
Het Stikstofmysterie Hoofdstuk I: De Russen komen.
Loom werd Hollestelle wakker en meteen wist hij weer waarom hij zo wakker werd. Zelfs na twee jaren kon hij dat gevoel van nutteloosheid maar niet van zich afschudden, sinds hij in 2023 met pensioen was gegaan. Hij weet nog als de dag van vandaag, hoe opgelucht hij was die dag. Niet alleen vanwege het kado van de Raaf, die hem voor een hele week gratis speklapjes had gegeven. Daar heeft hij twee maanden over gedaan dankzij een vriezer, die hij voor het eerst in zijn leven had aangeschaft. Eigenlijk was hij het meest opgelucht door de wetenschap; dat bureau Serooskerke een geweldige opvolger kreeg in de persoon van Rinus, die in niets meer aan de bladenman deed denken die hij eens was. Met zekere weemoed in de ogen stapte hij zijn bed uit en keek uit over de weilanden achter hem.
Hij wist dat dit weer een heel langdradige dag zou gaan worden. Vaak heeft hij met de gedachte gespeeld, om zijn werk weer op te pikken. Maar enerzijds kon hij dat zijn meer dan loyale Rinus echt niet aandoen.
En anderzijds was er in het slaperige Serooskerke eigenlijk helemaal niets gebeurd sinds zijn laatste zaak.
In het kleine badkamertje keek hij naar de scheerkwast en dacht even; ‘ik scheer me niet.’
Maar zijn ochtendroutine won het en even later zat hij aan de eettafel van de achterkamer te wachten op de ochtendkrant.
Eén keer slechts is het voorgekomen, dat de krant eerder op de mat lag dan dat hij beneden was. Maar dat was nog in de tijd dat Rinus de bladen bezorgde. Ongeduldig trommelde hij met zijn vingers op het tafelblad. Het leek wel of ze de krant met de dag later bezorgden. En toen gebeurde het, dat heel Serooskerke op haar grondvesten deed schudden. In plaats van het vertrouwde geluid van de terugslag van de klep van de briefsleuf in de voordeur, werd hij letterlijk omver geblazen door een schokgolf van een mega inslag in het weiland achter hem.
Het ene moment zat Hollestelle nog vief en danig geïrriteerd te trommelen. Het volgende ogenblik lag hij verdwaasd tussen de glasscherven bij te komen. De ochtendkrant was nu wel het laatste waar hij aan dacht. Snel probeerde hij voor de tweede keer die ochtend op te staan. Alleen deze keer ging het heel wat strammer. Hij voelde de kou in zijn gezicht en keek verbaasd naar zijn achtergevel, waar de resten van het grote achterraam in nog trillende gruzelementen aan de verwrongen sponning hingen. De weilanden werden aan het gebruikelijke vergezicht onttrokken door een inktzwarte wolk van rook. Het zeebriesje was nog niet opgekomen, dus die wolk zou daar nog wel even blijven hangen. Even wilde hij gaan handelen. Maar meteen realiseerde hij zich zijn pensioen weer. Dus in plaats van zich naar het bureau te haasten, liep hij in de weer teruggekeerde loomheid naar de gangkast voor het stoffer met blik.
Binnen het kwartier had hij de scherven opgeveegd, waarna hij met ducktape en vuilniszakken van KOMO een noodreparatie aan het achterraam uitvoerde, voordat hij de glaszetter zou gaan bellen. Maar voordat hij die zou gaan bellen, ging hij eerst ongeduldig zitten trommelen zich steeds meer geïrriteerd afvragend waar die krant nu bleef. De mega explosie zo goed en zo kwaad mogelijk verdringend, want dat was niet meer zijn pakkie aan.
Niet iedereen in Serooskerke was zo stoïcijns als Hollestelle kon zijn. Eigenlijk was niemand dat. Het hele dorp was zich een hoedje geschrokken door die enorme explosie in de vroege ochtend. Niemand durfde meer de deur uit en de angst was bijna tastbaar. Rinus was wel onmiddellijk naar buiten gerend. Op het bureau aangekomen wilde hij naar het nationale alarmnummer bellen, toen hij erachter kwam dat de telefoon was uitgevallen. Vrijwel meteen kwam de Raaf binnen gerend; “de elektriciteit is uitgevallen Rinus! Bel iemand!”
“Zojuist geprobeerd de Raaf, maar ook de telefoonverbinding ligt eruit.”
“Wat was dat trouwens voor een belachelijk harde explosie?”, vroeg de Raaf nu.
“Het kwam vanuit land niet vanuit zee.”
“Dus geen invasie. De Russen?”
“We potverdulleme de Raaf! Daar zeg je zowat iets! Kom laten we op onderzoek uit gaan.”
Hoewel Serooskerke ver van Moskou ligt, heeft het zich inmiddels wel internationaal op de kaart gezet. Dus was de aanname, dat de Russen Serooskerke als doel hadden gekozen niet helemaal uit de lucht gegrepen. Hoe dichter ze bij de weilanden kwamen, des te meer raakten ze ervan overtuigd; dat de Russen het op hun gemunt hadden.
“Allemachtig wat een rook”, zei Rinus, die snel zijn zakdoek voor begon te knopen. De Raaf volgde zijn voorbeeld en behoedzaam liepen ze de nu langzaam oplossende wolk binnen.
“Het zicht is niet meer dan anderhalf twee meter”, zei Rinus, “dus voetje voor voetje.”
“Eén meter en tweeëndertig. Niet meer en niet minder”, zei de Raaf gedecideerd. “Laten we voorzichtig lopen.”
“Geduld is een schone zaak de Raaf.”
De Raaf vloekte en zei; “dat is niet wat ik van die stinkende rook vind. En helemaal niet van die vlaai onder m’n schoenen.”
“Het is dat we voorzichtig lopen, anders was je er geheid in uitgegleden en … wat is dit?”
Voor hun leek het weiland te zijn verdwenen. Hoewel het zicht maar enkele meters was, voelden ze aan hun water, dat de afgrond voor hen heel wat dieper moest meten.
“We kunnen niets anders doen dan wachten totdat de rook opgelost is”, zei Rinus. En hij ging op het nog dauwnatte gras zitten.
“Lijkt inderdaad niks anders op te zitten Rinus. Hebben wij weer.”
Ondanks dat het zicht allengs langzaam verbeterde, bleef de afgrond hardnekkig ondoorgrondelijk diep.
“Hoe diep denk jij dat het is Rinus?”
“Rinus keek star voor zich uit en hield even zijn adem in. “Hoe ver denk jij eigenlijk dit dit ‘gat’ gaat?”
“Sjesus!”, keek de Raaf in ongeloof nu voor zich uit. Want voor hen strekte zich een enorm gat uit tot zeker aan de einder. Maar ook links en rechts van hen leek er geen einde aan te komen.
“Denk je dat de wereld aan het vergaan is de Raaf?”
“Die verdomde Russen!”, was het enige dat de Raaf nog uit kon brengen.
Tegen de tijd dat de rook ging oplossen, belde Hollestelle naar de krant. Maar net als Rinus kwam hij er met de hoorn in zijn hand achter, dat hij geen verbinding had. En toen het lichtje van zijn koelkast ook al gedoofd bleek, wist hij dat er wel iets meer dan ergs aan de hand moest zijn. Het kostte hem enorm veel moeite om niet alsnog naar het bureau te rennen.
Uit de krantenbak pakte hij een kruiswoordboekje en mompelde; ‘ik moet toch wat’.
De rook was bijna opgelost nu. Maar Hollestelle kon door de KOMO zakken niet zien, dat in de verte Rinus en de Raaf aan een gapende afgrond van dat enorme gat hun hersens zaten te pijnigen over het hoe en waarom. Daar ze daar niet uitkwamen, besloten ze naar het bureau terug te keren om daar het al vele jaren niet meer gebruikte schoolbord te gaan raadplegen.
“Okay”, begon Rinus en pakte een krijtje uit het gootje.
We weten wie.
“De Russen!”
En even later staarden ze beiden naar het schoolbord met de woorden; ‘de Russen’, ‘hoe?’ en ‘waarom?’
“Na tien minuten staren zei Rinus; ‘als hoofdcommissaris van Serooskerke en omstreken kan ik helaas, helaas niets anders concluderen dan dat we alleen een mogelijke verdachte hebben. Verder geen idee over het hoe en waarom. Feitelijk is er geen sprake van een misdaad.”
“Wat? Heb je dat gat wel goed gezien? Daar liepen koeien op Rinus! Allemaal potentiële speklapjes!”
“Dat besef ik ook wel de Raaf. Maar eerlijk gezegd, denk ik niet dat we hier wat aan kunnen doen.”
“Hè? Dat meen je toch niet, hoop ik?”
“Ik heb gedegen onderzoek gedaan. Ik heb zelfs het schoolbord gebruikt voor een reconstructie, dat geeneens te reconstrueren valt. Wat wil je dat ik nog meer doe de Raaf?”; hief Rinus nu wanhopig zijn armen in de lucht.
“Hallootjes! Wat bedoel je nu man? Jij bent de commissaris hier. Doe je werk!”
“Dat heb ik gedaan!”
“Dat heb je nog lang niet!”
“IK KAN DIT NIET!”; gilde Rinus onverwacht overstuur en gooide hard het krijtje op de grond.
“Wat bedoel je Rinus? We doen het toch samen?”
“WAT NU SAMEN? ER IS GEEN SAMEN! AL JAREN NIET MEER!”
Alle frustraties kwamen er nu uit bij Rinus, die zich blijkbaar onmerkbaar hadden opgestapeld.
“Rinus”, probeerde de Raaf nog.
“NEE!”, was het enige dat er nog uit Rinus kwam.
Wat de Raaf ook probeerde, het bleef nee. Maar toen hij Rinus een week lang gratis speklapjes in het vooruitzicht stelde en het nog steeds nee bleef, wist hij dat het Rinus meer dan ernst was.
“Je gaat me toch niet zeggen Rinus, dat je nu al zo’n burnout hebt. Je bent nauwelijks begonnen?”
“Nee dat is het niet de Raaf. Zeg me eerlijk, mis jij hem nooit?”
“Wie? Hollestelle? Die zie ik vaak genoeg in de slagerij. Jij niet dan?”
‘Nee’, schudde Rinus zijn hoofd. “Hij is sinds zijn pensioen nooit meer op het bureau geweest. En dat was allemaal prima hoor. Maar nu? Uitgerekend nu we weer de grootste zaak sinds jaren lijken te hebben …”
“We waren wel heel erg goed als team moet ik bekennen.”
“Ja hè?”. zei Rinus meer hoopvol dan wat anders.
“Genoeg is genoeg Rinus. We hebben hier een redelijk groot mysterie en het is aan jou en mij om dat op te lossen. Dus.”
“Ja, maar waar moeten we beginnen?”
“Weet ik veel! Ik ben geen politieagent! Op z’n best ben ik een patholoog anatoom zonder papieren.”
“Dat bedoel ik nou, die heb ik ook niet!”
“Hè?”
Ik bedoel; ik was een uitstekend adjudant. Maar wel voor de allerbeste hoofdcommissaris die Serooskerke en omstreken ooit heeft gehad. Ik was een bladenman de Raaf! Ik bracht de Nieuwe Revu rond!”
“Nu doe je jezelf tekort Rinus. Je deed ook de Panorama en de Courant. Maar ik begin je punt een beetje te begrijpen.”
“Eindelijk.”
“Dus?”
Bij het horen van het knarsend grind, sprong Hollestelle op en rende naar de voordeur en focuste zich op de klep van de brievensleuf. Maar in plaats van die klep ging de voordeurbel. In zichzelf telde hij tot dertig. Het zou gek overkomen, als ie meteen open zou doen terwijl er nog geklingeld werd.
“De Raaf? Wat doe jij hier?”
“Goedemorgen Camiel. Heb jij die bom niet gehoord?”
“Jawel, maar ben niet meer actief. Dus hou ik me met andere dingen bezig.”
“Dat snap ik … laat je me niet binnen?”
“Sorrie de Raaf. Natuurlijk, kom binnen kerel. Koffie?”
“Heb jij wel elektriciteit dan?”
“Is het overal uitgevallen?”
“Voor zover ik weet wel. Voorlopig zijn we afgesneden van de rest van de wereld. Tenminste als die er nog is, want als het aan Rinus ligt …”
“Rinus? Hoe is het met Rinus?”
“Waarom vraag je het hem zelf niet eens? Niet één keer Camiel? Niet één keer ben je naar het bureau geweest?”
“Nee, maar ik dacht …”
“En dat is nu net het probleem waar ik voor kom. We hebben iemand nodig die denkt! Rinus heeft dat weliswaar meer nodig dan ik maar toch.”
“Hoe bedoel je dat nu weer de Raaf?”
“Precies zoals ik het zeg. We zitten met een gat van hier tot ginder waar geen beginnen aan valt. Rinus weet tenminste geeneens waar te beginnen man? En eerlijk is eerlijk; ik ook niet.”
“Maar wat wil je dat ik doe?”
“Kom terug.”
Nee, geen denken aan de Raaf. Rinus is nu de hoofdcommissaris en niemand anders.”
“Camiel ik snap dat Rinus kwetsen wel het laatste is dat je zou willen.”
“Zeker en vast!”
“Alleen Rinus wil dat zelf.”
“Waarom is hij dan niet hier?”
“Waarom ben jij nooit meer langs het bureau gegaan?”
“Nu omdat ik hem …”
“Daarom zit ik hier nu en niet Rinus. Bovendien was ie zo van streek, dat het mij beter leek dat ik alleen zou komen.”
“Van streek?”
“Hollestelle wat snap jij nu niet van een bladenman? Dat is een solist, die bezorgt alles in z’n eentje wat er in z’n tas wordt gestopt. En dat doet hij uitstekend. Maar soms weet een bladenman niet hoe ie die bladen in z’n fietstas krijgt.”
“Kom op de Raaf. Dat is toch gewoon een kwestie van in de fietstas doen zeg.”
De Raaf zuchtte diep en zei; “je snapt het niet. Maar ik ben hier ook niet goed in. Ik smeek je om terug te komen. Ik mis je. Rinus mist je nog veel meer. Serooskerke heeft je nodig! Alsjebief?”
“Dus als ik nu naar het bureau zou gaan? Dan vindt Rinus dat niet erg?”
“Sjesus Hollestelle! Wat probeer ik je nou al die tijd duidelijk te maken?”
In no time stond Hollestelle met overjas al aan bij de voordeur en vroeg; “vandaag nog de Raaf?”
Buiten zag Hollestelle pas een stukje van het enorme gat en vroeg aan de Raaf; “weten jullie al wie dit gedaan heeft?”
“De Russen!”
“Weet je dat zeker? Wat is het bewijs?”
“Eerlijk gezegd weet ik dat niet zeker Hollestelle. Maar wie anders?”
“Dat zullen we moeten gaan uitzoeken.”
Niet veel later stapten ze het bureau binnen.
Rinus keek stilzwijgend Hollestelle met rood omrande ogen aan en gaf hem een stevige handdruk dat meer dan woorden zeggen kon. En bijna hoopvol vroeg Rinus: “koffie Chef?”
“Ik dacht dat je het nooit zou vragen Rinus. En zeg me meteen wat we toe nu hebben.”
Hollestelle maakte aanstalten om op de oude stoel van Rinus aan het bureau te gaan zitten. Maar Rinus gilde nu weer; “NEE!”
“Rinus niet dat nee-gedoe weer man”, schudde de Raaf met zijn hoofd.
“Nee, dat bedoel ik niet de Raaf. Alstublieft Chef. Ga op uw eigen plek zitten, die stoel is voor mij.”
“Weet je dat zeker Rinus?”
Snel zette Rinus drie dampende bekertjes verse koffie op het bureau en ging tegenover zijn Chef zitten, toen hij zowaar spontaan blijk gaf van zijn gevoelens; “Chef, ik heb me in geen jaren zo intens gelukkig gevoeld!”
“Okay laten we beginnen met de prioriteiten. Communicatie. Hoe gaan we de communicatie herstellen met de buitenwereld? Wat moeten we aan de dorpsbewoners zeggen? Wat is de oorzaak van het gat en hoe groot is dat gat eigenlijk? En het belangrijkste van al; hoe krijgen we dat gat weer dicht? Daarna en wellicht gelijktijdig kunnen we proberen te onderzoeken wie het gat heeft veroorzaakt, waarom en met wat.”
“U bedoelt een tweesporenonderzoek Chef?”
“Ja, waarom niet Rinus.”
“Dat hebben we nog nooit gedaan Chef.”
“Dat klopt maar jij bent nu al meer dan een adjudant. Ik denk dat we zo het snelste resultaat kunnen gaan krijgen. Rinus schrijf jij een persbericht voor het dorp dan gaan we dat dalijk eerst overal in de bus doen. De mensen moeten weten dat we ermee bezig zijn.”
“Wat zetten we er dan in?”
“De waarheid.”
“Dat we niks weten?”
“Natuurlijk niet Rinus”, keek de Raaf beide heren tevreden aan. “We zeggen dat we meteen een onderzoek zijn gestart onder leiding van commissaris Hollestelle en commissaris Rinus. Een tweesporenonderzoek vergt nu eenmaal twee commissarissen. En inderdaad verder de waarheid en dat is nu eenmaal een heel groot gat.”
Beste dorpsbewoners.
Hedenochtend is Serooskerke getroffen door een onverwacht krachtige donderslag uit heldere hemel. Voor zover bekend zijn er geen gewonden gevallen behoudens de koeien van de Jong en veel glasschade. Wij adviseren u de gebroken raampartijen zo goed en zo kwaad mogelijk provisorisch te dichten. Ondertussen doen wij ons best de communicatie te herstellen. De elektriciteit is een landelijke aangelegenheid en is daarmee afhankelijk van de communicatie.
Onder leiding van commissaris Hollestelle en commissaris Rinus is bureau Serooskerke een tweesporenonderzoek gestart naar het gat.
met vriendelijk groeten;
de twee commissarissen.