Moordmeid in Serooskerke of elders, hoofdstuk V, Bureau gesloten.
Hoofdstuk V Bureau gesloten
Gehaktdag is doorgaans de drukste dag van de week voor de Raaf. Zo ook deze woensdag en tegen sluitingstijd kon hij geen gehakt meer zien. Net op het moment dat hij de knip erop wilde gaan doen, rinkelde het belletje bovenaan de deur. Daar kwam mevrouw Pastoor binnen en die bestelde twee wel heel erg specifieke gehaktballen.
“Ze mogen niet groter dan mijn ogen zijn, misschien een heel klein beetje dan.”
“Dat worden dan wel heel kleine balletjes mevrouw Pastoor.”
Hierop wendde ze opzichtig haar blik af en staarde naar de kerk buiten op het plein.
“Dat is dan nog geeneens een ons. Inpakken?”
“Alstublieft jaja. Mag ik ze nog eerst even zien? … Mm jaja, ik denk dat ze zo goed zijn. Inpakken nu. In een bakje graag en dank u wel.”
De Raaf keek haar na, toen ze de slagerij uit liep en wist één ding heel erg zeker; “van dat mens kan ik geen hoogte krijgen, niet te peilen.”
Maar het werk zat er nu wel op en hij sloot af. Het was even na vijven, dat ie besloot om voor het avondeten nog langs het politiebureau te lopen. De mannen zouden er zeker nog tot zes uur zitten. Hij was reuze benieuwd of er al vorderingen gemaakt waren in het onderzoek. Zelf had hij weinig anders kunnen vinden als befaamd patholoog zonder papieren dan de doodsoorzaak. Deze bleek hartstilstand wegens gebrek aan doorbloeding. Het was geen sinecure gebleken. De helft van de snijtijd had ie met tranen in zijn ogen gestaan naast het lijk van meneer Pastoor. De opmerkelijke afwezigheid van bloed deed hem nog meer huilen. De moordenaar had meneer Pastoor gewoon dood laten bloeden. Desondanks was ie professional genoeg geweest en had zijn rapport zonder verdere aanknopingspunten gisteren al ingeleverd op het buro.
“En? Wat hebben jullie voor nieuws? En ja lekker Rinus.”
Terwijl Rinus een bekertje koffie voor de Raaf zette, schudde Hollestelle het hoofd.
“We zijn geen sikkepit verder gekomen de Raaf. En dat zit mij geenszins lekker!”
“Dank je Rinus. Ik denk dat niemand dit lekker zit.”
“Continu heb ik het idee dat ik iets mis”, sprak Rinus nog meer teleurgesteld dan zijn Chef. “Ik blijf erbij, dat dit een bijzonder bewuste moord is.”
“En een zeer walgelijke bovendien. Wie doet nu zoiets? Ik heb wel eens gelezen over ene Bobbit. Jaren geleden. Dat mens had het euvele lef gehad de penis van haar partner af te hakken. Maar die heeft het wel overleefd.”
Rinus zat meteen aan de Google.
“Allemachtig!”, slaakte hij een zucht van zeker geen opluchting, eerder van trieste herkenning. “Dit willen jullie niet geloven”, en hij draaide het scherm om. En daar zagen de mannen het meteen.
“Die incisie is net zoals die bij meneer Pastoor?!”
“Enige verschil is dat meneer Pastoor een heel stuk groter was geschapen. Maar voor de rest? Vrijwel identiek!”
“Chef”, begon Rinus te contempleren, “wat als de moordenaar hier een vrouw was?”
“Verdulleme Rinus, daar had ik geeneens aan gedacht?”
Diep van binnen beet hij de rest van zijn gedachte af. Dat hij die mogelijkheid onbewust al had geëlimineerd, deed hem pijn. Het confronteerde hem met zijn leeftijd. Dit zou hem vroeger namelijk nooit zijn overkomen.
Onbewust van die gedachtengang sloeg de Raaf zichzelf voor de kop.
“Rinus zou best wel eens gelijk kunnen hebben. Een vrouw ja. Het zou zeker kunnen Rinus. Ik ging er gewoon klakkeloos vanuit dat het een kerel zou zijn.”
Gerustgesteld hierdoor zei Hollestelle; “dat kan het nog steeds natuurlijk. Maar afgaande op die Bobbit, is een vrouw zeer wel plausibel.”
“Maar dan wel eentje met een enorme penisnijd. Hoe is het verder met die Bobbit afgelopen Rinus?”
“Eens even, … ja hier; een chirurg heeft hem er weer aangenaaid. En … nu ja zeg? Die Bobbit heeft zelfs daarna nog een vieze film gemaakt?”
Hè? Hoe dan?”
“Nou kennelijk was de operatie succesvol want die film … nou ja zeg? Die film heet ‘Uncut’?”
“Zelfs al hadden we meneer Pastoor kunnen redden. Dat zou hij dan nooit doen! Neen, hier eindigt iedere overeenkomst Rinus. Klap dat scherm maar dicht.”
“Okay”, sprong Rinus op en liep naar het schoolbord, waar hij een krijtje uit de goot pakte. “Wie zouden er mogelijkerwijs in aanmerking kunnen komen? Laten we beginnen met de vrouwen.”
“Puik idee Rinus”, nam de Raaf een slokje van zijn koffie. “Iets in mij zegt dat hier de lijst met potentiële daders wel eens een stuk kleiner zou kunnen worden.”
“Misschien de Raaf, maar laten we alsjeblief open blijven staan voor alles. Maar inderdaad het kan geen kwaad denk ik om met mogelijk verdachte dames te beginnen. Zo hebben we toch niks. Okay. Wie mannen? Juffrouw Jannie?”
“Chef! Hoe kunt U? Juffrouw Jannie zou nog geen vlieg kwaad doen!”
“Sorry Kamiel, maar hier sta ik dus wel naast Rinus hoor. Juffrouw Jannie is inderdaad uitgesloten.”
“We moeten toch alle opties open houden?”
“Dan denken we aan haar, maar ik schrijf haar niet op het bord Chef. Niet in geen honderd jaar.”
Verbaasd keek Hollestelle zijn adjudant aan. Het was de eerste keer dat hij zo sterk tegen hem inging.
“Rinus”, begon hij rustig, maar aan de buitenkant liep ie wel een beetje rood aan. “Als ik zeg alle opties openhouden, dan bedoel ik ook alle opties!”
“Sorrie Chef, excuus Chef”, en in piepkleine lettertjes schreef Rinus ‘Juffrouw Jannie’ op het schoolbord.
“Ik blijf erbij dat het belachelijk is. Juffrouw Jannie Kamiel? Serieus? Juffrouw Jannie van de Jamin? Die zie jij meneer Pastoor molesteren en hem zo in twee delen begraven? Waarvan we allemaal die nog wapperend in de wind op ons netvlies hebben staan? Man, de Jamin heeft geeneens de Playboy in de schappen, omdat Jannie dat …”
“Ja nu weet ik het wel de Raaf! Ik begrijp dat we hier allemaal erg emotioneel onder zijn. Deze moord is niet niks. Maar we moeten wel professional blijven. Ieder mens is in staat tot de meest rare zaken. Zoveel hebben we toch wel geleerd in de afgelopen jaren?”
“Ja Kamiel, dat begrijp ik. Maar Juffrouw Jannie? Ach, de schat, ze moest eens weten.”
“Zolang wij het maar weten, dat is al dat telt. Wie verder?”
Na twee verdere kopjes koffie waren ze nog geen steek verder gekomen. En zelfs Hollestelle keek nu raar naar het schoolbord. Hij dacht even heel diep na en zei toen; “Rinus, veeg Jannie van het bord.”
“Chef?”
“Veeg Jannie van het bord! Jullie hebben gelijk. Ik kijk er nu al een poosje naar. Maar niets in mij zegt, dat Juffrouw Jannie hier verdachte zou kunnen zijn. Zelfs niet nu ze daar zo op het schoolbord staat. We moeten uiteindelijk wel op ons politionele instinct blijven vertrouwen.”
“Okay dan elimineren we nu Jannie. Wat houden we dan nog over?”, vroeg de Raaf. Meer uit frustratie dat ze vast leken te zitten dan wat anders.
“Ga maar weer zitten Rinus, Vandaag gaat het hem niet worden ben ik bang. Of nee, blijf maar staan. Nog één kopje koffie heren?”
“Lekker!”
En ze vervielen in de koetjes en de kalfjes van het dagelijkse leven.
“Was zeker wel weer druk vandaag de Raaf”, vroeg Hollestelle doelend op gehaktdag.
“Ontzettend ja, maar weet je wie net voor sluitingstijd binnen kwam? Je raadt het … POTVERDIKKIE!”
“Wat is het de Raaf?”
De Raaf had nog even tijd nodig om van zijn plotseling opgekomen ongeloof af te stappen. Want zou het werkelijk?
Na enige tijd herpakte hij zich en zei bijna fluisterend; “Ik denk dat ik een mogelijke verdachte heb voor op het schoolbord.”
“Hè? Wie dan?”
“Denk er nu pas aan. Sorrie, maar mevrouw Pastoor?”, sprak de Raaf meer vragenderwijs. Indirect, besefte hij volledig, maakte hij daarmee wel de kerk verdacht. Maar zo’n reactie als bij Juffrouw Jannie bleef gek genoeg uit. Hij zag de mannen denken en wilde bijna gaan zeggen, dat ie het niet zo bedoelde. Misschien was zijn inbreng wel heel wat erger dan het noemen van Juffrouw Jannie? De kerk was en bleef erg gevoelig, dat wist hij terdege. Het was Hollestelle, die hem plotseling ernstig aan begon te kijken en hij zei nog: “toe Kamiel, het was een grapje? Okay een heel fout grapje dan?”
“Was het een grapje de Raaf, dat ze net voor sluitingstijd binnen kwam? Of was het een grapje; dat je haar als verdachte op het schoolbord wilt zien?”
“Ja Chef, ik voelde het ook meteen toen de Raaf het zei.”
En ook Rinus begon hem nu wel heel erg vaag betekenend aan te staren.
“Wat? Wat voelen jullie? Toe nou mannen, ik maakte maar een grapje hoor. Ik zou toch nooit …”
“Mevrouw Pastoor is geen meneer Pastoor”, onderbrak Hollestelle hem. “Je was er toch zelf bij, hoe ze Rinus toesprak? Toen al voelde ik iets.”
“Wat voelde je dan?”
“Instinct de Raaf. Politioneel instinct. Rinus? Zet Mevrouw Pastoor op het bord en snel een beetje!”
Deze keer schreef Rinus met hele grote letters ‘Mevrouw Pastoor’ op het schoolbord. Hoe langer ze ernaar keken, des te meer logisch kwam het over.
“De Raaf, kwam ze voor gehakt?”
“Ja, maar geen dat een onsje meer mocht zijn, eerder minder. Ik moest twee kleine balletjes van niks maken, die ze in een bakje heeft meegenomen.”
“Het liefst zou ik nu de Pastorie binnenstormen Chef! Ik weet het niet hoor. Maar iets er niet pluis.”
“Rustig Rinus. Dat ze van kleine balletjes gehakt houdt, is niet zo heel raar. Ik heb ooit eens Indisch gegeten. En daar hadden ze van die hele kleine gehaktballetjes. Heel klein maar heel heet. Maar inderdaad, iets is er niet pluis. Dat voel ik nu ze op het schoolbord staat nog sterker. Laat ik dan dit zeggen; ze zou hoe dan ook een mogelijke verdachte kunnen zijn.”
“Pfoeh. Dus jullie zijn niet boos op mij?”
“De Raaf, hou op daarmee. Daar kennen we elkaar al te lang voor.”
“Wat Chef zegt de Raaf”, gaf Rinus hem een knipoog.
“Okay, maar ze is door de Hoge Hand zelf aangesteld. Hoe gaan we dat dan aanpakken?”
“Uiterst voorzichtig de Raaf”, zei Hollestelle, “maar zo ware mij Hem almachtig; als ze er maar iets mee te maken heeft, pakken we haar genadeloos op! Dat zijn we verplicht aan hem maar ook juist aan Hem.”
“Je hebt gelijk. Voor nu lijkt het me toch beter, dat we haar van het bord wissen. Stel je voor dat iemand het ziet?”
“Nee, ze blijft op het bord.”
Hollestelle draaide zich om en reikte naar de knop van het elektrische rolluik naast de vensterbank. Nadat het luik volledig gesloten was, draaide hij de bedieningsknop van de elektriciteitsdoos en deed deze in de onderste bureaula.
“Zo, nu kan niemand ons onderzoek storen, ook niet per ongeluk. Dus, Rinus?”
“Ja Chef, natuurlijk, onmiddellijk Chef.”
Rinus sprong op en liep naar de tussendeur, die hij op de dubbele knip zette. Eentje van boven en eentje van onder.
Hier hadden ze jarenlang iedere maand hard op getraind. Zoals bij iedere training deden ze dat in de volle wetenschap; dat het nooit nodig zou zijn. Maar nu het zover was, deden ze het dankzij die jarenlange training automatisch als op routine.
Daarna klapte Rinus het linkerdeel van het schoolbord naar binnen en de Raaf zei hooglijk verbaasd: “nou moe zeg, nooit geweten dat daar een kluis zat?”
Rinus legde zijn oor tegen het gepantserde staal en begon zachtjes te draaien aan de chroom geribbelde draaiknop in het midden. De kluis klikte open en Rinus haalde er een rode map uit. Daarna sloot hij de kluis weer en liet deze weer achter het schoolbord verdwijnen.
“Wat is dat?”, vroeg de Raaf.
“Dit is een strikt protocol waaraan wij ons nu moeten houden de Raaf.”
“Daar hebben Rinus en ikzelf jarenlang aan gewerkt de Raaf. Uiteindelijk is ons protocol landelijk ingevoerd. Gelukkig heeft niemand die nog ooit hoeven te gebruiken. Helaas tot nu dus.”
“Luister mee de Raaf”, en Rinus begon voor te lezen.
“Vanaf nu is het buro officieel in een Lockdown. Meer precies te weten, gaat het hier om het politieburo van Serooskerke en omstreken. Wij dus de Raaf, wij zijn in officiële Lockdown.”
“Okay, maar wat …”
“Ssst de Raaf! Luister naar Rinus.”
“Dank U chef. Iedereen, buiten de aanwezige personen op het moment dat de Lockdown in werking is gesteld, is het per direct verboden dit buro te betreden. Dit om alle, herhaal alle, voor de hand liggende redenen. Ieder bezoek, zelfs al is het de Koning, dient vanaf nu in de hal te worden afgehandeld. Liefst onder de carport buiten, in de hal mag ook, maar dan nog net. Doch louter en alleen, dit is cruciaal, nadat iemand van de aanwezige personen beide knippen op de tussendeur heeft gezet. Dit houdt automatisch in dat het buro, per direct nogmaals en dus vanaf nu, 24/7 bezetting vereist van tenminste twee personen. Hiervan dient minstens één een beëdigd ambtenaar te betreffen van de uitvoerende en handhavende macht. Protocollair opgetekend en als zodanig ingediend bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid d.d. den tweede Julij in het jaar 2010. Goedkeuring met postiljonstempel ontvangen d.d. den derde April in het jaar 2012. Dat was het de Raaf. Dit is het protocol dat nu geldt.”
“Dit klinkt wel heel erg officieel.”
“Dat is het ook de Raaf. Niet alleen moeten wij de moord op meneer Pastoor op zien te lossen. Maar zoals het er nu naar uitziet, zullen we het ook nog eens tegen de kerk in moeten doen. Uiterste geheimhouding hoor je? Uiterste geheimhouding!”
Daar was de Raaf ondanks zijn wereldse inslag, best wel een beetje beduusd van. Want hij was het zelf geweest, die mevrouw Pastoor geopperd had. Het besef dat hij hier ook ongetwijfeld tegen de kerk in zou moeten gaan handelen, deed hem op zich niet zo heel veel. Maar dat deed de macht van de Kerk wel. Die macht vreesde hij wel degelijk.
Om de opgelopen spanning een beetje te breken, schamperde hij: “we lijken zo net Kievit wel.”
Zo ergens na de avondmaaltijd keek mevrouw Pastoor tevreden naar haar werk. Het was bijna af. Maar nu kon ze al duidelijk dankzij de gehaktballetjes zien, dat het aardig vorderde. Ze keek naar de agenda op de koelkast en zette een rood kruis door de dag van vandaag. Na enig bladeren zette ze haar vinger op de elfde van november. Met beide handen telde ze meerdere vingers meerdere keren en sprak daarna zachtjes; “dank U Heer dat U mij ampel tijd heeft gegeven voor deze Goddelijke opdracht. In Uw naam zal ik slagen en slagen zal ik. Amen.”