Droomavond.
“McGarret! Geloof niet wat ze zegt! We hebben nog vier jaar de tijd en geen twee!!!”
McGarret wil me zien en we spreken af op Sandy Beach. Ondanks de file krijg ik mijn gedachten maar niet op orde. Ik parkeer in het gravel tussen de rotsblokken in het zand en stap tegen een muur van onverbiddelijke warmte aan.
Had ik een zonnesteek of was ik overvallen door een acuut opgetreden sneeuwblindheid van dat witte zand of was het gewoon pure vermoeidheid? Het enige dat ik me nog kan herinneren van gisteren is; dat ik keihard met m’n snufferd in het zachte zand viel.
Om me heen hoorde ik steeds zachter dat speelse gegil in de golven en ik kon pas na een tijdje om me heen kijken. Terwijl ik aan een belachelijk grote tafel ben komen te zitten met allerlei etenswaren, is het speelse gegil veranderd in ongedwongen lachen. Ik bekom van de schrik en voel dat ik me er prettig onder voel en lach net zo hard mee. Hoe harder ik lach, des te meer bevrijdend lijkt het op mijn gemoed in te werken. Heerlijk even geen steken onder water of hatelijk gemeende opmerkingen uit afgunst. Nee, gewoon lekker in mijn uppie aan een enorm grote tafel, met het beste gezelschap dat ik me maar kon wensen. Ik met mijn imaginary friends, die ik wel eens eerder in mijn dromen ben tegengekomen dus ik wist; dit wordt één groot feest.
Zo’n droom dus waarvan je maar niet wilt, dat die gaat eindigen en ik knijp mijn ogen nog even steviger dicht. Het helpt. Ik voel me lekker ontspannen en alles valt van me af. Had ik dat maar niet laten gebeuren. Maar ik kon het niet helpen. Het moet door de euforie gekomen zijn, dat ik me zowaar jarig droomde.
“Nee, nee, nee, hou op”, hoor ik haar uitdagend tokken om meer. Ik kan niet langer wachten. Doch net wanneer ik het glanzende inoxstaal in haar witte vlees wil boren, hoor ik een duivels snerpende stem; die mijn droom dreigt te gaan veranderen in een nachtmerrie. Mijn oren doen pijn, als ik de stem hoor snerpen; “jij bent helemaal niet jarig! Jij bent nog lang niet jarig!”
Het hartelijk ongedwongen lachen voelt opeens niet meer zo ongedwongen. Vanonder de tafel komt een Chinees gekropen met hele dikke map en haalt meteen uit. Het rapport komt hard aan en beduusd lees ik; dat er iets in dit groepsproces mist. Tussen de regels door lees ik zo mogelijk nog duidelijker dat, dat ‘iets’ ikzelf blijk te zijn? Er wordt nu nog harder gelachen en ik proef niet de kip, noch de rijst maar puur leedvermaak! Op dat moment van besef wordt zo hard gelachen, dat ik even nodig heb mij te herpakken.
En geen gewone, maar zo’n degelijk ouderwetse van de Hema en oerlelijk ook nog eens. Ik kan alleen maar hopen op geen gele strepen of nog erger. De mensen om mij heen lachen me helaas toch uit en ik kan wel door de grond zakken. Maar in plaats daarvan lijkt de zon zich op mij alleen te concentreren. Het ideale licht voor foto’s en vele Chinezen (of zijn het Japanners?) beginnen mij vanuit alle hoeken te fotograferen. Ik kan niets doen en voel me opeens zo niet meer jarig.
Oh die door merg en been gaande schaamde doet mij verstarren. Het lijkt wel of de mensen daardoor aangemoedigd worden, want die worden juist brutaler. Na eerst lachend naar mijn onderbroek te hebben gewezen, beginnen ze er nu stiekem aan te voelen. Na veel moeite kan ik het eindelijk uitschreeuwen.
“Alsjeblief mensen! Wat jullie ook doen, zet die foto’s niet op Facebook! Ik smeek jullie, niet op facebook!”
Ik zal niet de eerste zijn, die reputatie omwille van een geinig kiekje in een oogwenk verloren heeft zien gaan. Maar ze lijken niet te willen luisteren en zijn alleen nog maar bezig met selfies en er wordt overal aan me getrokken. Ik hoor mensen lachen en na ieder geslaagd kiekje maken mensen high fives met elkaar en lachen en lachen en lachen. En ik verzwelg in zelfmedelijden met een welgemeend; ‘heb ik weer’.
Stoer probeer ik nog verhaaltje te vertellen; over dat vrouwen zich tot bepaalde mannen aangetrokken voelen. Maar alles wat ik probeer om de aandacht van die onderbroek af te leiden wordt lachend weggewuifd. Het gevoel; dat je zelfs aan een grote lege tafel vol met alle imaginary friends niet meer serieus wordt genomen, laat zich moeilijk beschrijven en toch doe ik dappere poging. Eens moet ik toch wakker worden?
“Maar jullie zijn er toch bij?”
“Dat is dus wat ik bedoel”, noteert die Chinees wat in map, “hij gaat het nooit leren. Wie snapt nou niks aan een groepsproces?”
Nu beginnen die noten uit die taart ook nog te dansen en verwilderd lijk ik nu te snappen; dat die noten niet uit die taart kwamen, maar uit die palmboom daar.
Daar was ik gevallen en nu wist ik het zeker. Het kwam door pure vermoeidheid, want hoe anders? Ik voel ze op mij landen en steeds harder word ik gegeseld als het ware door al die noten. In de verte hoor ik weer dat speels gegil in de golven en een mug zoemt boven mijn hoofd. Ik sla en voel wieken?
“Rotorbladen! De gek slaat rotorbladen!”, kiert er nog iemand, voordat ie de golven in rent.
“Deed Don Quichote ook”, proef ik weer zo’n steek in de golven, maar laat mij meevoeren. Liggend in die azuurblauwe golfslag lijkt mijn droom in rustiger vaarwater te komen. Ik proest en kom lachend weer boven. Als een kind duik ik weer de golven in en krijg moeite boven te komen. Dat dit zo zou worden, had ik niet verwacht. Maar helemaal onverwacht kwam het einde toch ook weer niet. Te laat merk ik dat mijn onderbroek te veel wrijving veroorzaakt en kan niets anders meer doen, dan nog onder water naar adem te happen. Het zout doet mij rare reflexen doen en het is alsof de zee een grote hand is geworden. Terwijl die hand mij helemaal door mekaar schudt, verandert het speelse gegil in de golven in een gegil; dat minder dromerig aandoet.
“Wakker worden! Je bent zo aan het gillen!”, zie ik mijn lief verontrust van boven op mij neerkijken. Het nat waarin ik wakker ben geworden blijkt simpel angstzweet te zijn en eenmaal uit bed, hoor ik haar vanuit de douche vragen; wat voor boodschappen we moeten gaan halen.
“Kappertjes schatje. Kappertjes zijn altijd goed!”, en ik neem me voor komende verjaardag gewoon met echte vrienden te gaan vieren.