
Nieuwe moord in Oudelande Hoofdstuk VI Gozer
Hoofdstuk VI Gozer
Soepel rolde Lonnie af en futselde de mobiele telefoon uit de kontzak van Molly, die nog steeds op half zeven hing. Hij drukte wat nummers in en zei na het tot stand gebrachte contact heel enthousiast; “hé Gooh-zeuuuurrrrr!”
“Wel gvd! Gozeuurrrrr?”
“Ja Gozer. Ik ben het, Lonnie.”
“Sjesus Lon! Leef jij nog?”
“Als nooit tevoren Gozer. Zeg, heb jij je contacten nog?”
“Welluke bedoel je?”
“Die van de drrrruggggggs natuurlijk.”
“Niet over deze lijn Lon! Sprak Gozer vermanend. Check je sms, bel dat nummer over een publieke telefoon om exact twaalf uur vandaag”, waarna Gozer abrupt de verbinding verbrak.
Boos gooide Gozer de telefoon neer.
“Ik heet DoubleG Lon! Gozer bestaat al een tijd niet meer! En jij eruit!”, schopte hij een nietsvermoedend scharreltje zijn bed uit. Geschrokken vroeg het scharreltje; “gaan we niet samen ontbijten DoubleG?”
“Jij ook al?! Wie denk je wel dat je bent? Mevrouw Gozer of zo? Nou, dan heb je het goed mis meid. En nou oppleuren! Voordat ik je eruit slaat.”
Nadat de deur in het slot viel, zakte Gozer diep in zijn kalfslederen zetel op gouden leeuwenpootjes. Gozer was even van slag door het onverwachte telefoontje van Lonnie. Lonnie en Gozer waren samen opgegroeid en waren in hun jonge jaren de schrik van hun wijk geweest. Samen konden ze de hele wereld aan.
“Trouw Lonnie! We hebben mekaar eeuwige trouw gezworen!”, galmde Gozer door de lege slaapkamer. “En toen heb je me genaaid! Twee ton Lonnie! Ik krijg nog ruim twee ton van je! En toen je me terug zou betalen, ben je gvd met de noorderzon vertrokken! Jij vuile… bah!”
Boos stond Gozer op en liep de enorme walk-in shower binnen met riant uitzicht over de Maas. Nadat Lonnie Gozer met twee ton schuld had laten zitten, had ie nooit meer wat van zich laten horen. Gozer is er zowat een heel jaar kapot van geweest en toen werd Gozer vreselijk boos. In no time had Gozer zich tot de top van de penoze opgewerkt. En al snel had ie die hele top weggewerkt en zat Gozer nu alleen op de misdaadtroon. Nog geen jaar geleden hoorde ie van een betrouwbaar contact van over de plas; dat Lonnie zelfmoord had gepleegd. Hij was in de Hudson gesprongen, zo ging het verhaal. Die enorme last uit het verleden was met de dood van Lonnie volledig van Gozer afgegleden. Gozer was niet langer boos en ontwikkelde zich tot een kalme en koel berekenende topcrimineel van formaat. Om zijn zelf verdiende promotie te vieren, had ie zijn naam in zijn initialen veranderd. En nou stond Gozer in de gehele onderwereld bekend als DoubleG. Oude bekenden echter spraken hem nog steeds aan met Gozer. Dat heeft ie maar gelaten, hij was toch niet boos meer. Maar nu? Nu bleek de reden van zijn jarenlange boosheid hem doodleuk wakker te bellen, alsof niets was gebeurd?!
“Dat is toch niet te ge-lofe!”, sloeg Gozer een flinke ster in de gazen afscheidingswand van zijn penthouse aan de Maas.
“Wie was dat Lon?”
“Dat was Gozer, een ouwe maat van me. Want volgens mij hebben wij hier op een fortuin gelegen Molly. En als er iemand is, die weet hoe die shit te moven; dan is het Gozer wel. Ik moet hem alleen wel om precies twaalf uur bellen vanuit een openbare telefooncel. Heb jij hier in dit dorp een telefooncel gezien?”
“Nee. Maar als iemand je toegang kan verlenen tot een openbare telefoon, dan moet het Jannie zijn.”
“Jannie? Wie is Jannie?”
“Jannie van de Spar Lon, de kassadame van de Spar. Ze is heel aardig en heeft me zelfs boodschapjes op de pof laten doen.”
“Verder nog andere winkels gezien in dat dorp?”
“Nee Lon, de Spar is de enige winkel van het dorp. Verder is er eigenlijk niks en zeker geen publieke telefooncel.”
“Waar kan ik die Spar vinden?”
“Naast de grote kerk Lon, kan niet missen.”
Lonnie keek op zijn horloge en zei: “we hebben nog even.”
Molly rolde met haar ogen en zei schalks: “niet alweer hè Lon?”
“Hè? Nee joh, dat bedoel ik niet. Kom, help even mee”, en Lonnie liep de loods in. Haar broek toeknopende kwam Molly achter hem aan geschuifeld en vroeg waarmee ze dan moest helpen.
“Er liggen hier vier grote balen Kook. Als ik het goed heb, hoeven we nooit meer om geld verlegen te zitten. Ik heb Gozer nodig om dat poeder te gelde te maken. Maar hij hoeft nou ook weer niet te weten, hoeveel we eigenlijk echt hebben. Dus pak jij dat end, dan pak ik deze.”
“Waar gaan we die dingen dan laten Lon? Dit is niet iets dat je zomaar even weg kan toveren.”
“In de bosjes aan de overkant. Die zijn dicht genoeg om niet zomaar ontdekt te worden. Voor nu moet dat voldoen. Meer tijd hebben we eenvoudigweg niet. En één, twee, drie!”, gaf Lonnie een ruk aan de eerste baal.
Het was al na half twaalf, toen Molly met allerlei takjes de drie grote witte balen goed genoeg wist te camoufleren en Lonnie richting het dorp vertrok.
Gozer trok zijn favoriete zijden bloes aan met matching diamanten manchetten. Van de kapstok pakte hij zijn zwarte leren jas met ingenaaid holster voor zijn beretta. En uit het laatje van het halkastje toevallig een Prada-zonnebril met Ferrari-autosleutels. Toevallig, want de kans was net zo groot; dat ie met een stel exclusieve Ray-Bans en Lamborghini-sleutels de deur uit was gegaan. Toen hij in de hal wachtte op de lift, nam hij nog eens goed de tijd om zijn strak achterover gekamde en plat geplette haardracht met stevige gel uit de bouw in de grote wandspiegel te bewonderen. Hij maakte het topje van zijn rechter wijsvinger nat met enig speeksel en drukte een weerbarstige haar strak terug in het gelid achter zijn oor. Tevreden over deze geslaagde finishing touch, gingen de liftdeuren open en Gozer mompelde binnensmonds; “time to rock and roll Lon.”
Aan de overkant stond nog steeds één van de weinige openbare telefooncellen, die de stad nog rijk was. En niet één, maar gewoon drie naast elkaar. Het was direct aan Gozer te danken, dat deze in volle glorie zijn hersteld en tiptop worden onderhouden. Vanuit die cellen regelde Gozer al zijn zaken, dus ook vandaag die van Lonnie. Zoals altijd waren de cellen leeg en ging hij bij de verst gelegen cel staan. Daar haalde hij een tandenstoker uit zijn binnenzak en ging verveeld kauwend staan wachten op twaalf uur.
Waarmee kan de Spar U van dienst zijn?”, observeerde Jannie spiedend alweer een vreemdeling, die zojuist de Spar was binnen komen lopen. Onmiddellijk maakte ze de link met die dame van gister en vroeg of hij van de verse bolussen had genoten.
“Oh ja. Die was overheerlijk, Jannie is het toch?”
“Jannie van de Spar ja en jij bent?”
“Lonnie”, stak Lonnie zijn hand uit; dat ie dus net zo goed niet had hoeven doen. “Ja, ik dacht ik kom me even voorstellen en om je vriendelijk te vragen of je ons tot het einde van de week uitstel van betaling wil geven. We zijn hier net komen wonen en vrijdag kunnen we weer bij ons geld. Ik begrijp dat het zeer ongebruikelijk is, maar …”
“Stop Lonnie!”, gebaarde Jannie resoluut met een strakke beweging van haar hand. “Uitstel van betaling daar doet de Spar niet aan. Als je echter een betalingsregeling wilt, dan moet je dit formulier invullen. En wel naar waarheid, ik zie namelijk meteen of je gelogen hebt of niet.”
Lonnie kreeg een A4-tje onder z’n neus geschoven, waar ie twee dingen in moest vullen. In het eerste vakje zijn naam en in het tweede, grotere vakje, een geheim.
“Is dit serieus?”, keek Lonnie Jannie aan, die echter geen spier vertrok.
“Mijn geheimhouding is absoluut. Vraag maar aan Jan de Jonghe. Het is heel simpel; geen geheim dan geen krediet. Daar is de Spar heel strikt in.”
Weifelend vulde Lonnie zijn naam in en toen moest ie heel lang nadenken. Hij keek naar het netje met verse bolussen en opeens daagde hem de zo vurig gewenste escape. In het grotere vakje beschreef hij; wat er met die verse bolus van gisteren was gebeurd.
Jannie las aandachtig zijn geheim en omcirkelde met Bic-pen uit haar knotje een woord. Daarna keek ze Lonnie diep in de ogen en vroeg indringend; “is het echt waar Lonnie van Molly; dat jij een verse bolus van de Spar in de bilnaad van je vrouw hebt geduwd?”
Lonnie stak twee vingers de lucht in en zei formeel: “zo waarlijk helpe mij God almachtig.”
Zonder te knipperen bleef Jannie hem aankijken, waarna ze het formulier opvouwde en zei: “ik geloof je. Wat kan de Spar vandaag voor je betekenen?”
Na de bolussen met cola vroeg Lonnie of de Spar ook een telefoon had.
“Waarom?”
“Ik moet dringend iemand bellen en heb nog vijf minuten.”
“Zie jij hier ergens een telefoon?”
“Nee, maar ik dacht dat een beetje Spar toch wel die service aan trouwe klanten zou kunnen verlenen?”
Spottend keek Jannie hem aan en zei: “dit is niet zomaar een Spar. Natuurlijk heeft de Spar een telefoon. Maar dat kost je wel honderd Euro per gesprek.”
“Honderd?”
“De lijn staat borg voor absolute geheimhouding. Het is graag of niet”, en vliegensvlug sloeg Jannie haar kassa aan en bleef even met haar hand in de aanslag boven het toetsenbord zweven.
“Ik heb niet de hele dag de tijd Lonnie. Wil je nou bellen of niet?”
“Goed dan. Ja, ik wil een telefoontje plegen.”
Jannie vervolgde haar aanslag en controleerde minutieus de bon. Na haar welbevinden overhandigde ze Lonnie zijn exemplaar. Ze draaide een tweede voor haar boezem uit, die ze er veilig in opborg. Vervolgens wees ze naar de kerk en zei: “achterin de kerk staat een apart biechthokje, apart van de rest. Daar kun je veilig bellen.”
Snel wandelde Lonnie naar de kerk en achterin stond inderdaad een heel oud biechthokje, waar het zwaar rook naar bijenwas. Hij deed het deurtje van binnen op het haakje en ging zitten. Hij pakte de hoorn van de haak en belde het nummer dat Gozer hem per sms had doen toekomen.
“Met DoubleG”, hoorde Lonnie aan de andere kant van de lijn.
“Gozer?”
Gozer zuchtte zwaar. Had hij niet heel duidelijk opgenomen met DoubleG? Snel besloot hij er verder geen woorden aan vuil te maken en zei: “ja dat klopt.”
“Zeg Gozer, ik zit hier op een partij Kook waar je U tegen zegt. En nou dacht ik zo; misschien kan Gozer me helpen die shit te moven?”
“Hoe groot is die shit dan?”
“Formaat flinke boedelbak Gozer. En 100% pure shit kan ik je uit eigen ervaring melden.”
“Je bedoelt onversneden?”
“Ja Gozer, 100% puur ik zweer het je.”
“Okay, je hebt mijn interesse. Waar ergens zit je op die shit?”
“In een oude loods in Oudelande. Dat ligt in Zeeland op dat eiland van Vlissingen.”
“Je weet heel zeker dat je die shit wilt moven en dat het echt onversneden is?”
“Gozer! Hé! Je spreekt met Lonnie-boy! En als Lonnie-boy zegt dat het pure shit is, dan is het pure shit!”
“Okay. Ik kan over een uurtje bij je zijn. Route?”
“Als je het dorp binnen wil komen, moet je bij de rotonde zonder verkeersborden driekwart rond. Tenminste als je vanuit Brabant komt.”
“Ik kom over de dam. Dus dan een kwart rond neem ik aan?”
“Ja vanuit die richting is het een kwart ja. Dan even verderop, na de bosjes, zie je een oude spoorlijn. Die moet je dan volgen tot de loods. Ik wacht daar op je okay?”
Maar Gozer had de hoorn er al op gegooid. Hij liep de ondergrondse garage in en kwam er even later met een knalrode Ferrari cabrio uitrijden.
Op het bureau van Serooskerke heerste een bedompte stemming. Tenminste Hollestelle zat niet te genieten achter het bureau en wilde zelfs geen vers bekertje koffie uit de automaat.
“Het is toch nog niet zeker Chef? Het zou zo maar kunnen, dat ze het niet zijn geweest.”
De telefoon ging en Rinus nam op.
“Ja daar spreekt U mee … U bent loods zegt U? En U hoorde na het afmeren wat? … En staat die container er nog? … Opengebroken zegt U? …En waar komt dat schip vandaan? … Oh jee… Nee nee, U heeft er wel degelijk goed aan gedaan. Ik begrijp van U, dat de lading na lossen gewoon klopte toch? … Dan maak ik er een officiële melding van … Dat houdt in, dat we Uw melding registreren zodat het altijd terug gevonden kan worden bij een mogelijk toekomstig onderzoek indien nodig … Rest mij nog U hartelijk te bedanken voor Uw alertheid, zonder oplettende burgers kunnen wij namelijk ook weinig … Insgelijks ja, goedendag.”
Hollestelle keek zijn adjudant vragend aan.
“Dat was de loods van Vlissingen Chef. Hij heeft het lang voor zich gehouden, maar vandaag heeft ie toch de knoop doorgehakt. Hij dacht eerst namelijk dat het niks was.”
“Wat dacht hij dat niks was dan?”
“Na het afmeren liep hij over de loopplank en hoorde geplop.”
“Geplop?”
“Ja, geplop Chef. En vandaag kwam ie weer langs het terrein en zag hij dat een container open stond. In de container lagen twee rollen van bubbeltjesfolie met …, met menselijke afval zal ik maar zeggen. Voor het havenpersoneel een duidelijk teken dat er verstekelingen in die container zaten.”
“Laat me raden. Dat containerschip kwam uit New York?”
“Sorrie Chef, ja.”
Hollestelle sloeg met zijn vlakke hand op het bureau en zei: “genoeg is genoeg Rinus! Dat stel rapaille is terug op ons eiland. En het is aan ons ze te vinden voor ze verder kwaad kunnen.”
“Ik ben blij dat U weer de oude lijkt Chef.”
“Mijn excuses Rinus, ik had die lui volledig geblokt. Het kwam harder aan dan ik had verwacht, dat geef ik toe. Maar nu ze er toch zijn; is het aan ons, om ze voor eens en altijd duidelijk te maken dat mensen die niet deugen hier geen plaats hebben!”
“Helemaal mee eens Chef! Waar gaan we beginnen?”
“Ik denk dat we Jannie van de Spar eens met een bezoekje moeten verblijden. Als er iemand alle geheimen hier kent, dan is het Jannie van de Spar wel.”
“Dat is een taaie tante hoor Chef.”
“Rinus, ik verwacht weinig. Ik wil alleen maar zien, of ze voor ‘ons’ wat te verbergen heeft. En geloof me, daar komen we snel genoeg achter.”
Hollestelle stond op en gooide het sleuteltje van het smartje over het bureau en zei: “jij rijdt!”
“Oh nee hè? Zullen we de Raaf dan ophalen?”, probeerde Rinus nog hoopvol.
“Nee. Die is in de koelcel bezig om de lijken formeel af te ronden. Kom op Rinus, het ging de vorige keer toch best goed?”
Heftig schokkend kroop even later het politiesmartje de dijk op. Eenmaal boven schokte het smartje net zo hard verder en Hollestelle spoorde zijn adjudant aan tot meer vaart.
Op de provinciale weg ging het allengs beter, hoewel Rinus wel heel ruim onder de maximumsnelheid bleef.
“Komaan Rinus, geef eens een dotje gas erbij.”
“We gaan hard genoeg Chef.”
Een kleine discussie ontstond in het nog kleinere autootje, dat plotseling door een brullende Ferrari werd ingehaald. Rinus schrok zo van die dekselse inhaalmanoeuvre, dat hij het smartje schuin de berm in stuurde. Geschrokken doch niet geheel uit het veld geslagen pakte Rinus zijn blocnote uit zijn binnenzak en noteerde het kenteken; ‘GG’.
Ook Hollestelle was zich een hoedje geschrokken van dat racende monster en belde terstond naar de verkeerspolitie.
“Ja met Hollestelle, Hoofdcommissaris van Serooskerke en verre omstreken. Kan jij voor mij een kenteken natrekken? Het is twee maal G. Verder niks nee, gewoon twee keer G. ... Okay, verbindt me dan maar door ja.”
Hierop volgde een uitgebreid gesprek, gedurende welke de ogen van de commissaris steeds groter werden. Aan het einde van het gesprek leken ze zowat uit de kassen te rollen, waarop Rinus bezorgd informeerde of alles wel in orde was met Chef.
“De rapen zijn gaar Rinus! Ik had al zo’n vermoeden, toen die twee weer uit het onderzoek opdoken. Het kenteken dubbel G staat op naam van DoubleG! ‘De’ Kingpin van vandaag de dag. De ongekroonde koning van de Nederlandse onderwereld. Een notoire drugshandelaar die niet schroomt alles en iedereen die hem in de weg staat met geweld op te ruimen.”
Snel drukte Rinus weer het gaspedaal in en hoewel ze de Ferrari zo natuurlijk nooit meer konden inhalen, zou hij toch zijn verdomde best doen.
“Ik had ook op m’n fiets moeten gaan, dan had ik ‘m al lang te pakken gehad.”
“Niet zonder goede back-up Rinus. DoubleG staat genoteerd als extreem vuurwapengevaarlijk! Dit is een hele zware jongen Rinus en die reed ons net voorbij!”
“DoubleG Chef? Dat is toch geen echt Hollandse naam?”
“Nee Rinus, maar DoubleG staat dan ook voor zijn initialen.”
“En hoe luidt zijn echte naam dan?”
“DoubleG staat voor Gozer Rinus, voor Gozer Gladjanus”, waarop Rinus zowaar het gaspedaaltje bijna door de bodem heen probeerde te trappen.