Moord aan de Riviera: de rol van Molly en Lonnie
Hoofdstuk IX
Gerard de la Paix, of wat er van over was, lag in tegenstelling tot de rest van de straat niet op één doch twee oren. Tenminste dat was de eerste indruk onder die laag vliegen. Dat feit en het gegeven dat hij niet open had gedaan, deed de Raaf tot de conclusie komen: “dood, echt morsdood Rinus.”
“Een tweede moord?”
“Dat is nog te vroeg om te zeggen Rinus. Daar is verder onderzoek voor nodig. Maar als je het niet erg vindt?” De Raaf rende snel naar beneden. Rinus was blij dat zelfs de Raaf niet langer binnen kon blijven en was hem op de voet gevolgd.
“Het gaat nog wel even duren eer we langer binnen kunnen blijven Rinus. Tot dan kunnen we weinig doen.”
“Mee eens de Raaf. Een enkele spuitbus is leuk voor even. Eer dat die lucht er een beetje uit is, zal nog wel even gaan duren.”
“Wat nu?”
“Afzetten natuurlijk”, en Rinus greep de grote rol rood-wit-lint vanachter de voorbank in de camper. Nadat ze het huis van de la Paix hermetisch hadden afgezet met het lint, reden ze terug naar het bureau. Slapen konden ze niet. Niet zolang ze geen teken van leven van Hollestelle hadden gekregen en ze besloten daar op hem te gaan wachten. In het licht van de kerstverlichting parkeerde de Raaf the Raven op het parkeerterrein en ze liepen zwijgend naar binnen. In het kantoortje gingen ze zitten wachten in serieuze onzekerheid. Ze hadden nergens zin in zo, zelfs het koffieapparaat bleef onaangeroerd staan. Zo zaten ze uren te dommelen en schrokken tegen de ochtend op van knerpend grind op de parkeerplaats. Een taxi stopte en een gehavende Hollestelle stapte uit.
“Goedemorgen heren”, sprak Hollestelle, toen hij het kantoor binnen kwam lopen. Rinus wilde het liefst zijn Chef omarmen. In plaats daarvan ging hij ongemakkelijk voor zijn meerdere staan en het verlegen handdrukje vertaalde hun gevoelens.
“Blij te zien dat U weer terug bent Chef. ”
“Commissaris, wat ben ik blij dat U er weer bent”, sprak ook de Raaf zijn opluchting uit.
“Ik…, ik heb gefaald”, sprak Hollestelle zacht en plofte moe neer in zijn bureaustoel.
De Raaf drukte het koffiezetapparaat in en onder het gepruttel deed Hollestelle verslag van de mislukte kerstjacht. Vanachter zijn koffie zei Rinus: “ieder ander had het op die brug al opgegeven Chef.”
“Ik had die loods geeneens gehaald”, bevestigde de Raaf; overtuigd van de bovenmenselijke inspanning die Hollestelle had geleverd.
“En toch voel ik me miserabel.”
“Ik weet dat het nu erg ongelegen komt Chef. Maar over prioriteit 2. We zitten met een tweede overschot.”
“Oh nee toch? De la Paix? Moord?”
Rinus en de Raaf deden op hun beurt verslag van hun eerste indruk. “En toen zijn we naar de Gendarmerie gereden om op U te wachten.”
Hoewel onder de indruk van het plichtsbesef van zijn team, kon Hollestelle niets anders uitbrengen dan: “ik had me Kerst toch heel anders voorgesteld.”
“Slapen”, zei de Raaf. We moeten gaan slapen, willen we nog voor oud&nieuw thuis komen.
“Je hebt gelijk de Raaf.”
De kerstverlichting werd uitgedaan en het bureau afgesloten. Langzaam werd Roussillon wakker, toen de mannen in de gang naar hun kamers liepen.
De Raaf en Rinus gingen al naar binnen, terwijl Hollestelle met zijn sleutel voor zijn dichte kamerdeur bleef staan.
“Rinus! Nog even. Heb je je berichten nog gecheckt? Mijn telefoon is leeg en heb geen kans gehad.”
Ze kamen weer de gang op en Rinus drukte op zijn schermpje.
“Ben ik helemaal vergeten Chef, pardon.”
Ook de Raaf scrolde naar de besloten app-groep en zei: “glad vergeten. Ja! Ik heb berichtje.”
“Ik ook!”zei Rinus. “Het is van Bertholee Chef!”
“Wat schrijft ie?”
Een krachtterm werd vrijwel gelijktijdig door zowel de Raaf als Rinus geuit.
“Nîmes!”
“Wat bedoelen jullie?”
“Molly en Lonnie Chef! Ze zijn gespot door een security-camera van een drie sterren camping in Nîmes! Hier staat het, ze hebben tent gehuurd in camping les vistes!”
“Heren, de slaap zal moeten wachten. Want prioriteit 3 is toch eigenlijk de reden, dat we hier naar toe zijn gekomen.
De Raaf zei: “natuurlijk gaan we er meteen op af. Alleen kunt U zo niet mee. Ik stel voor dat U zich even omkleedt. Dan komen Rinus en ik met the Raven voorrijden.”
Lonnie kwam onder de ravioli en het grondzeil de platte tent uitgekropen en ging zitten in het ochtendzonnetje. Molly was gisteren zo blij geweest met dit stekkie; dat ze ravioli uit blik had staan opwarmen. Natuurlijk ook omdat het Kerst was. Want niet iedere dag kreeg hij dergelijk feestelijke kussentjes geserveerd. Ze was maar wijn blijven tappen uit die jerrycan; waar ze gewoonlijk een maand mee konden doen. Maar niet iedere dag Kerst en dus waren ze dronken geworden. Zo erg dat het wel uit de hand moest lopen. Molly werd steeds vrolijker door de wijn en had hem verrast met een kussengevecht van ravioli. Ze had zo enorm gelachen hoe de tomatensaus van z’n gezicht droop, dat Lonnie boos was geworden. Hij wilde haar grijpen. Maar Molly, die aan andere spelletjes dacht, rende snel de tent in en kierde: “pak me dan als je kan.” Hij was achter haar aan gerend en al in de voortent kreeg hij een paar koude raviolikussentjes tegen z’n gezicht gegooid. Molly had het net geopende blik op de grond gezet en was de slaapkamer in geritst. En daar stond Lonnie, voor dichte rits nu te koken van woede. In zijn boosheid was hij de tent beginnen af te breken en wist zich de slaapkamer binnen te werken. Daar lag Molly, poedeltje naakt in de dubbele slaapzak. Hij had niet nagedacht en had het vrijwel nog volle ravioliblik met alle kracht tegen haar hoofd aan gegooid. En toen pleurde de hele tent in mekaar en is hij door de grote wijnhoeveelheid en centrale tentstok knock-out geslagen.
“Molly!”, riep hij met rauwe stem richting het grondzeil van andere kleur, “ik heb honger.”
Druk begon het zeil heen en weer te gaan. En na enige strubbelingen wist Molly de tent van haar af te werpen. Ze was verbaasd over de plat geworden tent. Maar in het geheel niet over hoe ze zich voelde. Ondanks de kater wist ze zich nog haarfijn te herinneren, hoe ze aanlokkelijk in hun slaapzakje was gekropen. En ook; hoe Lonnie als een totale vreemde haar had bekogeld met het vrijwel volle ravioliblik. Boos stond ze op en sloeg zichzelf schoon. Ze liep naar haar keukentje onder de naaldbomen en had zowaar even de neiging die naalden in de pan te laten liggen.
“Hoe wil je ze?”, voeg ze hem zonder gebruikelijke koosnaampjes.
“Ik moet me scheren vandaag. Doe maar een spiegelei.”
Even later keek Molly in een perfect spiegeleitje in de pan. Ze keek naar haar linker oog; die er heel erg gezwollen en blauw uit zag. Het eitje was zo goed gelukt, dat ze zelfs de kleine lettertjes van de uiterste houdbaarheidsdatum duidelijk van haar voorhoofd af kon lezen. Boos drukte ze de dooier kapot en gaf Lonnie dit lekke spiegelei, die meteen zei: “zo kan ik me dus niet scheren Molly. En je weet dat ik vandaag moet gaan werken. Hoe denk je anders dat deze luxe betaald gaat worden?”
“Het is gewoon echt waar”, mokte Molly boos. “Geld maakt echt niet gelukkig. Hier zitten we dan in luxe drie sterren tent en kijk hoe we erbij zitten nu. Je hebt met mishandelt Lon.”
“Lonnie onderdrukte de neiging haar voor de laatste keer te mishandelen en zei poeslief: “oh sorry schatje, ik was ook zo dronken. Je weet toch dat ik niet zo goed tegen wijn kan? Maar je bleef maar tappen. Hoe kom je trouwens aan dat blauwe oog schatje? Wat is er in Godsnaam met je gebeurd?”
Molly schrok van zijn oprechtheid, want ook zij had zich op gelijke wijze afgevraagd; hoe die tent er zo bij was komen te liggen. “Weet je echt niet meer wat je gedaan hebt Lon?”
“Ik? Nee! Onmogelijk. Zoiets zou ik toch nooit kunnen doen? En die tent? Kijk die tent toch eens.”
Snel brak Molly een nieuw eitje en even later serveerde ze hem een perfect spiegeleitje met scheermesje. “Ik ga de tent opzetten Lon, scheer jij je maar snel en geniet van je eitje. Ik wil niet dat je te laat op je werk komt. Ik hou van je.”
De tent stond vrij snel en Lonnie had zich net voor de helft geschoren, toen het flink begon te regenen. Even later zaten ze in de voortent te kijken naar een loodgrijze hemel.
“Zonet scheen het zonnetje nog”, kauwde Molly op stukje oud stokbrood, “en het is echt dicht bewolkt nu.”
Lonnie zuchtte en zei: “het ziet er niet naar uit dat ik vandaag kan gaan werken”, en half geschoren ging hij verveeld op het luchtbed liggen, dat Molly speciaal voor het strand had opgeblazen.
In the Raven vatte Hollestelle de dramatisch afloop samen voor Bertholee.
“Dat is verdomde jammer commissaris. We hadden hem graag aan de tand gevoeld. Het vermoeden bestaat dat hij aan het hoofd staat van enkele mondiale websites; waarvan jij en ik geen weet van willen hebben.”
“Websites? Wat voor websites?”
“Prioriteit 3 is nu 1 geworden, dus dit gesprek voeren we verder op een ander tijdstip. Ze moeten niet geweten hebben, dat iedere camping vanaf drie sterren verplicht een draadloze webcam bij de ingang moet hebben. Ze hebben zich gisteren als nieuwe gasten ingecheckt. De kans is reëel dat deze vreemde vogels nog niet gevlogen zijn. Veel succes.”
“Dank U en tot later.”
Rinus vroeg of het zwaailicht er weer op moest. Hollestelle zei dat ze gewoon rustig er naar toe gingen rijden.
“We willen nu niemand afschrikken Rinus. We moeten ons pas op het allerlaatste moment kenbaar maken. Die lui hebben een neusje voor eigen belang en dat voordeel moeten we ze onthouden. Het zal hoog tijd worden voor een succesje nu mannen. God weet, dat we dat nu echt goed zouden kunnen gebruiken.”
“Helemaal mee eens”, zei de Raaf vanachter het stuur, toen ze een zware regenbui inreden.
Op de kustweg begon het met hevig weerlichten en Rinus wees naar de beginnende Pyreneeën in de verte. “Het blijft hangen tegen de bergen Chef.” Ze lieten de schuimkoppen op zee achter zich en reden een klein weggetje in dat moest leiden naar hun eerste succes. Bij de receptie stopten ze en de Raaf draaide zijn raam open, De mannen lieten hun badges zien. Ze mochten meteen doorrijden en langzaam reed de camper de onverharde weg op, dat nu meer iets van een beginnende rivierbedding had gekregen.
“Daar Chef!”, fluisterde Rinus hard, “daar staat hun auto!”
De Raaf parkeerde achter de gezamenlijke toiletten en Hollestelle zette kort en bondig hun benaderingswijze uit. Hollestelle zou via het pad gaan en de Raaf en Rinus via de buren. Op het moment dat Rinus en de Raaf hun posities hadden ingenomen, ging Hollestelle over tot een actie die niets aan het toeval overliet. Hij seinde de mannen, die vanachter de afscheidingsbosjes tevoorschijn sprongen en op hun horloge begonnen te kijken. Toen de grote secondewijzer op de twaalf kwam, bukten ze zich alle drie alsof in perfecte choreografie. Alle haringen werden eruit gerukt en de tent klapte naar voren. Snel renden de Raaf en Rinus om de achterste haringen uit de verzadigde grond te trekken, waardoor het achterste deel ook omviel. Molly begon angstig te gillen en Lonnie te vloeken. Hollestelle ging naast de Raaf en Rinus staan en zei: “nu!”
Gecoördineerd begonnen de mannen de tent naar voren op te rollen en op het pad werd de grote rol met rood-wit lintstevig samengebonden. De rol werd opgetild en met vereende krachten naar de gemeenschappelijke toiletten gedragen. Via een zijdeur aan de achterkant van the Raven werd de rol in de koeling van de camper geduwd. De Raaf sloeg als laatste het hendel-slot erop en de mannen maakten een dansje van vreugde in de regen. Na uitbundige high-fives stapten ze vrolijk weer in en reden ze uiterst voldaan weg.
Bij de Gendarmerie was het al die tijd droog gebleven en werden Lonnie en Molly rillend uitgerold. Mak door de onderkoeling werden ze, ieder apart, in een kleine cel opgesloten. En het eerste dat de mannen toen deden was koffie zetten. Hollestelle belde met Bertholee om hem het heugelijke nieuws te brengen. Bertholee zou zorgen voor voldoende beveiliging en inderdaad kwam al bij het tweede kopje een blauw busje aanrijden waar twee agenten met automatische wapens uit kwamen zetten. Rinus hield hen bij de deur tegen en eiste legitimatie. Hollestelle belde deze identificatie door en kreeg van Bertholee positieve bevestiging en complimenten over zijn alertheid. Hollestelle wees de agenten de bewuste celdeuren en Rinus liet ze het koffie-apparaat zien.
“Nadat ze de debriefing met handen en voeten hadden afgerond, liepen ze naar het hotel. Bij de receptie vroegen ze om na vier uur gewekt te worden. Aan het einde van de middag zouden ze zo nog bij daglicht polshoogte gaan nemen in het huis van de la Paix. Maar nu moesten ze gaan rusten, al was het maar voor enkele uren.
Een licht briesje stak op en enkele vliegen vielen van de vensterbank naar beneden in de slaapkamer van de la Paix. De bries was zacht en kon het overschot bedekt met die enorme laag vliegen nooit bereiken. En toch bewoog deze. Minimaal, maar hij bewoog.