
Moord aan de Riviera: weerzinwekkend onderzoek
Hoofdstuk X
Het had zijn laatste klapper moeten worden. Dan zou hij voorgoed verdwijnen en nu? Nu was hij moe en keek naar de zeekaart. Europa was te heet voor hem geworden. Zeker met die agenten uit Serooskerke achter hem aan. Want wat had hij moeten rennen zeg. Met zijn vinger ging hij over de laars naar Griekenland en wist het even verder zeker. Turkije!
De agent van dienst zette zijn kopje koffie neer en ging weer voor de cel zitten van Molly. Nog een half uur en hij zou afgelost worden. Zijn collega liep patrouille in rondjes om het bureau en die gingen ook steeds langzamer. Om alert te blijven nam hij een slok van zijn koffie en zette het bekertje weer neer op de grond. Dit was de kans waar Molly op had liggen wachten. Heel voorzichtig liet ze een paar capsules en fel gekleurde pillen door haar traliewerk in het bekertje vallen. De agent nam weer een paar slokken en het duurde niet lang of hij zakte diep weg op zijn stoel voor haar cel. Toen zijn ademhaling dieper ging, wist ze de sleutels van zijn riem te lichten en stond ze even later buiten. Ze keek met haar ene goede oog naar Lonnie die sliep en dacht aan hoe heel anders hij was geweest met dat ravioliblik. Nadat de agent op patrouille weer de hoek om was, glipte ze zonder nog naar hem om te kijken naar buiten. Achter de manshoge poster van het kleine bushokje verschool ze zich en ging zitten wachten op de volgende bus.
De mannen liepen naar het bureau en spraken af; dat de Raaf met zijn pa-onderzoek zou gaan beginnen. Rinus en Hollestelle zouden dan Molly en Lonnie aan een eerste verhoor onderwerpen. Na voorrang te hebben verleend aan de regionale bus, reed de Raaf weg en zag niet dat Molly snel in stapte. Rinus groette de agent op patrouille toen hij Hollestelle binnen hoorde gillen.
“Molly is ontsnapt!”
Rinus rende naar binnen en zag de lege cel van Molly en de uitgeschakelde agent op het stoeltje ervoor. Snel liep Rinus naar de receptie en drukte op de grote rode knop aan de muur. Een indringend hard gerinkel begon door de gendarmerie te gaan en toen pas kreeg de agent op patrouille ook door wat er aan de hand was. Lonnie schrok van het alarm wakker en keek naar de lege cel van Molly. In tegenstelling tot de woede van de agenten overheerste bij hem totale verbijstering.
“Rinus!”, gilde Hollestelle om boven het alarm uit te komen, “zet het alarm uit. Zo kan ik niet bellen!”
Rinus drukte weer op de knop en Hollestelle nam direct de telefoon. Hij bracht Bertholee op de hoogte, van wat ze zojuist hadden aangetroffen. Dat ze vermoedden dat de bewaking was gedrogeerd, maar dat ze Lonnie nog wel hadden.
“Heb je het alarm ingeschakeld?”
Hollestelle bevestigde; dat dat het eerste was geweest, dat Rinus had gedaan. Tevreden over de professionaliteit van zijn team zei Bertholee dat hij inmiddels meer intel voor ze had.
Hollestelle zette ‘m op speaker en Bertholee vervolgde.
“In de afgelopen vierentwintig uur heeft onze dienst intensief nauw samengewerkt met die der Fransen. We missen nog vele puzzelstukjes. We weten allemaal wie en wat Lonnie is. Maar het Elysee kwam met een onverwachte vraag; ‘wie is Molly nou eigenlijk echt?’ Daar zijn we mee aan de slag gegaan. Nadat we jullie eerdere onderzoeken hebben nageplozen, vonden we de ondergeschikte rol van Molly ietwat verdacht. Om een lang onderzoek kort te maken; we beginnen voorzichtig te denken dat Molly is wat ze is.”
“…?…”
“Zij lijkt een grote vis heren! Weliswaar niet helemaal letterlijk, maar een black Molly is doorgaans wel een vis om rekening mee te houden. We zijn het geld gevolgd, follow the money als het ware. Dankzij jullie eerder genoemde onderzoek naar haar levenswandel, viel het ons op; dat grote bedragen niet meer te traceren bleken. Dat, in combinatie met wat jullie me zojuist hebben verteld en de vraag vanuit het Elysee; vrezen we dat moord hier misschien niet de enige misdaad is.”
“Ik zie het niet Rob. Hoe bedoel je dat?”
“In welke tak van misdaad gaat het meeste geld om?”
“Drugs! Drugs?”
“Precies. Het kan niet anders dat drugs hier een rol spelen. Denk aan die bewaker en het kan niet anders zijn dat Molly niet voor niets zo heet.
“Potverdiedubbeltjes ja!”, riep Rinus, “dat we dat nooit eerder hebben gezien!”
“Dat zie je pas als je het geld volgt Rinus. En als dat geld dan in een bodemloze put lijkt te verdwijnen, dan dienen we daar in ieder geval ernstig rekening mee houden. Maar dat is niet alles.”
“Is er nog meer?”
“De Mink had een relatie met Lonnie en voor zover we kunnen overzien niet met Molly. We vroegen ons af hoe ze zich in hemelsnaam een driesterren camping konden veroorloven. Het antwoord lijkt simpel; tweeverdieners.”
“Je bedoelt dat ze allebei inkomsten hadden? Onafhankelijk van elkaar?”
“Dat bedoel ik. En dat maakt deze zaak zo enorm gecompliceerd. Voor keiharde cash stuurde Lonnie met enige regelmaat cd-tjes naar Thailand. Daar werd zijn geschoten materiaal anoniem gefotoshopt, voordat het werd ge-upload naar meerdere schimmige websites. Van drie hebben we de domeinhouder kunnen achterhalen.”
“Nee!”, zei Hollestelle, “toch niet de Mink?”
“Die ja.”
Nu viel het even stil. Want wat een hoeveelheid informatie kregen ze nu. Dat en de ontsnapping van Molly moesten de mannen even verwerken.
“Wat wilt U dat we nu doen?”
“Kunnen we niet vanuit Serooskerke gaan werken?”, vroeg Rinus. “’t Is per slot van rekening bijna oud&nieuw.”
“Ik begrijp dat jullie heimwee hebben. Maar ik verzoek jullie om nog enig werk daar te verrichten. Ik en mijn Franse collega rekenen erg op jullie. Ik weet dat ik het niet aan jullie kan noch mag vragen. Dus als jullie naar huis willen, dan begrijp ik dat zeker.”
“Wat kunnen we doen”, voeg Hollestelle meer bevestigend dan vragend.
De Raaf kwam over de vliegen de slaapkamer van de la Paix binnen gelopen en hoorde een zachte kreun dat meer een kleine stoot van adem was. Hij schrok en zag een beetje, maar toch onmiskenbaar, de laag met vliegen op het overschot licht bewegen. Compleet verrast door de volledig niet ingecalculeerde mogelijkheid dat de la Paix nog zou kunnen leven, schoof de Raaf al zijn protocollen aan de kant en rende snel naar beneden. Op the Raven drukte hij een knop in en de compressor sloeg aan. Snel ontrolde hij de hoge-drukslang, toen hij weer de trap op rende. In de slaapkamer begon hij met hoge druk alle vliegen het open raam uit te blazen. Wellicht dat hiermee ook cruciaal bewijs het raam uit werd geblazen, maar het was een kwestie van leven of dood geworden! Nu hij toch eenmaal bezig was, nam hij ook meteen de gehele bovenverdieping mee en ook de trap naar beneden werd brandschoon geblazen. Hij rolde de slang weer op, zette de compressor uit en haastte zich weer naar boven. Nu zag hij de onmenselijke kwelling die de la Paix moet hebben doorstaan en nog steeds moest doorstaan. Het slachtoffer lag op zijn buik op beide oren. Deze keer trok de Raaf, geheel tegen gewoonte in, zijn handschoenen aan en probeerde de la Paix op zijn rug te draaien; die daardoor een laatste kreet van intense pijn slaakte. Verbaasd keek de Raaf naar de oren die nu onnatuurlijk slap voor zijn ogen hingen. En voor het eerst in zijn carrière was hij uit zijn veld geslagen. De la Paix had zojuist zijn laatste adem uitgeblazen en de Raaf stond verbijsterd naar het recente lijk te kijken. Zoiets had hij nog nooit gezien. De la Paix bleek met handen en voeten gebonden aan zijn bed. Vanaf de bilnaad begon een stinkende wond, die helemaal door liep tot ver over zijn schedel. Een zeer snel verlies aan bindweefsel en de reeds ingetreden onderhuidse necrose hadden ervoor gezorgd, dat zijn oren van zijn schedel waren gevallen. Maar hoe? Zelfs de Raaf had geen idee, toen hij het lijk van de la Paix naar beneden begon te sjouwen. De la Paix bleek een zeer zware agent en was het niet voor die oren; dan had de Raaf nog niet zo net geweten; hoe hij het overschot in the Raven had kunnen krijgen. Gemengd blij over de handige handvatten legde hij de la Paix op zijn tafel en begon geconcentreerd met zijn werk.
Rinus legde de hotelbijbel op de houten brits van Lonnie en Hollestelle ging ernaast zitten. Lonnie stond in de hoek en werd onder schot gehouden door de nieuwe bewakingsploeg.
Rinus dwong Lonnie naar de bijbel te kijken en Hollestelle vroeg: “heb jij monsieur le Curé vermoord?”
“Ik heb geen idee waar je het over hebt. Na de trouwerij heb ik die man nooit meer gezien.”
“Wat heb jij met de la Paix gedaan?”
“Nog nooit van gehoord.”
Een serieus kruisverhoor volgde waar Lonnie keer op keer bleef ontkennen. Uren verder was het hun duidelijk geworden, dat ze zo niks uit hem konden krijgen. Dus besloten ze om het uit hem te trekken.
Rinus hield nog één keer de bijbel omhoog en vroeg dreigend: “pas op Lonnie! Als je liegt dan zal je daar verantwoording over moeten afleggen.”
“Nou en? Ik heb niks gedaan.”
Hollestelle gaf Rinus een knik en het volgende moment begon Lonnie hard te gillen van de pijn.
“Auw? Auw! Waarom doe je dat?”
Lonnie negerend, liepen de mannen zwijgend zijn cel uit naar het kantoor. Daar legde Rinus voorzichtig een lange grijze haar, die hij zojuist zonder verdoving uit Lonnie had getrokken, op een leeg en schoon bord. Uit zijn vestzak pakte hij het zorgvuldig bewaarde papiertje en ontvouwde die andere haar; die hij had gevonden in het lavendelveld.
“Identiek Chef! Identiek!”
“Dus, we weten nu zeker dat Lonnie het spoor door het lavendelveld heeft gemaakt. En toch is het nog geen keihard bewijs Rinus.”
“Die verdomde de Mink ook. Zonder DNA hebben we juridisch inderdaad alleen maar sterke vermoedens.”
“Dan kan ik daar misschien verandering inbrengen”, sprak een erg bleke de Raaf die bijna omviel in de deuropening.
“Water, beetje water alsjeblief.”
Rinus gaf hem een bekertje water aan en Hollestelle informeerde naar de bleekheid van de Raaf. Gelukkig trok deze snel weer bij en zei dat de la Paix nog in leven was.
“Wat? Onmogelijk!?”
“Weet je dat wel heel zeker? Ik zou zweren dat…”
De Raaf vertelde dat hij onder zijn handschoenen helaas alsnog zijn laatste adem had uitgeblazen. En alsof dat al niet dramatisch genoeg was, begon hij ook nog zijn rapportage te doen. Een rapportage dat niets minder dan gruwelijk was.
“Dus jullie begrijpen, dat ik die positie van die oren niet kon plaatsen.”
“Nee, natuurlijk niet. We liggen doorgaans allemaal op één oor.”
“Maar ben je daar dan wel achter gekomen de Raaf?”
“Ja”, en hij wees richting de cel van Lonnie. “Hij heeft het gedaan.”
“Wat?! Dus toch, heb je bewijs?”
“Rustig Rinus laat de Raaf zijn verslag rustig uitbrengen.”
“Toen ik hem eenmaal op de hak- en snijtafel had liggen, ben ik begonnen. Ondanks dat hij nu echt dood was, bewoog zijn huid toch hier en daar. Het bleken maden te zijn, die zich vol aan het vreten waren met het onderhuidse weefsel. Dat verklaart die twee oren, begrijpen jullie? Zonder onderliggend bindweefsel vallen die er dan gewoon af.”
“Jemig de Raaf. Maar hoe kwam die de la Paix dan toch aan zo’n enorme wond?”
“Dat is dus waar ik even van uit mijn veld door werd geslagen. Ik heb van alles de revue laten passeren, maar geen enkel voorwerp zou zoiets veroorzaakt kunnen hebben. En nog nooit heb ik vleesvliegen zich zo tegoed zien doen, als ze hebben gedaan aan de la Paix. Pas toen ik aan het wattenstaafje rook, wist ik het.”
Even nam de Raaf zijn tijd om een paar slokjes water te nemen. Ondanks dat hij er minder bleek uit zag, beefde zijn bekertje lichtjes.
“Die vliegen moesten wel. Ze volgden gewoon hun instinct en daar heeft ‘hij’ geraffineerd gebruik van gemaakt!”
“Gebruik van gemaakt? Van vleesvliegen? Hoe bedoel je man?”
“Zeg je nou dat Lonnie die vliegen getraind heeft? Dat is toch onmogelijk?”
“Niet getraind nee. Dat is inderdaad onmogelijk. Nee, hij heeft ze gelokt! Gelokt zeg ik jullie! Terwijl die arme de la Paix nog leefde!”
“Hoe dan de Raaf, hoe dan?”
“Ik… Hij moet wel… Nou, wat denken jullie nou zelf?”
“Nee!”
“Je gaat me toch niet vertellen…”
“Ja. Nadat de dader”, vervolgde de Raaf zijn professionaliteit herpakkend, nadat hij het bekertje leeg had gedronken, “het slachtoffer op zijn buik en bed had gebonden, heeft hij een fecaal spoor van de bilnaad tot de schedel gelegd! Vrijwel direct moeten er vliegen op af zijn gekomen, die gedaan hebben wat ze altijd doen. Een verschrikkelijke dood. Oh zo langzaam om niet te zeggen onbeschrijflijk pijnlijk.”
Rinus sprong op en wilde naar de cel van Lonnie rennen om hem eens goed af te gaan rammelen. Maar Hollestelle hield hem tegen. Terwijl hij zijn adjudant kalmerend aan bleef kijken, vroeg hij zachtjes aan de Raaf: “heb je DNA?”
“Vervuild weliswaar, maar ja; ik heb DNA!”
“Yes!”, sprong Rinus nu een klein gat van vreugde in de lucht. En de Raaf legde een petrischaaltje op het bureau.
“Het is dicht getaped, want ze zijn vliegensvlug in dit klimaat. Maar daar zit het in. Alleen; hoe zorgen we nu dat het deze keer wel goed wordt bezorgd?”
Hollestelle belde naar Bertholee, dat ze eindelijk een doorbraak hadden in de zaak van de la Paix. Bertholee was enthousiast en zou via zijn liaison een bode sturen om het DNA op te halen. Maar dan moesten ze er nog wel een vergelijkend monster bijdoen, van Lonnie zelf.
“De Franse wet eist dubbelblind onderzoek heren en een vers monster is daarvoor essentieel.”
“Dat mag geen probleem zijn. Ik bel wanneer we het hebben.”
De mannen stonden op en liepen naar de cel van Lonnie. Rinus bond de kleine pot in de hoek luchtdicht met afzetlint en spanbanden. De Raaf sealde deze verder vacuüm met stevige tape en Hollestelle zette hard een zinken emmer op de grond.
“Voor je behoefte!”, waarna ze zijn cel uitliepen en op kantoor gingen wachten. Nu pas werd het koffiezetapparaat aangezet, maar dat was te laat. Lonnie had al een tijdje aandrang. Maar hij had te gespannen zitten volgen; wat er gezegd werd. Lonnie was voorlopig dus echt niet van plan om te gaan poepen en hij begon alles expres op te houden. Vastberaden besloot hij niet meer te gaan poepen, zolang hij in gevangenschap zat. Desnoods zou hij zou zijn poep gewoon meenemen in het graf!