Waargezegde Moord in ’s Gravenpolder Hoofdstuk VI: Bedlegerige hypnose
Hoofdstuk VI Bedlegerige hypnose
In de namiddag kwam een match binnen. Het oude lijk heette Johanna de Visser, geboren te Ovezande en sinds kort woonachtig aan de Egelantierstraat te ’s Gravenpolder; waar ze begeleid woonde.
“Ze was 84 Chef.”
“Dan zou het zomaar kunnen zijn, dat de Raaf op een natuurlijke doodsoorzaak gaat stuiten. Hoewel dat dekzeil me toch dwars blijft zitten.”
“Mij ook Chef. Waar blijft ie eigenlijk? Hij had nou toch al lang terug moeten zijn?”
“Ik vind het ook lang …”
Op dat moment ging de telefoon en Rinus nam op.
“Ja daar spreekt U mee. Of we wie kennen? Ja! We zitten net op hem te wachten … wat zegt U?!”
Rinus legde overstuur de telefoon neer. Daar ie niet op speaker stond, kon Hollestlelle niet wachten op de verklaring; waarom Rinus met tranen in z’n ogen tegenover hem zat.
“Wat is er in hemelsnaam aan de hand Rinus?”
“Het is de Raaf Chef. Hij ligt in het Admiraal de Ruyter. Hij heeft een ernstig verkeersongeval gehad en …”
“Vertel me de rest onderweg. We moeten er onmiddellijk naar toe!”, sprong Hollestelle op en ze renden naar de slagerij om daar the Raven te nemen.
“Hij ligt nu onder het mes Chef. Ze vrezen het ergste!”
Even later renden ze het ziekenhuis binnen, waar ze werden opgevangen door een vriendelijke nachtzuster. Ze konden plaatsnemen in de wachtruimte en zouden zo spoedig mogelijk op de hoogte worden gebracht, zodra er nieuws uit de OK kwam. Verdoofd zaten ze naast het koffieapparaat, waar ze geeneens naar taalden. De nachtzuster kwam dekentjes brengen en zei bemoedigend; dat ie in de beste handen was. De nacht duurde lang en op een gegeven moment waren hun duimen zo opgedraaid, dat ze in een hazenslaapje de zonsopgang van zondag misten.
De hervormde kerk van Yerseke zat zoals iedere zondag vol, toen meneer de Dominee achter het kansel plaats nam. Hij had zichtbaar moeite met het zoeken naar de juiste woorden en zag Dalisha al klaar staan voor haar gastpreek.
“Ik lees u voor uit Jakobus 1:5. Komt een van u wijsheid tekort? Vraag God erom en hij, die aan iedereen geeft, zonder voorbehoud en zonder verwijt, zal u wijsheid geven. Jakobus leert ons daarmee om onbevangen aan te kijken tegen alle schepselen van God. In plaats van een psalm derhalve, wens ik nu het woord te geven aan mejuffrouw van Warengem, om enkele stichtelijke woorden tot ons te richten … Mevrouw van Warengem?”
De kerkgemeenschap keek geïnteresseerd naar die onbekende dame, die zomaar achter het spreekgestoelte plaats nam. Dit was een hoogst ongewone gang van zondagse zaken en iedereen was benieuwd; naar wat die vreemde dame te vertellen had.
“Ik dank U wel voor Uw woorden meneer de Dominee en wil U meenemen naar de wondere wereld van Hem, die wij allen zo goed kennen.”
Er werd instemmend geknikt.
“Het is dan ook dankzij de Heer, dat ik U mag toepreken. Dus luistert U aandachtig naar mijn stem en alles gaat goed komen voor iedereen.”
De gemeente luisterde aandachtig en geboeid naar wat Dalisha te vertellen had. De enige die die boeien ook daadwerkelijk kon zien, was Dalisha zelf. Met iedere zin zag ze, dat die steeds strakker werden aangetrokken. Totdat ze met een voldane glimlach het kansel verliet en de gemeenschap in stil en vroom zwijgen achter zich liet. Na een poosje begonnen de kerkgangers druppelsgewijs de kerk te verlaten. Een ieder had, niemand uitgezonderd, een dermate zwaar gevoel over zich heen voelen komen; dat de kerk zelf geen optie meer leek. Geheel tegen hun aangeboren inborst in, liepen ze naar huis om daar naar een ander soort van verlossing te gaan zoeken. Alsof het de duvel zelf was, die er bij de kerkgangers thuis mee speelde, kwam iedereen uit op ene;
mevrouw Dalisha van Warengem
personal coach en waarzegster met eigen bol
De facebookpagina van Dalisha begon vol te lopen met vele verzoekjes om verlossing. Het duurde een tijdje voordat ze reageerde met; ‘ik heb het momenteel heel erg druk. Maar ik zal jullie allemaal gaan helpen. In de tussentijd ga lekker slapen, totdat je van me hoort. Ik zal dan alvast wat healing sturen, tot gauw.’
Van buiten zag het dorp er nog onveranderd uit en niemand zou kunnen vermoeden; dat zowat de voltallige bewoners deze zondag opeens bedlegerig werden.
De agenten werden wakker gemaakt door de nachtzuster, wiens dienst erop zat. Net op tijd om de chirurg op zijn tandvlees te kunnen zien aanlopen.
“Goedemorgen heren, ik heb goed nieuws en slecht nieuws.”
“Het goede dan eerst maar.”
“De heer de Raaf is weliswaar nog buiten bewustzijn, maar stabiel. U mag bij hem, hij ligt achter de tweede deur daar links. Ik geef hem goede kans, dat hij hiervan redelijk tot goed gaat herstellen. Hij had enkele inwendige bloedingen die we hebben kunnen stoppen. De rest was als een puzzel van 100.000 stukjes, maar ik denk dat we uiteindelijk tot een aardig resultaat zijn gekomen.”
“God zij dank”, sprak Rinus.
“U had het ook over slecht nieuws?”
“Eh ja, er mankeert een puzzelstukje. We hebben zijn navel niet meer kunnen redden.”
“Zijn navel?”
“Zijn grote teen zat er dusdanig diep ingeklemd, dat er een circulatieprobleem was ontstaan. Deze was dermate nijpend, dat we hebben moeten kiezen; de teen of de navel. We hebben voor het laatste gekozen. Als U mij nu wilt excuseren?”
“Ja natuurlijk dokter, dank U wel!”
“Gelukkig gaat het goed komen met hem Chef. Maar hoe heeft dat ongeluk kunnen gebeuren?”
“Als ie wakker wordt, zullen we hem dat gaan vragen Rinus. Kom.”
Ze namen plaats naast de Raaf die onder het verband, spalken en wat al niet meer zat. Rinus pakte een glossy van de vensterbank en Hollestelle ging zijn uiltje verder knappen in de stoel naast het bed.
Delta Dl 148 was voor schema geland en de passagiers waren al van boord gegaan. De koffers lagen klaar, toen ze bij de bagageclaim aankwamen. De douane stelde niks voor en even later zat Jack in de trein naar Vlissingen. Marylin was zeven maanden zwanger en had besloten thuis te blijven. Ze had hem wel naar Newark gereden, waar ze elkaar beloofden via de whatsapp contact te houden. Jack moest verplicht op cursus en had zijn superieur weten te overtuigen; om zijn kennis aan te scherpen bij de hoofdcommissaris van politiepost te Serooskerke. De naam ‘Hollestelle’ alleen al, gaf hem carte blanche. Maar of hij dan meteen kon informeren; of ze eventueel nog meer cursisten aannamen. Jack had er zin in de mannen weer persoonlijk te gaan zien. Natuurlijk hadden ze goed contact gehouden. Vooral die eerste maanden waren ze vrijwel dagelijks met elkaar aan het chatten. Ook Bill, die nou in Engeland woonde, zat daarbij. Alleen met hem leek het contact wat aan het verwateren. Dit kwam natuurlijk, daar hij weinig gemeen had met de dagelijkse werkzaamheden van agenten. Jack had nog wel minimaal wekelijks contact met de mannen uit Serooskerke. Hij kon niet wachten hun gezichten te zien. Want dat hij zou komen, was een verrassing en hij verwonderde zich over dat kaarsrecht verdeeld vlakke landschap, dat zich aan hem voorbij trok.
In Vlissingen nam hij de taxi en stond laat in de middag voor politiepost Serooskerke. Alles was potdicht en hij besloot wat rond te gaan wandelen in het dorpje. Hij had het adres van Hollestelle snel gevonden, maar ook daar werd niet opengedaan.
“Zoekt U Hollestelle?”, hoorde hij een vriendelijke stem uit een raam schuin boven hem.
“Oh. Ja hallo, ik ben Jack een goede vriend van de commissaris. Weet U soms waar ik hem kan vinden?”
“Hij is halsoverkop naar het ziekenhuis in Vlissingen gegaan. De slager heeft namelijk een zeer ernstig fietsongeluk gehad.”
Jack bedankte de buurvrouw en was geschrokken van haar boodschap. In de taxi terug naar Vlissingen hoopte hij maar; dat alles goed zou komen met de Raaf, die hij net zo was gaan waarderen als de hoofdcommissaris en zijn adjudant.
“Hoe is het met hem?”, stak Jack zijn hoofd door de deuropening en Rinus werd overmand door blijdschap.
“Jack?! Chef! Het is Jack! Kom binnen Jack, wat leuk! Wat een verrassing kerel!”
“Wel potverdrie”, schrok Hollestelle wakker, “wat gaan we nu krijgen? Jack? Wat brengt jou hier naartoe?”
“Verplichte cursus en toen ik de naam van de commissaris vermelde, moest ik vragen of jullie bereid zijn meer cursisten aan te nemen. Wat is het goed jullie weer te zien!”
De mannen moesten zich inhouden niet in elkaars armen te vallen en gaven elkaar een stevige handdruk en keken elkaar even diep in de ogen.
“Natuurlijk ben je welkom Jack. Maar volgens mij ben je al en uitstekende Inspecteur hoor”, grijnsde Hollestelle, toen Jack plaats nam naast het bed. Met een ernstig gezicht keek Jack naar de Raaf en vroeg hoe het met hem was.
“Ze hebben zijn navel niet kunnen redden. Maar hij leeft Goddank nog.”
“Hij zal herstellen volgens de dokter, dus …”
“Mijn navel?! Ik heb geen navel meer?”, mompelde de Raaf dodelijk vermoeid door alle medicijnen.
“De Raaf!”, sprongen de mannen weer op en gingen op de rand van het bed zitten. “Hoe voel je je?”
“Be-Roerd.”
“Wat is er in hemelsnaam gebeurd de Raaf?”
“Die mejuffrouw van Warengem … is niet goed … heb maar net kunnen ontsnappen … duivelsgebroed.”
“Je bedoelt dat zij je dit heeft aangedaan?”, vroeg Hollestelle in ongeloof.
“Nee … zelf gedaan … moest vluchten … anders dood geweest.”
“Mijn hemel de Raaf?! Wil je zeggen dat we met duistere krachten te maken hebben hier? Hier? Op ons eiland?!”
De Raaf werd te moe. Hij kon nog net knikken en net voordat hij weer weggleed, vroeg Rinus serieus dringend; “m’n fiets de Raaf, hoe is het met m’n fiets?”