf aan zijn zijde hard tegen de voordeur van Molly en Lonnie, waarna ze gestommel in de gang hoorden. Rinus deed open en keek geschrokken, toen hij zei: “ik vrees dat we te laat zijn Chef.”
“Hoe bedoel je Rinus?”
“Daar”, wees hij naar de keuken, “in het kippenhok.”
Ze ondersteunden de Raaf tot de drempel van de keukendeur, waar ze hem tegen de post parkeerden.
“Snel Rinus, naar boven!”, zei Hollestelle, die zich naar het kippenhok haastte.
Het kippenhok was op slot en Hollestelle rende het schuurtje in op zoek naar gereedschap. Toen hij weer naar buiten kwam met een hamer, stond Rinus alweer beneden nee te schudden.
“Geen teken van Lonnie Chef.”
“Verdulleme!”, zei de commissaris en sloeg hard het slot kapot. Samen met Rinus sleurden ze Molly uit het kippenhok.
“Geen tijd verder”, gilde de Raaf vanuit de deuropening, “snij die zak er met dat mes vanaf!”
Rinus twijfelde dan ook niet en snel liep de zak leeg op het kleine terras en Hollestelle volede haar pols.
“Niks”, zei hij en ze staarden naar een baaltje korrels waarin het hoofd van Molly verborgen moest liggen.
Snel begonnen ze al die korrels van haar gelaat te wrijven en de onooglijke tattoos kwamen van boven naar beneden achtereenvolgens tevoorschijn.
“Zou ie dan toch haar helemaal?”, wreef Rinus de korrels van haar onderste gelaatsdeel af en toen lieten ze zich achterover vallen totaal overvallen door die laatste tattoo.
“Staat daar nou echt wat ik denk dat er staat Rinus?”
Maar Rinus was met stomheid geslagen, want iemands identiteit afnemen was één, maar zo?!”
Pas toen ze de Raaf hoorden grinniken, wisten ze zeker dat dat er echt stond …