Moordmeid in Serooskerke of elders, hoofdstuk IX, Putje graven, Tentje bouwen, Tukkie doen.
Hoofdstuk IX Putje graven, Tentje bouwen, Tukkie doen
“Zet me bij de commissaris af en ga in Godsnaam tenminste een broek aantrekken”, zei Jack, toen ze de Zeedijk afreden.
“Wil je dan zelf je koffers uit de bak pakken Jack? Ik schaam me kapot zo.”
Nu Jack ervan overtuigd was; dat de Raaf niet zijn naaktheid als sociaal statement gebruikte, lachte hij breeduit en zei; “geen enkel probleem de Raaf.”
Toen Jack voor de deur van Hollestelle stond, belde hij aan. Hij kreeg al snel door, dat er niet open gedaan zou gaan worden. Hij besloot achterom te gaan, waar hij de keukendeur niet op slot aantrof.
“Commissaris? Ik ben het Jack, Jack O’Leary?”
Nadat hij zijn koffers in de gang had gezet, liep hij de trap op en hoorde het hevig snikken al halverwege.
“Commissaris? Ik ben zo snel mogelijk gekomen nadat ik het nieuws hoorde van de Raaf.”
Hollestelle tilde zijn moede hoofd uit het kussen en draaide zich om.
“Ach commissaris toch”, ging Jack op de rand van het bed zitten en sloeg een arm om Hollestelle heen.
Dit ging zelfs in deze miserabele staat Hollestelle te ver, want op dergelijke genegenheid lag hij niet te wachten. Hij duwde Jack zachtjes van zich af en zei; “het spijt me Jack. Ik ben niet meer mezelf.”
“Dat is begrijpelijk.”
“Weet je al van Rinus?”
“Ja. De Raaf heeft me helemaal op de hoogte gebracht. Nu kan ik ook helemaal in een zeer terecht en oprecht verdriet verdrinken, maar als politie-agent mag en kan ik dat niet. Snap je dat?”
“Jaja, dat snap ik zeker. Ik ben hoofdcommissaris weet je nog?”
“Gedraag je daar dan ook naar”, stond Jack op en reikte hem z’n hand. “Kom commissaris, je hebt nu lang genoeg dat kussen liggen verzadigen met je tranen. Maar nu moet je opstaan. Niet voor mij, niet voor jezelf maar voor Rinus. Rinus heeft je nu meer nodig dan ooit.”
“Wat heb je niet begrepen Jack? Rinus zit permanent in die andere wereld. Wat dat ook moge zijn.”
“Hollestelle, luister naar me. Als mevrouw Pastoor is kunnen oversteken, waarom zou Rinus dat niet kunnen?”
Hollestelle pakte de hand van Jack aan en stond eindelijk op uit zijn verdriet.
“Verdulleme Jack, daar heb ik nog niet eens aan gedacht? Is de Raaf er ook?”
Jack vertelde over de nudistenactie van de Raaf en Hollestelle schudde met zijn hoofd; “ik was zo met mezelf bezig, dat ik vergat dat ook de Raaf het hier vreselijk mee moet hebben.”
“Ik wil me niet opdringen. Maar m’n koffers staan beneden in de gang.”
“Natuurlijk Jack, de logeerkamer staat volledig vanzelfsprekend tot je beschikking. Sorrie dat ik je die niet meteen aanbood.”
“Dank je. Ik wil me even opfrissen dan. Gaan we daarna naar het bureau?”
“Ja, lijkt me een plan.”
“En oj ja Jack? Dank je, ik ben echt blij dat je er bent.”
“Is al goed, over een half uurtje?”
“Prima.”
Hoewel nog steeds met een knoop in z’n maag liep Hollestelle samen met Jack naar het bureau. Hij was ondanks al blij met de wake-up call van Jack. De douche had hem ook geholpen. Hij legde Jack uit van het protocol omdat het buro nu in lockdown was. Jack vond dat zeer professioneel. In het buro troffen ze een leegte aan, toen ze naar het koffiezetautomaat keken zonder Rinus ernaast.
“Laat mij”, zei Jack. En even later zaten ze achter een bekertje verse koffie.
Jack bestudeerde het schoolbord aandachtig en zei daarna; “ik denk dat we ons moeten focussen op die speklappenpop.”
“Ja, dat gevoel heb ik al een tijdje. Volgens mij heeft mevrouw Pastoor de pop inmiddels alweer gemaakt. Het is slechts een kwestie van tijd eer ze de speklapjes gaat braden. Vraag me niet waarom. Iets in mij zegt me; dat als de lapjes allemaal gaar zijn, we wellicht te laat zullen zijn.”
“Daar zou je zomaar gelijk in kunnen hebben. Dan rest de vraag, wanneer ze die gaat braden. En misschien wel net zo belangrijk hoe.”
“Ik denk in een pan.”
“Dan heeft ze wel een flinke pan nodig.”
“Kievit heeft een pracht wok gemaakt, maar daar blijft ze met haar tengels vanaf.”
“Over die wok Hollestelle. Dat is de poort naar de wereld waar Rinus nu in vast zit.”
“Ja, dat denk ik ook. Ik bel de Raaf even”, en hij greep naar de telefoon.
“Goedemorgen de Raaf met mij, met Hollestelle dus … nee, het gaat nog steeds niet nee, maar ik moet het verdriet opzij zetten, want het enige dat nu van belang is; is onze Rinus. … En hoe gaat het met jou? … Je hebt geen Billykast meer? … Bill? Hoe is het met Bill … potverdrie de Raaf, wat een drama … Nee, nee het is uitstekend dat je Jack hebt gebeld. Zeg, we zitten hier nu op het buro en … je bent er zo? Okay, tot zo dan.”
Hij greep de hand van meneer Pastoor stevig vast en ondanks de enorme wind liet hij niet los.
“IK HEB U MENEER PASTOOR. IK HEB U!”
“LAAT LOS RINUS. IN GODSNAAM KEREL LAAT ME LOS!”
Met een knal viel Rinus naast meneer Pastoor en de wereld om hem heen was in een ogenblik niet meer de zijne. Er was geen wind, maar windstil was het ook niet. Het was geen dag maar ook geen nacht. Het was er niet licht en ook niet donker. Rinus keek naar meneer Pastoor, die naast hem op de grond zat.
“Waar zijn we meneer Pastoor?”
“In de schaduwwereld Rinus. Waarom liet je me niet los?”
“Ik wilde U terughalen.”
“Dat is onmogelijk Rinus, ik ben dood.”
“Heu? Ben ik dan ook?”
“Nee Rinus, jij leeft nog maar alleen nog slechts als een schaduw van jezelf.”
“Dit begrijp ik niet.”
“Geloof me, wanneer ik zeg dat ik eerst ook niet alles begreep. Je bent in de wereld van Copypaste, die niet meer bestaat. Die is als het ware gedeletet. Laat me je vertellen hoe ik hier gekomen ben. Ik zat aan een miswijntje in de achterkamer van de kerk. Daar besloot ik voor naar de pastorie te gaan nog even tot een stevig avondgebed over te gaan. Dat doe ik iedere avond en deed ik ook op die bewuste avond. Alleen voelde mijn geloof op die avond anders dan anders. Ik voelde de connectie met het hogere, maar het voelde anders. Ik weet het aan iets te veel miswijn. Achteraf begrijp ik, dat ik contact maakte met het lagere. Maar ik had het kruis vast en de bijbel ook, dus ik dacht dat ik voldoende bescherming had.”
“Heeft U daarom altijd Uw bijbel bij?”
“Natuurlijk. Als vertegenwoordiger van ons geloof in Hem weet ik maar al te goed over de eeuwige strijd met het kwaad, met dat lagere. Het enige dat daar echt tegen helpt is ons geloof. Zonder ons geloof kan een mens ook nooit geloven; dat er kwaad om ons heen waart, dat geen mogelijkheid onbenut zal laten om nog kwader te kunnen worden. Ik was midden in mijn avondgebed, toen ik een doodskreet hoorde. Het was duidelijk dat er iemand in hoge nood verkeerde. En toen kwam die hand. Zonder na te denken greep ik de hand en werkelijk in een flits werd ik bijna overmand door een zware geur van bijzonder scherpe specerijen.”
“Indische kruiden meneer Pastoor?”
“Ja. Hoewel ik deze nooit op heb, geloof ik dat wel.”
“Laat me raden. Toen zat er opeens een klein Indisch vrouwtje naast U?”
“Ze zat tegenover me en glimlachte. Ze was me echt dankbaar. En even dacht ik waarlijk goed te hebben gedaan. Ze dankte me uit de grond van haar hart. Maar zelfs die grond Rinus, die zat onder die kruiden. Ik werd er gewoon onpasselijk van. En toen besefte ik; dat ik het kwaad een handje geholpen had.”
“Hoe wist U dat zo snel?”
“Ze begon enorm te stinken Rinus.”
“Ja, die kruiden natuurlijk.”
“Neen Rinus, eerder een gebrek aan kruiden. Die kruiden gebruikte ze als camouflage om haar echte geur te verbloemen en geloof mij; dat is niks minder dan een putlucht toen die kruiden uitgewerkt waren.”
“Dus U zegt; dat ze die kruiden gebruikt om haar echte geur te bedekken?”
“Ja Rinus, dat zeg ik inderdaad. Toen zij doorkreeg; dat ik haar door had, veranderde haar houding enorm. Dat heeft ze te danken aan de Jantjes. Maar dat gaat nu even te ver om uit te leggen. En toen, toen heeft ze me onteerd …”
Meneer Pastoor sloeg zijn hoofd neer uit pure schaamte.
“We hebben U gevonden meneer Pastoor. U was op een wel heel aparte wijze ter aarde besteld.”
“Ik ben er in het geheel niet trots op Rinus.”
“Het was niet Uw fout.”
“Dat betwijfel ik. Nu ik dood ben, kan ik je net zo goed alles vertellen. Ze heeft me verleid Rinus. Want opeens rook ze naar frisse bloemetjes, haar glanzend lichtbruine huid weerkaatste verleidelijk in het kaarslicht en met een aanlokkelijk Indisch accent stelde ze zich voor als tante Lien. Maar ik mocht Lien zeggen. Hoe kon ik toen weten; dat ze uit de wereld van Copypaste kwam? Toen ze begon te zingen, zag ik de mooiste nachtegaal die ik ooit heb gezien. Op dat moment Rinus en ik schaam me er zelfs nu nog postuum voor, werd ik een gewone man die ook lusten heeft. Want Tante Lien veranderde daar voor mijn ogen in de bloedmooie Meis Suleika. Zo ware mij ons aller God almachtig!”
Toen meneer Pastoor het liedje zachtjes begon te zingen, kon Rinus niets dan alle begrip opbrengen voor de state of mind van meneer Pastoor op die bewuste avond.
“Ik vind het heel moeilijk Rinus. Maar ik raakte opgewonden. Och Heer vergeef mij. Ik vergat nota bene zelfs mijn bijbel vast te houden. Nu begrijp ik Adam nog meer dan ik al deed kortom.”
“U was als was in haar handen?”
Meneer Pastoor wendde zijn blik af en zei; “ja. En toen kwam de kris.”
“De kris?”
“Ik was nog helemaal in die laatste noot gevangen, toen ze op me af raasde. Meis Suleika was helemaal niet mooi meer. Ze was zelfs geen Tante Lien meer. Maar ze zag eruit als het kwaad in menselijke vorm en met haar kris haalde ze uit naar … Afijn. Je weet wel waar ze naar uithaalde, je hebt me zo gevonden. Wat er daarna met me gebeurd is, weet ik niet meer. Ik moet dood gebloed zijn en werd hier wakker. Het bleek dat ik wakker werd op de laatste dag van de Copypaste-wereld. Dit was eens een wondere wereld, zo heb ik vernomen van de oorspronkelijke bewoners. Ze heeft ze allemaal vermoord Rinus? Maar ze liet mij hier als schaduw achter. Nadat ze de laatste inwoner vermoord had, is ze weg gegaan en ik heb haar sindsdien niet meer gezien. Toen kwam die storm en zag ik jou.”
“Allemachtig wat een verhaal meneer Pastoor. We wisten het. Nou, niet alles zoals U net heeft verteld. Maar we wisten; dat er iets helemaal niet pluis was nadat we U gevonden hadden. En alles werd nog veel minder pluis toen zij kwam. Ze is in Serooskerke meneer Pastoor. Ze woont in de Pastorie en doet zich voor als mevrouw Pastoor.”
“Och Heer, mevrouw Pastoor? Ze is nog kwader dan ik dacht.”
Rinus stond op en keek om zich heen.
“Doe geen moeite Rinus. Je zit vast hier.”
“Maar ik praat hier met U, we komen beiden uit Serooskerke en zijn hier op een onnatuurlijke wijze beland. Dan moet er toch een onnatuurlijke wijze zijn, waardoor we weer terug naar ons dorp kunnen?”
“Heel en dan ook nog eens heel misschien bestaat die mogelijkheid voor jou. Doch die is zo onnoemelijk klein, dat zelfs hoop op een gegeven moment niet meer genoeg zal zijn. Het spijt mij, maar het is wat het is. Ik kan alleen maar hopen, dat ik ooit nog eens voor Petrus kan komen te staan aan de poort. De poort die mij mijn verlossing geven kan. Deze schaduwwereld is niet zomaar een wereld Rinus.”
Rinus ging weer zitten en voelde zich ondanks dat meneer Pastoor naast hem zat opeens vreselijk alleen.
“Maar heel, heel misschien kan jij het wel?”
“Wat bedoelt U meneer Pastoor?”
“Reiken naar onze wereld. Kijk, ik heb hier dit potje dat mij in bewaring is gegeven door de laatste bewoner van de Copypaste wereld.
Het schijnt dat dit een bijzonder potje is.”
“Laat eens zien?”
“Hier.”
Rinus draaide het dekseltje eraf en herkende meteen die scherpe geur; “Indische kruiden! Dit zijn dezelfde kruiden die we hebben gebrand in de wok!”
“Blijkbaar heb je die kruiden nodig om de wokpoort te kunnen openen. En ik weet niet van jou, maar ik heb in mijn gans wereldse leven nog nooit zulke kruiden geroken in Serooskerke.”
“Klopt, ik ook nooit. Maar wat kan ik hiermee doen?”
“Hou het stevig vast en denk aan iedereen in onze wereld. Denk zo hard als je kunt Rinus. En hoop dat iemand daar je gedachten op pikt.”
“Natuurlijk ga ik dat doen. Maar waarom kunt U dat niet doen?”
“Ik ben dood Rinus en kan geen enkel contact meer maken. Maar heel misschien heb jij nog wel een lijntje.”
“Ik begrijp het. U bedoelt een levenslijn. Maar moet er aan de andere kant dan niemand zijn uit Indië, iemand die deze kruidenpot kan herkennen voor wat het is?”
“Het zijn er niet veel, maar het kan bijna niet anders; dat er iemand op het eiland woont met Indische roots. En of die nou uit voormalig Indonesië zijn, maakt voor die kruiden niks uit.”
“Dan is het inderdaad maar te hopen, dat iemand mijn gedachten kan ontvangen.”
“Onthoudt; ook een speld in een hooiberg kan prikken Rinus.”
“Wat heb ik Uw wijsheid gemist”, en Rinus begon heel hard te denken aan iedereen die hem lief was. Hij omarmde het potje kruiden wiegend als ware het een kostbaar kleinood.
“Wat ben ik ondanks alle ellende blij je hier te zien Kamiel”, kwam de Raaf gelukkig weer volledig gekleed binnen.
“Help jezelf aan wat koffie. En ik denk dat wij wel aan een refill toe zijn, niet waar Jack?”
“Jazeker! Dit is nog beter dan Starbucks. Wat een heerlijke koffie.”
“Ja, dat hebben we te danken aan Rinus en niemand anders.”
“Over Rinus gesproken heren”, zette de Raaf de vers gezette bekertjes koffie op het bureau. “Kievit zei dat de wok geen optie meer was. Enerzijds omdat we geen kruiden meer hebben. En anderzijds omdat de Nordstream is afgesloten. Maar volgens mij hebben we Slochteren nog.”
“Slochteren?”
“De gasbel Jack, de Raaf heeft het over de grootste gasbel in West-Europa. En ja, je hebt een punt de Raaf!”
“Dat dacht ik ook Kamiel. Kijk, als Rinus door de wok van Kievit is gegaan, betekent dat toch ook dat ie weer door de wok eruit kan komen?”
“Klopt als een bus de Raaf!”, lichtten de ogen van de hoofdcommissaris weer op. “Hoe maakt me op dit moment niet meer uit, maar die flessen gaan wij vullen!”
“Je bedoelt illegaal?”
“Voor Rinus doe ik alles, zelfs illegale en ja zelfs criminele activiteiten!”
“Het doel heiligt hier inderdaad de middelen”, zei Jack.
“Dan zijn we akkoord over het gas. Rest ons nog hoe we aan die kruiden gaan komen.”
“Ik vrees dat, dat het grootste probleem is. Die zijn zo verrekte specifiek, dat je die niet zomaar in de Supermarkt kunt kopen.”
“Mmm. Niet in een gewone nee. Maar what about this Spar you guys sometimes talk about?”, vroeg Jack zich hardop af.
“Juffrouw Jannie? Die heeft inderdaad een bijzonder assortiment. Of ze Indische kruiden heeft? Ik heb echt geen idee.”
“We gaan het volgt doen”, nam Hollestelle een besluit. “Jullie gaan naar Slochteren. Dat kan niemand alleen. Ik bedoel al die flessen zeulen alleen al. Dan ga ik naar Juffrouw Jannie van de Spar achter die kruiden aan.”
“Allemaal leuk en aardig. Maar heb je wel gezien, hoeveel flessen er onder die wok staan? Die passen nooit in de auto.”
“Verdulleme dat is inderdaad zo. Hè, net toen ik dacht; we kunnen ergens toe komen …”
“Zijn jullie hier helemaal van het gas af?”
“Nee Jack, maar ze doen er wel alles aan. We betalen hier het dubbele van wat ze net over de grens bij Sluis betalen. En dan is dat ook nog eens ons gas daar?”
“Zo. Over ontmoediging gesproken zeg. Maar je hebt nog wel een aansluiting die het doet?”
“Jawel, maar we hebben allemaal een meter aan die leiding hangen. Zouden we al die flessen gaan vullen, dan staan de autoriteiten in no time op de stoep.”
“Wat als je het voor die meter aftapt?”
“Oh Jack I like that!”, begonnen de ogen van de Raaf te glinsteren.
“We zouden … Ja, dat is wellicht nog een beter idee. De Raaf, hoe komen we aan zo’n tentje?”
“Tentje?”
“Ja, je weet toch? Zo’n tentje van de gemeentewerken, dat ze altijd spannen over zo’n gegraven gat. Voor als ze bij de leidingen moeten komen.”
“Aha, zo’n tentje! Ja, bij de gemeentewerken natuurlijk.”
“De centrale dienst gemeentewerken Walcheren/Noord-Beveland/ Sint Philipsland zat tot 1996 hier in Souburg. Dat is nu een archief geworden. Maar ik maak me sterk, als ze daar ergens niet nog zo’n tentje hebben liggen. En meer belangrijker; die zullen ze daar zeker niet missen.”
“Je bedoelt zo’n PTT-tentje? Ja, die worden tegenwoordig toch niet meer gebruikt. En ook ik maak me sterk, dat als we zo’n tentje opzetten; iedereen klakkeloos gelooft dat gemeentewerken er bezig is.”
“Mijn idee de Raaf.”
“Kom Jack, we moeten naar Souburg.”
“Zou je mij dan kunnen afzetten bij Juffrouw Jannie?”
“Het is wel om maar natuurlijk. Dan pikken we je daarna weer op. Is het schoolbord dicht? Het rolluik?”
“Dank je de Raaf. Ja, ik kan meteen afsluiten. Laten we gaan.”
Het belletje van de winkeldeur van de Spar deed Juffrouw Jannie opkijken van haar kassa.
“Wel heb ik ooit? Commissaris? Dat is lang geleden!”
“Inderdaad Jannie, te lang.”
“Hoe kan ik je van dienst zijn?”
“Het is wellicht een raar verzoek Jannie. Maar ik ben op zoek naar Indische kruiden. En voordat je me uitlacht; ik ga binnenkort met pensioen en wil me verdiepen in de Oosterse keuken.”
“Ik lach je helemaal niet uit. Want geloof het of niet; ik heb achter heel toevallig wat Indische kruiden liggen.”
“Je meent het niet?”, was Hollestelle blij verbaasd en ongewis van het lijntje van Rinus.
“Vanochtend kwam Lientje met ze langs.”
“Lientje? Ken ik die?”
“Ik denk het niet. Lientje is een ver nichtje van mij. Ze is vorige week hier in Oudelande komen wonen. Helemaal vanuit Den Haag.”
“Dat is nogal een overgang.”
“Dat is het zeker. Maar ik ben maar wat blij met wat meer familie. Lientje is een geadopteerd nichtje moet je weten, helemaal uit Indonesië. Maar ik heb liever niet dat je dat aan de kerkklok hangt.”
“Natuurlijk niet Jannie.”
“En nu komt het toeval. Vorige week heb ik haar wat bolussen gebracht als welkomstgeschenk. En vanochtend wilde ze wat terug doen en kwam met die gekke kruiden aan. Echt hoor, ik heb nog nooit zoiets geroken? Maar het ging om het gebaar, dat erg lief was. Daar ik niet wist waar je die in moest doen, heb ik ze even op de plank gelegd in het magazijn achter. En kijk nu toch eens; we zijn nog geen twee uur later en stap jij de Spar binnen en vraagt mij om Indische kruiden?”
“Potverdikkie Jannie, wat een heerlijk toeval! Ik kan je wel zoenen! Je wilt niet weten …”
“Commissaris! Niet zo vrijpostig alstublieft, alstublieft!”
“Oh nee, ja eh, pardon juffrouw Jannie. Ik had nooit gedacht dat je Indische kruiden hier op voorraad had. Wel heel erg gehoopt.”
“Okay, excuses aanvaard. We zeggen allemaal wel eens rare dingen. Kom maar even mee naar het magazijn, want ik heb geen idee hoe die kruiden werken.”
Op de plank van het magazijn stonden drie potten, die elk een andere kleur kende. Teleurgesteld zei Hollestelle; “ik was eigenlijk op zoek naar een andere kleur Jannie.”
“Wat voor kleur?”
“Nou het moet gelig en ook weer niet gelig zijn. Meer oranje maar ook weer niet. Afhankelijk van het licht zou het ook bruinig kunnen zijn. Of was het nu rood-bruinig?”
“Lientje heeft mij verzekerd; dat dit de drie basis ingrediënten zijn van de haar bekende kruidenmengsels. Misschien zou je ze kunnen mengen?”
“Ja, dat moet dan haast wel. Dan heb ik ze wel allemaal nodig hoor. Hoeveel gaat dat wel niet kosten?”
“Tja”, deed juffrouw Jannie net alsof ze een jaarrekening aan het opmaken was. “Het zit nog niet standaard in het assortiment van de Spar. Dus dat drijft de prijs sowieso al aardig op. Dan hebben we het wel over kruiden, die bij mijn weten nergens op het eiland te krijgen zijn. Ik bedoel laag aanbod werkt inflatoir.”
“Infla wat?”
“Inflatoir commissaris, duurder.”
“Zeg, sta jij mij hier nu in de maling te nemen?”
“Geenszins commissaris. Het enige dat hier gemalen moet worden, zijn deze bijzonder zeldzame kruiden. Tel daarbij op dat de prijzen voor alle boodschappen erg omhoog zijn gegaan in zeer korte tijd en je komt zomaar op een aardig bedrag uit.”
Het was duidelijk, dat Jannie hier het onderste uit de kan wilde halen. Maar Hollestelle wist ook Zeeuwsch te onderhandelen en zei; “wat ook weer waar is, is dat de prijs afhankelijk is van het aanbod zoals je terecht zei. Maar aan de vraag net zo. En bij mijn weten, ik ben niet voor niks hoofdcommissaris in deze; bestaat die vraag momenteel maar uit één enkele consument. En laat die toevalligerwijs nu net voor je staan? Een consument bovendien die geen enkele last heeft van flatulentie.”
“Flatu wat?”
“Flatulentie Jannie, dat het geen scheet mag kosten.”
“Mmm, ja. Okay ik weet het goed gemaakt; zestig Euro.”
“Zestig Euro?”
“Per pot natuurlijk.”
“Jannie! Honderdtachtig Euro is echt overdreven hoor.”
“Doe er drie gratis bolussen bij.”
“Geen behoefte aan bolussen nu. Zestig Euro, voor alle drie de potten.”
“Zeg, ik moet ook eten hoor.”
“Je hebt ze gratis gekregen?”
“Ja, maar ik heb wel een Spar te runnen hier.”
“Okay, ik snap dat je het assortiment wilt uitbreiden. Dat vind ik een goede zaak voor het eiland. 75 Euro voor de drie potten.”
“Dat is aardig van je. Maar wel in schril contrast met 180 Euro niet waar? Maar ik ben de beroerdste niet hier. 150 Euro, drie potten voor 150 Euro vind je hier nergens.”
“Ik ben dan ook de enige die ze wil vinden; 100 Euro?”
“Je bent warm maar nog niet warm genoeg. Het zijn veel kruiden, die je bovendien ook nog erg lang kunt bewaren. Ik vind 150 Euro niet meer dan billijk.”
“125 euro en dan neem ik drie bolussen af tegen de winkelprijs.”
Deal!”, zei juffrouw Jannie en pakte een plastic zak van de Spar, waar ze de potten in deed. Aan de kassa kreeg hij een klein doosje bolussen erbij en liep na het afrekenen de Spar uit.
“Zeg, vergeet niet de groeten aan Rinus te doen hoor.”
“En nee, .. zal ik doen Jannie. Tot ziens.”
Buiten sloeg hij linksaf en begon te lopen naar de rotonde. Hij wist dat daar een bankje stond en zou daar op de Raaf en Jack in het zonnetje wachten.
Het archief was gesloten wegens vakantie. Maar sluitingstijd had de Raaf nog nooit tegen gehouden en hij reed de bolide achterom.
“Daar in die schuur Jack. Daar liggen volgens mij de spullen die we nodig hebben. Ik kan mij nog wel herinneren, toen onze gemeentewerken samengevoegd werden met die van Veere. Alles wat niet in het archief kon, hebben ze hier gelegd. De dure dingen niet natuurlijk, die werden ‘overgenomen’ voor niks. Maar wat zou destijds zo’n tentje nou gekost kunnen hebben? Die zullen ze ongetwijfeld niet hebben overgenomen.”
“Hopelijk vinden we wat we zoeken.”
De Raaf pakje een etui vanachter de lijkenwagen en liep naar de schuur. De schuur was afgesloten met een hangslot, waar de Raaf met een paar pinnen uit zijn etui begon te morrelen. Vrijwel direct sprong het slot open.
“Staan we nu op punt om in te breken?”
“Als je zo’n goedkoop slot gebruikt, kan ik dit niet echt inbreken noemen. Kom.”
Het was donker in de schuur en het rook er muf. Jack pakte twee scheppen uit de hoek en zei; “ik leg deze vast in de bolide.”
“Ja, dan loop ik even naar achter.”
Toen Jack terug liep naar de schuur, kwam de Raaf er alweer uit met twee tenten.”
“Twee?”
“Ja Jack, ik denk maar zo; twee tenten weten meer dan één.”
“Hoe bedoel je?”
“Niks Jack. Soms bedoel ik niks. Ze zaten zo vast aan mekaar geknoopt, dat ik ze allebei maar heb meegenomen. We hoeven hier geen seconde langer te zijn dan nodig.”
“Je hebt gelijk.”
Bij de rotonde stapte Hollestelle in en de Raaf vroeg; “en?”
Hollestelle opende de plastic zak van de Spar en zei; “tadaa.”
“Je hebt Indische kruiden!”
“Ja, deze drie schijnen de basis te vormen voor ieder mengsel. Dus we zullen moeten testen welk mengsel werken gaat, maar in ieder geval kunnen we het testen! En jullie?”
“Twee tenten”, zei Jack vanaf de achterbank, “want twee tenten weten meer dan één.”
“Hoe bedoel je Jack?”
“Niks”, zei Jack.
De Raaf en Jack schoten in de lach en de Raaf lachte; “soms bedoelen we gewoon niks Kamiel. Niet waar Jack?”
“Helemaal waar de Raaf”, beantwoordde hij de knipoog van de Raaf in de achteruitkijkspiegel.
“Oh okay.”
“Hoe duur waren die kruiden by the way? Ziet er best prijzig uit. Onze spullen kostten dus helemaal niks!”, plaagde hij nu de commissaris. Want de Raaf wist, dat bij Hollestelle ieder dubbeltje op z’n kant ging waar het politie-uitgaven betrof.
“Zeg ik niet”, zei Hollestelle, in de wetenschap dat ieder bedrag hem op schampere opmerkingen van de Raaf zou komen te staan. En nu helemaal met twee gratis tenten achterin. Hoezeer hij de Raaf ook waardeerde, dat pleziertje gunde hij hem niet.
“Toe nou Kamiel, hoeveel was je kwijt.”
“Laat ik zeggen dat het niet niks was. En daar laat ik het bij. Ik heb trouwens wel drie bolussen.”
“Bolussen! Lekker!”
“Gewoon tegen winkelprijs, als je dat wil weten.”
“Mmm, niet niks dus”, en de mannen lachten toen ze de volgende rotonde namen. Het was een gekke ervaring, zich zo even opgelaten te voelen. Hollestelle was de eerste die zich schuldig begon te voelen.
“Rinus had hier vast ook om kunnen lachen.”
De Raaf keek even strak voor zich uit en zei; “we doen dit allemaal voor Rinus Kamiel. De boog kan niet altijd gespannen zijn.”
“Het is net alsof ik meneer Pastoor hoor. De boog kan niet altijd gespannen staan?”
“Wat de Raaf bedoelt”, zei Jack, “is dat je af en toe moet ventileren als je onder grote spanning staat.”
“Ventileren? Poepoe, spreek ik hier met mister fancy words?”
“Ik zeg al niks meer.”
“Dat Jack”, zei Hollestelle glimlachend, “is ook niet niks.”
En lachend reden ze de Zeedijk af.
“Tijd om weer serieus politiewerk te gaan doen”, zei Hollestelle, “toen ze achter bij de Raaf uitstapten.”
“Uiteraard Kamiel. Maar nu moeten we de gasleiding op gaan graven en dat kan nu echt nog niet.”
“Je hebt gelijk de Raaf. Beter wachten op het donker.”
“Hoe laat wordt het hier donker?’, vroeg Jack.
De Raaf keek op zijn horloge en zei; “over twee tot drie uur. En ik weet wel hoe we die nuttig kunnen invullen. We gaan eerst eten, ik maak speklapjes okay?”
De gedachte aan speklapjes van de Raaf deed Hollestelle beseffen; dat die knoop in z’n maag ook bestond uit gewoon honger. Hij had al die tijd nog geen hap door z’n keel gehad.
“Speklapjes? Ik weet dat je er een pop van kunt maken. Maar wat zijn speklapjes eigenlijk?”, vroeg Jack toen ze naar binnen liepen.
“Je hebt nog nooit speklapjes gehad?”
“Man oh man, ga jij er dan maar eens goed voor zitten.”
Jack was lyrisch over de speklapjes en kon er maar niet over ophouden.
“Speklapjes! Nog beter dan pizza! Je moet ze bij MacDonalds aan de man gaan brengen de Raaf! Big Speklap! Kerel, je zou binnen lopen.”
“Speklapjes zijn geen fastfood Jack.”
“Jaja I know. Maar ik heb nog nooit zoiets lekkers gegeten. Ik ben er helemaal vol van!”
Toen ze bij Kievit aan de keukendeur stonden, had jack het er al over om de speklapjes te franchisen.
“Okay Jack, er is een tijd voor speklapjes en een tijd om weer heel erg serieus te doen”, sprak Hollestelle ernstig.
“Oh ja, natuurlijk. Maar allemachtig, hoe maak je die toch?”
“De speklapjes zijn voor Serooskerke en nergens anders voor Jack. Duidelijk?”
“Duidelijk de Raaf. Ik pak de tentjes en de scheppen vast.”
“Exact Jack, we hebben een klus te doen”, en de Raaf liep de keuken van Kievit in. De keukendeur stond nog open en dat liet hen weten; dat Kievit nog steeds van slag was van het wokken.
“Kievit? Ben je wakker?”
“Ja”, klonk het. Even later zagen ze Kievit voor het eerst van hun leven zonder stofjas in de deuropening staan.
“Kievit? Waar is je stofjas?”
Na gisteren heb ik die opgehangen. Oh, ik zie dat jullie er alweer overheen zijn”, ging Kievit weerbarstig aan het keukentafeltje zitten.
Hollestelle ging tegenover hem zitten en begon de drie potten met Indische kruiden op tafel te zetten.
“Wat is dat?”
“Dat Kievit. Dat zijn origineel Indische kruiden. Dit zijn de drie basiskruiden, waarmee we het exacte kruidenmengsel kunnen maken dat we gisteren hebben gebruikt. Voor Rinus, begrijp je?”
“Spreek ik Russisch? Of heb ik jullie gisteren niet uitgelegd dat het gas op is?”
“Waar zal ik het laten?”, kwam Jack nu met de scheppen en de tenten binnen.
“Leg ze maar bij het rolluik van de werkplaats. Dat is hier rechtdoor”, zei de Raaf.
“Wie en wat is dat?”
“Dat is Jack, die ken je vast nog wel toch? Jack uit New York? Jack is een hele hoge pief bij de politie daar.”
“Connecties met de FBI Kievit”, knipoogde de Raaf.
“Hij is meteen gekomen om ons te helpen Rinus terug te krijgen. Want potverdulleme Kievit, het is Rinus terug of de gladiolen!”
Het enthousiasme werkte onbewust toch aanstekelijk op de gemoedstoestand van kievit, die zei; “okay, dat mengsel zou kunnen werken. Maar hoe kom je aan gas?”
“Putje graven Kievit!”, klopte de Raaf Kievit op zijn schouder en liep de werkplaats in.
“Wat de Raaf zei Kievit. Het is bijna donker. Dan graven we de gasleiding op en zetten het tentje erboven, zodat niemand argwaan krijgt. Dan moeten we de leiding aftappen, voor de meter! Snap je? Als we voor de meter kunnen aftappen, kunnen we zo alle flessen vullen uit zicht van alles en iedereen.”
“Zozo, jullie hebben niet stil gezeten. Hoe ben jij er zo snel bovenop gekomen?”
“Dat ben ik gans niet Kievit. Ik heb de hele nacht liggen janken in m’n kussen als een klein kind. En ik zweer op de bijbel, dat ik niet meer wil leven met de verschrikkelijke wetenschap van wat Rinus is overkomen. Jack heeft op me in weten te praten en hij had een goed punt. Als je ergens in kan, hoe onnatuurlijk ook, dan moet je er ook weer uit kunnen. Maar toen hij zei; dat mevrouw Pastoor ook uit die wereld, of wat het ook is, is gekomen, was ik om. Het gaf me hoop? In ieder geval heb ik vandaag voorzichtig weer iets terug gekregen, dat me weer wat op de been heeft gezet. Zodat ik alles in het werk stellen kan om Rinus terug te krijgen. Dat is nu al dat telt!”
“Je weet dat die gasleiding onder een enorme druk staat?”
“Nee, maar daar hebben we jou voor nodig niet waar?”
“Okay, maar als dit niet lukt Hollestelle, wat dan?”
“Eerlijk gezegd wil en kan ik daar niet aan denken Kievit.”
“Dan moeten we dat niet doen”, stond Kievit op en ging even voor de kapstok staan. Hij haalde een paar keer diep adem en schoot toen in zijn stofjas.
“Kom commissaris, we hebben heel veel gas nodig!”
Nu de mannen weer een doel voor ogen hadden, werden de taken als vanzelf verdeeld.
Kievit en Hollestelle begonnen alle gasflessen af te koppelen. En Jack en de Raaf bouwden i.t.t. de PTT eerst hun tentje voor het rolluik van Kievit. Daardoor konden ze uit het zicht hun putje graven. Het eerste putje bleek een vals putje. Ze zaten al mansdiep, toen ze nog geen leiding hadden gevonden.
“Het ziet er niet naar uit, dat er hier een gasleiding loopt de Raaf.”
“Gelukkig hebben we een tweede tentje Jack. Okay, laten we deze snel dichtgooien en in die andere gaan graven. De bestrating doen we wel als we alles achter de rug hebben. Dat tentje staat hier prima.”
Nadat ze het eerste gat snel hadden dicht gegooid, kropen ze het tweede tentje binnen en begonnen de stoeptegels te lichten. Nadat de gehele vloer van het tentje uit zand bestond, vingen ze aan te graven. Na een meter stootten ze al tegen de leiding aan.
“Voorzichtig Jack. We zullen de leiding met onze handen verder vrij moeten leggen. ‘k Moet er niet aan denken als we een gaslek veroorzaken.”
“Is dit wel een gasleiding de Raaf?”, vroeg Jack zich af, nadat ze de leiding vrij hadden gelegd.
“Verdorie”, keek de Raaf naar de koperen leiding, “nee Jack, dit is de waterleiding. Dan moet de gas nog dieper liggen. Kom, verder graven.”
Nog geen spadiepte verder stootte de Raaf de gasleiding pardoes lek. Het gas spoot met een enorme kracht het tentje bol, dat zonder de stevige haringen geheid de lucht in was geblazen.
“Roep Kievit Jack!”, wierp de Raaf zich op het spuitgat; als ware het een nog niet ontplofte granaat. De gasdruk in het tentje nam iets af, maar dit kon de Raaf nooit lang volhouden.
Jack kroop zo snel als hij kon het tentje uit en klopte in morsecode tegen het rolluik S.O.S, S.O.S.
“Dat is S.O.S. Hollestelle!”, liet Kievit zijn waterpomptang vallen en hij rende naar de knop van het rolluik. Toen deze een beetje geopend was, kwam Jack eronderdoor rollen en hijgde; “we hebben een spuiter!”
“Ik wist het!”, zei Kievit en rende naar achter. Snel kwam hij weer terug met een zware kist en vroeg; “waar is die spuiter?”
“In dat tentje”, wees Jack hem het licht wapperende tentje aan.
Snel liet Kievit zich zakken; “gaat het de Raaf?”
“Ja, maar niet veel langer hoor. Het is dat ik een bolle navel heb want anders?”
“Hou vol de Raaf. Jack? Geef me kniptang aan en een sifon uit de kist. En tape, heel veel tape!”
“Okay de Raaf. Dit wordt tricky. Er mag geen vonk bijkomen.”
“Vertel mij wat.”
“En als er een vonk toch bij komt, mag er absoluut geen zuurstof bijkomen. Blijven liggen kortom.”
“Ja en dan?”
“Dan heb je hier de kniptang. Daarmee moet je de leiding voorzichtig beetje bij beetje door gaan knippen.”
“Ik?”
“Ja. Jij ligt nu eenmaal op die spuiter. En geloof me, daar moet je op blijven liggen.”
De Raaf vloekte intens en nam zeer tegen zijn zin de kniptang aan en wurmde deze onder zijn buik door het zand, tot hij metaal op metaal voelde.
“Zoek op de tast het lek. Als het goed is, kan je dat voelen met de bek van de tang.”
“Als het goed is zegt ie”, en de Raaf begon de tang heen en weer te wiebelen.
“Voorzichtig de Raaf! Geen vonken nu!”
“Ja hallo, doe jij het dan! Ik doe m’n best hoor.”
“Ja en ik zit hier wel naast je.”
De Raaf keek even op naar Kievit en besefte; dat Kievit ook zijn leven op het spel zette.
“Ja, ik voel het Kievit!”
“Als het ook goed is, moet je de bek door dat lek laten geleiden. En dan voorzichtig gaan knippen zodra de bek open staat.”
“Ik heb geen idee wat je zegt, maar ik begrijp je gek genoeg wel. Ik ga nu knippen.”
Na een dik half uur voelde de Raaf de leiding los komen in twee delen.
“Hij is door de midden Kievit. Wat nu?”
“Nu wordt het spannend”, zat Kievit naar het sifon in zijn handen te kijken. Kan je een inschatting maken over welke diameter we het hier hebben?”
“Alsof ik hier een geodriehoek bij me heb! Natuurlijk kan ik dat niet Kievit!”
“Dan ga ik van de grootste uit. Jack, geef me die grijze uit de kist. Deze witte kan terug. … Dank je. Okay Jack, hier heb je twee rollen ducktape en pak een schaar uit de kist voordat ik het vergeet. Ja, die ja. Okay, span-nend!”
“Kan je even stoppen met dat spannend Kievit? k Heb bijna geen navel meer over. Ik hou dit niet meer vol.”
“Nog heel eventjes de Raaf. Jack, ga hier zitten. Als ik zeg ’tape’, dan moet je me zo snel mogelijk een halve meter tape aangeven, zo snel mogelijk ja?”
“Doe ik Kievit.”
“Okay. De Raaf?”
“Je ziet me hier toch liggen of niet dan?”
“Wilde zeker weten of ik je attentie had. Ik tel tot drie en dan kom je zo snel mogelijk overeind.”
“Het zou helpen, als ik wist wat het plan was Kievit.”
“Als jij overend bent, duik ik het spuitgat in en zal beide leidinguiteinden met deze sifon verbinden en zo snel mogelijk aftapen. Als ik de sifon ondersteboven weet vast te tapen, kunnen we het dekseltje gebruiken dat dient om de rommel uit de sifon te halen bij verstopping, als tapgat voor een gaskraantje. Helaas heb ik dat kraantje nog niet hier, want je hebt een spuiter veroorzaakt.”
“Zucht en zucht, hoe lang nog Kievit?”
“Als we de spuiter met de sifon onder controle weten te krijgen, denk ik; dat we het gevaarlijkste hebben gehad. Begrepen?”
“Ja, dat is een plan waar ik me in kan vinden. Ben jij er ook klaar voor Jack?”
“Zit hier met tape en schaar de Raaf.”
“Okay Kievit, zeg maar wanneer.”
“Ene, tweeë , …”
“Stop, stop Kieviet Stop!”
“Wat is er loos?”
“Nou ten eerste lig ik hier op een gasspuiter en ten tweede, kan je nou echt niet gewoon normaal aftellen?”
“Ik tel altijd zo af.”
“Ik vind het niet normaal. Ik word er peu nerveu van.”
“Zal ik dan aftellen?’, stelde Jack voor.
“Dat is mij om het eender”, zei Kievit, “wanneer je wilt.”
“Eén, twee, drie!”
De Raaf drukte zich op ‘drie’ zo snel mogelijk op, dat door de gasdruk merkwaardigerwijs vrij soepel ging. Vrijwel meteen viel hij met een zeer pijnlijke buik achterover tegen de muur van zand aan. Nog voordat hij echt goed omhoog was gekomen, klonk er al een keihard gesis, dat in de nachtelijke uren veel harde siste dan het overdag zou doen.
“Nee, not on my watch!”, kreunde de Raaf. Met beide handen begon hij de tentstokken vast te grijpen, toen de haringen al halverwege uit de stoepvoegen waren geduwd.
“Jeronimo!”, gilde Kievit. En hij dook, met de sifon ondersteboven voor zich uit gestrekt, het spuitgat in. Zand vloog nu at random hard door het tentje en Kievit gilde; “tape!”
Maar hoe Jack ook probeerde te knippen, het was niet te doen in deze kleine doch niet minder krachtige zandstorm. Hij gooide de schaar het tentje uit en rolde de tape met beide handen uit, waarna hij met zijn tanden een voldoende lang stuk tape van de rol af scheurde. Daarna gilde Jack tegen Kievit; “linkerzij nu!”
Kievit rolde waardoor het gas even van Jack af werd geblazen en Jack duwde de tape snel in zijn handen.
Druk wikkelend probeerde Kievit met de tape een deel van het sifon nu stevig vast te tapen aan een deel van de gasleiding.
“Tape!”
“Rechterzij nu!”
En zo voelden ze na een tijdje de druk al merkbaar afnemen. Dermate zo, dat Kievit omhoog kon komen en nu op zijn knieën de restlekkage stevig dicht kon tapen.
De Raaf liet de tentstokken los en zei; “heren, ik ben officieel kapot.”
“Knap gedaan de Raaf”, zei Jack. “Jij ook chapeau Kievit. Jullie hebben het schier onmogelijke toch maar mooi veilig gefikst.”
“Wij hebben het gefikst Jack, wij. Maar ook ik moet toegeven; dat ik nu best wel moe ben geworden”, kwam Kievit overend.
Het lek was gedicht.
Hollestelle kwam vanonder het rolluik naar het tent-gat rollen en zei; “alle flessen zijn losgekoppeld en staan hier achter het rolluik opgesteld. Hoe lang duurt het om zo’n fles te vullen Kievit?”
“Dank je, ja het is ons gelukt hoor commissaris. De Raaf heeft geen navel meer over, Jack z’n neusgaten bloeden nog na van het schuurzand en ik, ik had gelukkig m’n stofjas aan maar ben van top tot teen compleet kaal geschoren. Maar verder stelde dit helemaal niks voor.”
“Ik had alle vertrouwen in jullie. Fantastische job!”
“Dank je, een stief kwartiertje.”
“Een wat.”
“15 minuten, per fles.”
“Okay. Als we nu beginnen, dan kunnen we nog net voor zonsopgang gaan wokken.”
“Dat dacht ik niet”, klom Kievit de put uit. We zijn moe en dat gaat ons nekken. Kom de Raaf, jij ook Jack.”
Toen ze in de werkplaats stonden, sloot Kievit het rolluik en liep naar een kast die nog niet gedemonteerd was voor de wok.
“Hier”, zei hij, “ze zijn wel wat muf maar niet vies. En daar staan stretchers.
“Wat moeten we met kussens en stretchers Kievit?”
“Tukkie doen”, en Kievit ging op een stretcher liggen en sloot z’n ogen.
“Zeg hallo! Word jij eens wakker! We moeten al die flessen vullen!”
“Ik doe nog heel even m’n ogen open commissaris. Als we nu een tukkie doen, beloof ik je; dan hebben we die flessen eerder gevuld dan wanneer we nu vermoeid gaan vullen. Over anderhalf uur gaan we vullen. Kievit doet nu een tukkie.”
“Kievit is een rare ik weet”, zei de Raaf en legde een kussen op een stretcher. “Maar van werkplanning heeft ie meer verstand dan wij Hollestelle. Dus laten we eerst een tukkie doen. Truste.”
Jack schoof een stretcher aan en viel als een blok in slaap.
“Ja als ik zo’n jetlag had, viel ik ook meteen in slaap”, mokte de commissaris nog wat na. Maar toen zijn hoofd het kussen raakte, lag ie al een tukkie te doen.