Moordmeid in Serooskerke of elders, hoofdstuk X, Eén van twee offers
Hoofdstuk X Eén van twee offers
Hollestelle schrok wakker van gekras. Hij keek om zich heen en moest zich even oriënteren. Lang had ie niet geslapen maar wel heel erg diep. Toen hij op stond, om te kijken waar dat gekras vandaan kwam, merkte hij dat de powernap zijn werk gedaan had. Hij voelde zich best uitgerust en zag dat het gekras vanonder de wok vandaan kwam. Het was Kievit.
“Kievit, wat doe je?”
“Goedenacht commissaris. Kruisjes zetten.”
“Kruisjes zetten?”
Hollestelle liep naar de wok en zag wat Kievit aan het doen was. Met krijt zat hij overal onder de wok op zijn hurken kruisjes te krijten.
“Zo weten degenen die dadelijk de flessen weer terug moeten zetten en aansluiten op welke positie de fles komen moet. Gelijkmatige verwarming is essentieel.”
“Zijn jullie al bezig?”, hoorden ze de Raaf vanaf zijn stretcher vragen. “Jack? Jack! Wakker worden!”
Toen iedereen wakker was, legde Kievit zijn krijtje weg en wees naar de vloer onder de wok.
“Als je dadelijk een volle fles terug moet zetten, zet deze dan op één van deze kruisjes. Anders gezegd; geen enkele fles mag buiten een kruisje staan. Begrepen?”
Dat snapten de mannen wel. Ze liepen Kievit achterna, die naar de bedieningsknoppen van het rolluik liep. Hij opende het rolluik net voldoende, zodat ze er vrij gemakkelijk onderdoor konden rollen.
“Het rolluik kan niet volledig open. Niet iedereen hoeft te zien, dat we dalijk gaan wokken.”
Uit zijn stoffen jas pakte hij een koperen kraantje en vroeg aan Jack, om wat ducktape te pakken.
“En knip een stukje van die bruinoranje slang. Ligt ook in de kist. Dertig centimeter is voldoende en het komt niet op een centimeter meer of minder aan.”
“Wij gaan de kraan aansluiten. Kunnen jullie dan de flessen doen?”
“De Raaf rolt een lege fles de tent in, dan zet ik de volle weer terug op een kruisje”, zei Hollestelle.
“Wissel wel af en toe af”, zei Kievit. “Ze zijn nogal zwaar eenmaal gevuld.”
“Komt goed Kievit. Waar had je trouwens een waterpomptang?”
“Oh die? Die ligt nog onder de wok, waar ik ‘m heb laten vallen.”
Kievit rolde onder het rolluik door en Jack volgde met ducktape en het rubberen slangetje.
In de tent draaide Kievit het dopje van de omgekeerde sifon los en duwde krachtig het kraantje in de opening.
“Tape!”
Met meerdere wikkelingen werd het kraantje lekvrij gemonteerd.
“Slangetje!”
Hij spuugde eerst eens goed in het slangetje. Daarna duwde hij met draaiende bewegingen het bespuugde uiteinde van het slangetje over de conisch uitlopende uitgang van het gaskraantje.
“Klaar voor de eerste fles!”
De Raaf rolde op zijn buik de eerste fles naar buiten zo het tentje in. Daar duwde Kievit met behulp van speeksel het andere uiteinde van het slangetje op het gaskraantje van de lege fles fles. Daarna zette hij het kraantje van de hoofdleiding open en hoorbaar vulde de eerste fles zich met het illegaal afgetapte gas. Nadat de fles vol was, draaide hij beide kraantjes dicht en ontkoppelde de fles. Het was dan aan Jack; om de volle fles het tentje uit te duwen en deze naar het rolluik te doen laten rollen.
“Hier commissaris”, duwde Jack de fles krachtig naar het rolluik toe. Daar pakte Hollestelle de fles aan en rolde deze onder het rolluik door naar binnen. De fles was inderdaad vrij zwaar, maar toch nog net met één hand goed te tillen. Zo liep hij naar een kruisje en positioneerde de fles zo secuur mogelijk erop. Met de waterpomp tang draaide hij het brandertje weer vast, dat naast het kruisje op de grond lag.
Daarna liep hij weer terug naar het rolluik en hoorde van de Raaf; dat ze de tweede fles net aan het vullen waren.
De eerste paar flessen gingen wat onwennig. Maar vanaf fles 4 of 5 vonden de mannen zich in een zeker ritme; waardoor de samenwerking vlotjes begon te verlopen.
Kievit had gelijk, bedacht Hollestelle zich, terwijl hij de zoveelste gasfles op een krijtkruisje zette. Zonder dat tukkie doen, hadden ze ongetwijfeld niet zo effectief als een menselijk lopende band kunnen functioneren. Wel had hij nu beide handen nodig om de flessen naar hun kruisje te sjouwen. De Raaf merkte dat ook op en zei, toen Hollestelle na montage van de zoveelste brander terug naar het rolluik liep; “changé!”
Het naar buiten rollen van de lege gasflessen was een heel stuk minder vermoeiend. En ook hier dankte Hollestelle hun fietsenmaker, die hen daar bij aanvang nog even op gewezen had.
Dankzij de powernap konden de mannen aan één stuk doorwerken. Dermate veel sneller dan ze bij aanvang vermoed hadden; dat de Raaf na de zoveelste ‘changé’, nog maar zes lege flessen telde, want de zevende werd al in het tentje bijgevuld.
“Kijk Kamiel. Nog maar zes flessen.”
“Dat meen je niet?”, keek de commissaris verbaasd naar het kleine rijtje gasflessen bij de Raaf. Hij draaide zich om en zag een meer dan indrukwekkend gasveld, dat dankzij hun inspanning onder de wok was ontstaan. Hij keek op zijn horloge en zei; “ruim voor op schema de Raaf. We liggen ruim voor!”
Optimistisch ging hij weer achter het rolluik op zijn buik liggen wachten op de volgende fles, die ieder moment door Jack uit het tentje geduwd kon worden. Deze keer moest hij langer wachten dan voorheen. De voorflap van het tentje ging omhoog en Hollestelle zette zich schrap om de fles in ontvangst te kunnen nemen. Doch deze keer kwam er geen gasfles uitgerold, maar stak Jack zijn hoofd buiten het tentje.
“We hebben een probleem.”
“Wat is er aan de hand?”
“Ons spuug is op. En nou krijgen we het slangetje er niet meer om.”
Gelijk de mannen binnen werkten Jack en Kievit ook in ploegen. Tegen de tijd dat het spuug van Kievit op was, nam Jack het over en andersom. Maar nu waren ze op een punt gekomen; dat ze beiden met een compleet uitgedroogde mond waren komen te zitten. Met geen mogelijkheid kregen ze het slangetje nog veilig dan wel deugdelijk om het kraantje van de fles.
“Kievit zit nu al zeker vijf minuten te klooien. Maar zonder spuug gaat het gewoon niet lukken.”
Hollestelle zag in, dat hoewel ze nog voor op schema lagen, dat deze vertraging heel snel desastreus zou kunnen worden.
“Dreft?”, stelde Hollestelle voor, zal ik wat Dreft uit de keuken pakken?”
Jack schudde zijn hoofd.
“Neen. dat heb ik ook al geopperd. Volgens Kievit is de kans te groot; dat we dan met een vervuilde brander komen te zitten en dan wordt de wok niet gelijkmatig verwarmd. Het moet per se spuug zijn.”
“Net nu we lekker bezig waren”, zuchtte de Raaf, die op zijn buik rechts van Hollestelle lag.
“Verdulleme”, zei Hollestelle, die de tijd weg voelde tikken. “Wat nu?”
De Raaf stond op, opende het rolluik nog ietsje verder en dook vervolgens onder het rolluik door en rolde zo het tentje in.
“Geef mij dat slangetje eens Kievit”, en de Raaf spuugde in het uiteinde van het rubberen slangetje.
Nu kreeg Kievit het slangetje weer op z’n plek en opende het kraantje van de hoofdleiding.
“Dank de Raaf, maar dit is geen oplossing voor de lange termijn. Kost te veel tijd.”
“Weet ik, heb al een oplossing denk ik. Als de volgende fles komt, duw meteen dat slangetje erop okay?”
“Zonder spuug kan dat niet.”
“Kievit! Deze ene keer kerel; doe eens wat ik zeg. Meteen slangetje erop!”, en hij klom weer het tentje uit en rolde onder het rolluik door naar binnen.
“Hollestelle, je moet me dalijk helpen. Als je de volgende fles af heb gemonteerd, dan moet je naar mijn positie komen okay?”
“Je bedoelt changé?”
“Niet helemaal, pas op; daar komt weer een volle.”
“Okay”, pakte Hollestelle de volle fles op en zette deze op zijn kruisje. Nadat de brander stevig was vastgedraaid, liep hij naar de plek van de Raaf, waar hij hooglijk verbaasd begon te kijken.
De Raaf lag bovenop een gasfles op z’n kant. Hij had de fles met beide armen en benen stevig vast geklemd en had zich bovendien met zijn mond ook nog eens vastgezogen aan het uiteinde van het gaskraantje.
“Wat is dit de Raaf? Je lijkt wel een baby met een veels te grote zuigfles?”
“Ik kan niet lang praten”, liet de Raaf het kraantje even los. “Duw mij met fles en al onder het rolluik door, met je voet hoor je? Gewoon krachtig duwen. Dan rol ik met fles en al zuigend, maar vooral sabbelend, naar de tent. Hopelijk is het kraantje dan nog nat genoeg met spuug, wanneer Kievit het slangetje erop kan doen. Kom, niet langer treuzelen nu!”, en hij begon hard aan het kraantje te sabbelen.
Hollestelle zette zijn zool op de fles en probeerde de Raaf niet aan te raken om hem niet te bezeren. Daarna zette hij zich zo hard mogelijk af en de Raaf rolde hotsend en botsend naar het tentje toe.
Al tollende met de fles begon de Raaf verschrikt te kijken; want dit leek veel te hard te gaan. Met een noodgang vloog de fles het tentje in en werd afgeremd door het niets vermoedende hoofd van Jack, die na een hol tokgeluid bewusteloos achterover viel.
“Slangetje nu!”, bracht de Raaf hijgend uit, terwijl hij zo snel mogelijk weer uit het tentje begon te klauteren. In zijn ooghoek zag hij Jack liggen. Maar nu was er even geen tijd om zich daarom te bekommeren.
“Je zult de laatste flessen alleen moeten doen Kievit”, zei hij nog en rolde weer naar binnen.
Hollestelle stond weer op de ontvangstpositie en vroeg: “en? Is het gelukt?”
“Volgende keer iets minder hard graag.”
De creatieve oplossing van de Raaf leverde weliswaar vertraging op, maar het werkte wel. Net toen Kievit de op één na laatste fles aan het vullen was, kwam Jack weer bij. Kievit legde uit wat er gebeurd was; “bedrijfsongeval.”
Jack was weer helemaal bij zijn positieven om de volle fles weer naar buiten te kunnen werken.
“Dit … hots … is … bots … de … hots … laatste … bots … Hé Jack, ook weer onder mensen?”
Nadat de laatste fles gevuld was, draaide Kievit de dop weer op de sifon na het kraantje te hebben gedemonteerd. Hij gebruikte zowat alle ducktape uit de kist; om de sifon zo goed en duurzaam mogelijk definitief vast te tapen, waarna ze het gat weer dicht gooiden met zand.
Mocht nu een nieuwsgierige dorpeling in één van de twee tentjes komen gluren, zou die slechts zand zien met een stapel stoeptegels. Het oogde als werkzaamheden die nog moesten beginnen, dan wel als werkzaamheden die reeds waren gedaan.
Kievit rolde als laatste onder het rolluik door naar binnen en drukte binnen op de knop, waardoor het rolluik weer volledig gesloten werd. Hij klopte zijn stofjas af en keek tevreden om zich heen.
“Ik moet eerlijk bekennen; dat ik hier een heel hard hoofd in had. Maar ik zie dat alle flessen keurig op hun plek staan. Volgens mij kunnen we wokken.
Hollestelle verdeelde de woktaken.
“De Raaf? Wil jij de kruiden uit de keuken halen? Jack? Wij moeten dalijk de branders open gaan zetten. Dat is nogal een precaire klus. Dat moet zo snel mogelijk. gebeuren. Ik neem de buitenste ring voor mijn rekening, de Raaf de binnenst en die zal bij full circle naar binnen toe gaan werken. Jij moet in de midden daar beginnen en werk dan in steeds grotere cirkels naar buiten toe. Du moment je de Raaf tegenkomt, staan al jullie branders open en dan moet je als de sodemieter die ladder daar opklimmen. Heb je me helemaal begrepen Jack? Dit is heel belangrijk. En oh ja; twee halve slagen naar links is genoeg. Voor meer is geen tijd.”
“Ik ga met de middelste beginnen, twee slagen linksom, loop dan in steeds grotere cirkels om alle flessen na de middelste open te draaien. Kom ik de Raaf tegen, staan ze allemaal open en ren ik als de sodemieter naar die ladder daar.”
“Precies Jack. Dan klim je snel mogelijk omhoog en hopelijk ben ik ook op tijd boven, opdat Kievit de branders op afstand kan doen ontsteken.”
“Ik bedenk me net”, zei de Raaf, met de potten kruiden in zijn armen de werkplaats binnen komende; “dat we Jack nog instructies moeten geven.”
“Zojuist gedaan, hij weet wat ie moet doen. Zeg de Raaf? Deze keer heb ik de bezem bij jouw ladder gezet als je het niet erg vind. Ik neem de kruiden naar boven. Het mag van mij ook andersom, als je dat liever hebt?”
“Nee, jij hebt de kruiden al eerder prima in de wok gekregen. Nee, prima zo.”
“Okay dan Kievit … Hè, waar is Kievit?”
“Willen jullie nu eens opschieten”, fluisterde Kievit vanonder de TL-bak bovenop zijn ladder.
“Oh ja, ook heel belangrijk Jack. Als je aan de rand van de wok staat; fluister! Niet gewoon praten want ik weet niet hoeveel geluid daar versterkt wordt maar het is echt heel erg veel.”
“Van de midden naar buiten, twee slagen links, ladder, fluisteren. Got it commissaris.”
Hollestelle zette de potten kruiden naast zijn ladder op de grond en ging gehurkt zitten in de buitenste ring.
De Raaf liep naar zijn positie en Jack ging naast de middelste zitten. Staan was sowieso onmogelijk door de enorme wok. Dus was het geen probleem; dat ze vergeten waren aan Jack te melden, dat de flessen gehurkt open gedraaid moesten worden.
“Okay mannen, voor Rinus. Eén, twee, drie!”
Toen Jack na al die rondjes de Raaf tegen kwam, spreidde de Raaf zijn armen. Maar Jack was Rinus niet en een ongemakkelijke omhelzing volgde.
“Hoort dit erbij?”, vroeg Jack.
“Geen tijd om uit te leggen, rennen!”
Jack en de Raaf renden naar hun ladder en Jack was als eerste bovenaan de wok. Daar viel hij bijna van zijn ladder, zo onder de indruk was hij; dat hij deze overweldigende indruk even niet kon verwerken. De wok zag er zo indrukwekkend uit, dat Jack fluisterde; “de NASA had dit niet beter weten te maken. Wat een pracht van een wok.”
“Dank je. Het is een wajangwok”, fluisterde Kievit terug, toen de bezem van de Raaf over de kant werd gekanteld. Even later stond ook de Raaf klaar om de kruiden naar het midden van de wok te vegen. Ze roken al een aardige gaslucht, toen Hollestelle met de kruidenpotten vanachter de rand in hun gezichtsveld kwam.
“Nu Kievit, nu!”, hijgde hij.
Met een doffe dreun ploften de gasbranders als één mega brander aan.
Kievit ontdeed zich van de dodemansknop en fluisterde; “we worden hier steeds beter in.”
Hollestelle besloot puur instinctief op dat moment pas om de kruiden 1:1 te mengen. Hij had daar nog geeneens over nagedacht. Daarna fluisterde Hollestelle naar de Raaf; om de drie gekleurde hoopjes poeder heel voorzichtig naar beneden te vegen. Door het naar het beneden vegen, werden de hoopjes tot één gekleurd hoopje; dat vrijwel identiek leek te kleuren aan het origineel gebruikte mengsel.
“Ziet er wel zo uit niet?”, fluisterde Hollestelle.
“Volgens mij wel”, veegde de Raaf het hoopje verder naar beneden.
“Nou?”, hing Kievit nu zo ver mogelijk over de rand van de wok heen; “ik weet het zo net nog niet.”
Alsof hij een oude wijn aan het keuren was, zagen ze Kievit geconcentreerd ruiken. Ze zagen het niet alleen, ze hoorden het zelfs luid en duidelijk door de versterkte akoestiek die bovenaan de wok op z’n sterkst was.
“Neen”, fluisterde Kievit na een paar snuifjes, “ik mis scherpte.”
“Kievit heeft gelijk Hollestelle. Het ruikt inderdaad veel milder”, zei de Raaf al voorzichtig vegende.
“Wie heeft er peper thuis?”, fluisterde Hollestelle, die zich wel voor de kop slaan kon. Natuurlijk moest er nog peper bij!
“Nee”, zei Kievit tussen twee snuifjes door. “Ik hou niet van sterk gekruid eten.”
“In de koelkast van de slagerij Kamiel. Onderaan. Groente-la!”, zei Hollestelle, terwijl hij de telescoopbezem weer wat langer maakte.
De commissaris daalde de warmte in, die halverwege bijna ondraaglijk aanvoelde. Gelukkig was het op de begane grond beter te doen en hij rende de gang in en via de keuken naar buiten. Achterom rende hij de keuken van de Raaf in en de gang op naar de slagerij. Hij wist waar de koelkast stond en liep er naar toe. In de groente-la lagen drie gele pepers, die hij eruit griste. Hij rende terug, maar stopte abrupt; toen hij het messenblok op het aanrecht zag staan. Snel pakte hij er een klein scherp mesje uit en dankbaar dat hij daar nog aan gedacht had, rende hij weer naar de wok en klom de ladder op.
“En?”, hijgde hij weer terug boven, “hoe gaat het?”
“Ik denk dat je net op tijd bent. De kruiden liggen net in de midden.”
Bevend sneed Hollestelle een schijfje van een pepertje en gooide deze de wok in, precies op het hoopje kruiden. De Raaf borg de bezem op, want die was niet meer nodig nu.
“Kievit?”, fluisterde Hollestelle en hijgde voorzichtig uit.
“Meer peper.”
Pas toen Hollestelle anderhalve peper versneden had, stak Kievit zijn hand in de lucht .
“Genoeg peper”, fluisterde hij en ging weer wat terug hangen.
“Ja”, fluisterde de Raaf, “ruik je het ook?”
De commissaris knikte instemmend. Niet alleen rook hij de bekende scherpte weer, ook de kleur van het hoopje kruiden was door de verwarming van de wok veranderd en leek in alles nu identiek aan het originele mengsel.
“Kwestie van geduld nu”, fluisterde Kievit.
Na een tijdje begon de wok inderdaad te gloeien rondom het hoopje kruiden waar een klein pluimpje was ontstaan, dat omhoog begon te dwarrelen.
“Wat je ook doet Jack, laat de rand van de wok nooit los”, fluisterde de Raaf voor de zekerheid tegen Jack.
Hoewel Jack het hele verhaal tot in details had gehoord, klemde hij zich onbewust nog wat steviger vast aan de rand van de wok.
“Oh Heer hoor mij nu toch eens heel hard bidden. Ik bid niet voor mij maar voor Rinus. Laat, bid en smeek ik U, het lijntje van Rinus zijn levenslijn worden. Ik …”
Plotseling hoorde meneer Pastoor in zijn hoofd een Stem die zei; “Twee, twee offers.”
Daarna zweeg de Stem weer. Meneer Pastoor voelde zich ondanks zijn overleden staat helemaal warm worden.
“Werkelijk Heer? Nu pas spreekt U tot mij?”
Toen het stil bleef, hervatte meneer Pastoor zijn gebed en bleef bidden zo lang hij kon.
“Ik … kan .. niet … meer”, hoorde hij Rinus zachtjes in trance tegenover hem kreunen.
Rinus liet de pot met kruiden vallen. Hij had zich nog nooit zo dodelijk vermoeid gevoeld. In het begin biggelden er nog tranen over zijn wangen bij de gedachten aan al die hij lief had. Maar zijn tranen waren al lang op. Ook zijn energie om nog langer aan zijn naasten en iedereen in zijn wereld te kunnen denken. Toen de pot met kruiden viel, haastte meneer Pastoor zich en zei snel; “amen.”
Rinus sloeg zijn met bloed doorlopen ogen open en zei; “ik kan niet meer meneer Pastoor.”
Hij wilde gaan grienen, maar had geen tranen meer. Dus keek hij hulpeloos en wanhopig meneer Pastoor aan.
“Je kan nooit meer dan je best doen Rinus. En geloof mij maar jongen, je hebt zelfs meer dan dat gedaan.”
“Dat zegt U ook alleen maar uit compassie.”
“Dat is waar Rinus. Maar daar is geen enkel woord van gelogen. Echt Rinus, meer dat dit kan je niet meer doen. Net voordat je de pot vallen liet, kreeg ik een bericht door en ja, ik denk een bericht van Hem.”
“Dat meent U niet?”
“Ik meen dit net zo serieus als dat ik enorm trots op jouw prestatie ben Rinus. Het was echter een bijzonder kort bericht, maar een bericht bovenal. Twee offers. Dat is al dat die Stem zei; twee offers.”
“Wat zou daarmee worden bedoeld meneer Pastoor?”
“Twee offers natuurlijk Rinus.”
“Ja dat zei U al. Kunt U iets meer specifiek zijn?”
“Twee offers zijn er volgens mij nodig hier. Twee offers voor Verlossing.”
“Maar wat moet geofferd worden. … Mensen?”
“Toen Eva die appel had opgegeten begreep de Here; dat de mens, die Hij gemaakt had, niet alleen goed kon zijn maar ook zondig. Ik denk, dat we wel kunnen stellen; dat mevrouw Pastoor zich behoorlijk zondig heeft gedragen.”
“Behoorlijk dekt de ernst van haar zonde bij lange na niet.”
“Het gaat om de zonde sec Rinus. En wat heeft de Heer gedaan tegen de zonde?”
“Hij maakte Adam en daarmee ons mannen sterker?”
“Rinus! Wat een conservatieve gedachte. Heb je ooit wel goed naar mijn preken op zondag geluisterd?”
“Nu”, schuifelde Rinus wat op zijn billen, “de Raaf praatte er wel heel vaak doorheen. Kunt U mij dat ooit vergeven?”
“Daar gaat het niet om Rinus. Of eigenlijk juist wel. Van belang hier is; dat ik je niet hoef te vergeven.”
“Hoe bedoelt U dat nu weer?”
“De Heer heeft niet Adam sterker gemaakt, noch heeft hij Eva op haar falie gegeven. Nee Rinus, de Here offerde zijn eigen Zoon op!”
“Potverdrie. Ja natuurlijk. Hij nam alle zonde van de mensheid op zich.”
“Je hebt dus toch geluisterd? Snap je nu, dat ik je niet hoef te vergeven? Als gelovige ben je dat al lang. Maar natuurlijk ziet iedere pastoor dit wel graag bevestigd en zeker op zondag. Gewoon naar de mis komen is toch niet zoveel gevraagd voor Zijn offer?”
“Ja, dat snap ik en dat is het zeker niet. Maar ik snap nu ook, dat het menselijke offers moeten zijn … Eerlijk gezegd maakt dat mij wel mistroostig meneer Pastoor.”
“Zonder leed kan een mens niet zonder pijn leven.”
“Meneer Pastoor, ik waardeer U enorm. Maar nu zegt U iets waar ik gewoon boos om kan worden. Waarom is leed nodig? Waarom kunnen mensen niet gewoon altijd vrij van leed blijven? Nee, ik word hier echt wel een beetje boos om.”
“Okay stel je het volgende voor. Stel je voor; dat we in deze wereld de macht zouden hebben om al het leed uit te bannen. Dan leven hier allemaal Copypaste-mensen die geen leed kennen. Dan kunnen ze copypasten wat ze willen, maar hoe in hemelsnaam kunnen ze zich dan nog ooit echt pijnvrij voelen? Ze kennen geen leed. Dus weten ze ook niet hoe het voelen moet als er geen leed is.”
“Dan voelen ze zich toch gewoon zoals ze zich voelen?”
“Als robots misschien. Maar het leedvrij zijn kunnen ze in ieder geval nooit waarderen. Dus kunnen ze er ook niet van genieten. Een samenleving zonder genot? Is dat wat je dan wilt? Beste Rinus, er bestaat geen leven zonder zonde, omdat dat geen leven zou zijn.”
Dit was te veel voor Rinus. Hij voelde wel, dat zijn boosheid niet helemaal terecht was. Maar helemaal dat van zich afzetten kon hij niet.
“Toch vind ik dat twee offers …”, begon Rinus weer.
Zijn stemgeluid werd overwaait door een plotseling opkomende wind.
“Rinus! Kijk!”, wees meneer Pastoor omhoog.
De hemel begon een oranjerode gloed te krijgen dat overging in geelbruin en weer terug. Toen de kleur tot één kleur door de wind was gemengd; begon het pas echt goed te waaien.
De mannen stonden op en keken om zich heen. Maar ze zagen nergens een plek waar ze konden schuilen. Dus konden ze net zo goed blijven staan waar ze stonden.
“Het is de storm Rinus!”, gilde meneer Pastoor; “kijk! Het is de wokstorm!”
Toen de storm heel hard aan het stormen was, zagen ze dat de hemel om hen heen begon te wervelen.
“Ruik je de kruiden?”
En inderdaad voelde Rinus de specerijen prikken in zijn neus. Op het volgende moment dat hij opkeek, stonden ze in het midden van een reusachtige storm; die wild razend op om hen heen aan het draaien was. Het was alsof ze in een soort van verticale tunnel zaten, waar overal om hen heen de meest zware vrachttreinen doorheen denderden. De tunnel begon van boven uiteen te gaan. En niet veel later stonden ze in een enorme wok; waarvan de wanden werden gevormd door een dikke specerijenrook, die ze zomaar hadden kunnen aanraken. Maar ze dorsten niet. Daarvoor was de storm te hevig. Hoe ze ook gilden tegen mekander; ze konden elkander niet meer horen. En toen zagen ze de hoofden.
“DIT IS NORMAAL JACK”, gilde Hollestelle naar Jack.
Toen Jack merkte dat zijn hoofd eraf ging, schrok hij zo; dat ie bijna had losgelaten.
Hij was dan wel niet helemaal gerustgesteld door de woorden van de commissaris. Het deed hem wel de rand van de wok weer stevig vasthouden. Ondanks dat hij zich daarover verbaasde; dat ie dat zo zonder hoofd kon doen.
Toen iedereen zijn hoofd er als het ware weer bij had; hingen ze allemaal horizontaal aan de rand van de wok.
Jack voelde dat de zwaartekracht was verdwenen, maar de storm raasde in nog meer intensiteit door de wok. Instinctief voelde hij aan; dat hij met gemak zich beet kon blijven houden, maar loslaten zou levensgevaarlijk zijn. De storm ging plotseling liggen en Jack verwonderde zich nu nog meer. Hij bleef gewoon zweven?
“Je kan nu even loslaten Jack”, fluisterde Hollestelle.
“Kijk Jack!”, fluisterde de Raaf, die salto’s aan het maken was in de lucht.
“We zitten in het oog”, zei Kievit.
Toen durfde Jack ook pas even los te laten.
“Dadelijk gaat het gebeuren mannen”, zei Hollestelle op zijn rug zwevende met de benen over mekaar. “Rinus verdween aan en in het einde van de storm. Als het goed is, zullen wij hem dan ook daar weer aantreffen. Veel tijd zullen we niet hebben. Dus degene die Rinus kan grijpen, moet dat meteen doen okay?”
“Je bedoelt zonder aftellen?”, keek de Raaf vanuit salto komende Hollestelle ongelovig aan.
“Ja. Niemand gaat hier eerst 1, 2, 3 tellen. Zie je Rinus? Dan grijp je hem! Horen jullie mij?”
“We moeten ons weer vast gaan houden”, zei Kievit.
De mannen zweefden weer naar de wokrand toe. Iedereen had zich weer goed vast, toen de storm met een doffe klap weer in alle hevigheid terug keerde.
Het was de Raaf, die als voorbeeld diende voor de rest. In plaats van buiten de wok, ging hij tegendraads zoals hij is in de wok hangen.
“DE RAAF? WAT DOE JE?”
“ALS JE EEN DRENKELING IN DE REDDINGSBOOT WILT KIEPEREN, SPRING JEZELF TOCH OOK NIET HET WATER IN?”
De vergelijking die de Raaf maakte, sloeg zoals gewoonlijk nergens op en toch ook weer wel. De mannen begrepen tenminste, dat ze binnen de wok hangende; Rinus in ieder geval heel wat makkelijker uit de wok zouden kunnen trekken. En dat, dat op zich al moeilijk genoeg was; besloten ze het voorbeeld van de Raaf te volgen.
Nu hingen ze met hun benen in de razende specerijenrook en dat prikte behoorlijk. En niet alleen dat. Ze merkten nu ook, dat ze veel meer moeite moesten doen om zich beet te houden aan de rand van de wok.
“HOU JE STEVIG VAST!”. gilde kievit. “MIDDELPUNT VLIEGENDE KRACHT TREKT ZICH VAN ZWAARTEKRACHT NIKS AAN! HOU JE VAST EN LAAT NIET LOS!”
Plotseling voelden ze iemand tegen hun voeten aan tikken?
De hoofden, die om meneer Pastoor en Rinus heen aan het razen waren, verdwenen als bij toverslag.
Die hoofden gingen zo snel; dat noch Rinus, noch meneer Pastoor een hoofd kon herkennen. In diezelfde toverslag stopte de tornado om hen heen. En nu keken ze tegen een statische wolkenmuur van kruidenrook aan. Het voelde buitenaards aan, hoewel ze dat al een poosje waren.
“Het oog”, fluisterde Rinus, “dit moet het oog zijn meneer Pastoor. En die hoofden? Zou het echt?”
“Dat gaan we snel genoeg weten Rinus. Als dadelijk de storm weer begint, kijk dan uit naar een hand. Als je een hand ziet, probeer die dan vast te grijpen en laat niet meer los wat er ook gebeurt. Die hand Rinus, dat is jouw levenslijn.”
Rinus verkeerde nu in een hevige tweestrijd. Want mocht hij zijn levenslijn weten te pakken, wat dan met meneer Pastoor?
Meneer Pastoor zag de twijfel in de ogen van Rinus en zei: “je moet leven Rinus! Hoor je me? Je moet leven!”
“Ja, maar U dan?”
“Voor mij is het te laat, je hebt me toch zelf opgegraven? Ik ben niet meer Rinus, jij nog wel. Bovendien moet je leven om mijn moord op te lossen!”
Meer konden ze niet meer zeggen. De storm begon weer in alle hevigheid. Rinus tuurde geconcentreerd in de wervelende kruidenrook om hen heen. Hoe hij ook tuurde, hij zag maar geen hand. Maar toen zag hij wel een voet?
“IS EEN VOET OOK GOED MENEER PASTOOR?”, gilde hij tevergeefs.
Meneer Pastoor hoorde hem niet, maar wees wel op een voet dat plotseling uit de muur van rook tevoorschijn kwam.
Rinus sprong, maar hij miste. Een volgende voet kwam. Maar deze wist hij slechts aan te tikken. Na meerdere pogingen begon Rinus wanhopig te worden. Hij kon de voeten wel aantikken, maar kon ze onmogelijk vastpakken.
De storm liep op z’n eind en iedereen in beide werelden besefte; dat ze tegen de deadline van de levenslijn van Rinus aan zaten. Dat de kruidenstorm bijna was uitgeraasd, merkten ze aan het minder dik worden van de rook. De eerst ondoordringbare muur van specerijenrook leek op te lossen en plotseling gilde iemand; “IK ZIE RINUS! DAAR! NAAST MENEER PASTOOR STAAT IE!”
Aan de rand van de wok was het kabaal ook niet om over naar huis te schrijven. Maar met heel hard gillen konden de mannen nog wel communiceren en ze keken de wok in. Daar zagen ze inderdaad Rinus en meneer Pastoor. Meneer Pastoor stond stil te kijken. En Rinus stond wanhopig te springen.
“HIJ KAN ALLEEN ONZE VOETEN AANTIKKEN!”
Jack voelde op dat moment; dat het Rinus gelukt was, om met beide handen zijn rechtervoet te omklemmen.
“IK HEB HEM!”, gilde Jack verrast en opgelucht.
Met een ferme zwaai wilde hij Rinus over de rand van de wok slingeren. Bij het afzetten, voelde hij tot zijn bittere teleurstelling; dat zijn schoen van zijn voet getrokken werd. En Rinus viel met schoen en al weer terug naast meneer Pastoor. Jack bedacht zich geen moment. Hoewel iedereen zag wat Jack deed, ging het simpelweg allemaal te snel.
Jack draaide zich om en zette zich met zijn voeten heel hard af tegen de rand van de wok en dook met een noodgang de razende kruidenmuur van rook in.
Rinus zag Jack uit de muur komen en greep zijn hand. Jack landde hard op de grond van de andere wereld en gebruikte het momentum om Rinus met al zijn macht terug de storm in te gooien.
Rinus kon Jack maar heel eventjes aankijken, doch net lang genoeg om zijn lippen te lezen die zeiden; “go back.”
Met een verschrikkelijke harde klap knalde Rinus tegen de plaatstalen wand van de wok aan en wist houvast aan de rand te vinden, toen de storm plotseling ging liggen.
De kruiden waren opgebrand en de branders leeg.
Stil hing Rinus aan de wand en huilde van geluk en van verdriet.
“Jack?”, fluisterde Hollestelle tegen beter weten in.
Met moeite trok Rinus zich op en ging op de rand van de wok zitten. Daar merkte hij, dat hij weer wat tranen terug had.
“Jack Chef? Jack is offer nummer één … ”
Niet veel later zaten de mannen met bijzonder gemengde gevoelens in het keukentje van Kievit.
Het verlies van Jack dempte de vreugde aanzienlijk. Het was nu net alsof ze niks gewonnen hadden, maar eerder toch een klein beetje verloren. Het was Kievit die als eerste weer comme Kievit uit de hoek kwam.
“Zo, klaar ermee nu”, zei hij en stond op. “Ik kende Jack toch niet zo goed. En als jullie mij willen excuseren, ik heb een wok af te breken. De zaak is lang genoeg gesloten geweest. Vergeten jullie de stoeptegels niet?”
En zo liep Kievit zonder verdere poespas de keuken uit.
“Hoe moeilijk het ook is nu; Kievit heeft wel gelijk. De zon komt bijna op en veel tijd hebben we niet meer om de bestrating weer in orde te maken.”
De Raaf stond op en zei; “laten we dat nu maar meteen doen dan.”
“Ik kom zo”, zei Hollestelle en liep naar de werkplaats.
“Kievit? We hebben nog kruiden en aan gas kunnen we ook komen. En Jack zit daar nu vast?”
“Ja, maar heb je ook niet gezien; hoe onmogelijk het bleek om Rinus terug te krijgen? Toen Rinus meneer Pastoor eruit wilde trekken, kon hij zijn hand ook alleen maar pakken door de rand los te laten.”
“Je hebt gelijk”, fluisterde Hollestelle en liep verdoofd de hal weer in.
Via het achterpoortje hoorde hij stratenmakersgeluiden en zag dat Rinus en de Raaf al met het tweede gat bezig waren, toen hij de hoek om kwam. Tegen de gevel lagen de tentjes met scheppen, die hij oppakte. Hij liep terug naar de achterplaats van de Raaf en legde de tenten met scheppen achterin. Nadat hij de achterklep dicht had geduwd, realiseerde hij zich de onmogelijkheid om Jack te redden nog meer. Tegelijkertijd voelde hij een enorme blijdschap, dat Rinus weer terug was.
In die blijdschap met zwaar schuldgevoel liep hij de achterpoort door naar de mannen vooraan.
Rinus had net de laatste stoeptegel gelegd en ja; het was te zien dat er gegraven was. Maar het zag er ook uit als dat de werkzaamheden afgerond waren.
Toen ze het zand van hun kleding klopten, zei Rinus; “ik vind dat we moeten debriefen op het bureau Chef.”
“Moet je niet rusten?”
Rinus keek Hollestelle aan en zei, toen tranen weer begonnen te biggelen; “als er iemand was die privé en zaken wist te scheiden, dan was het Jack wel. Arme, arme Jack. Ik ben ervan overtuigd, dat Jack ons wel had gemaand om naar het bureau te gaan als we nu zouden gaan rusten Chef.”
Hollestelle zag Jack weer aan zijn bed van verdriet staan. En hoe Jack hem in feite de les had gelezen; dat hij niet voor niks hoofdcommissaris was. En Jack had daarmee gelijk. Het werd tijd, dat hij zich daar eens naar zou gaan gedragen. Zolang hij nog niet met pensioen was, moest hij werken zoals hij altijd werkte. Geen tijd meer voor twijfel, maar wel hoog tijd voor gewoon gedegen politiewerk.
“Ik heb de tenten met scheppen in je lijkenwagen gelegd de Raaf. En ja Rinus, je hebt gelijk. Kom, naar het bureau nu.”
De mannen liepen stilzwijgend de straat van het bureau in en net voordat de eerste zonnestraaltjes zich over het dorp konden werpen, vroeg Rinus naast de automaat; “koffie?”